Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
Boek en Film
| |
[pagina 171]
| |
veilig aan zijn voet op de met vette papieren besmeurde vloer, redde hem direct. De agent glimlachte zoals een schout naar nachtelijke speellieden eeuwen her, tikte aan de pet en verdween. De passage begint zeer mimetisch, maar gaat over in een minder onmiddellijke beschrijving. Hoe ziet zo'n schout eruit, en hoe glimlacht hij in deze situatie? De Wet en de goden gunden Borg z'n kroket. Het was de laatste van de automaat. Hij kreeg er eigenlijk nog meer honger door, maar ook dat was best. De twee slotzinnen van de passage brengen een heel bepaalde attitude van de verteller tegenover het personage aan het licht. Borg is maar een kleine man, wiens vergenoegde stemming in contrast wordt gezet met de onmiddellijke realiteit van het weer, de lokatie, de bevreemding die hij wekt en het armoedige bestaan dat hij eigenlijk leidt. Kennis genomen hebbend van dit perspectief, draai ik als lezer de film terug en verander wat details. Borg glimlacht verheven, maar ook bête, maar niet teveel, want daarvoor vind ik hem te aardig. Mijn camera blijft even stilstaan bij een goed zichtbare slijtage in de zoom van zijn pantalon. Ja, zo ziet hij eruit. Wat zou de filmer ervan maken? Hij kan natuurlijk geen concreet equivalent verzinnen voor Wet en goden, en het tonen van ‘de laatste kroket’ is hem, naar ik hoop, in het eerste jaar van de Filmacademie al definitief ontraden. Zou hij dan de laatste twee zinnen als vertellerscommentaar in de vorm van een voice-over gieten? Maar hoe zou die externe verteller dan eerder geïntroduceerd zijn? Of zou de filmer kiezen voor een visueel commentaar? De camera rijdt naar achteren en de etende Borg wordt een detail in een helverlichte ruimte die afsteekt tegen het donker van de straat (Pas op, maak er geen Hopper van, die ik niet bedoelde!). Maar het meest benieuwd ben ik naar de wijze waarop de details van de uitbeelding de grotere thema's voorbereiden. Kan de filmer hier al duidelijk maken dat Borg verknocht is aan muziek, aan zijn muziek en dat die verknochtheid in al zijn intensiteit geconcentreerd is in zijn verhouding tot zijn instrument? (‘veilig aan zijn voet’, et cetera, is mogelijk letterlijk over te nemen: een gewoontegebaar waarmee Borg het tegen zijn voet aanschuift). Dat zijn muziek staat voor een voorbije tijd? Dat die tijd op zijn beurt weer voor een belangrijk deel bestaat uit muziek en kunst? Dat meer realistische anderen, veelal vrouwen, pogingen doen om Borg te redden uit zijn nostalgische fixatie en dat Borg wel inziet dat zij gelijk hebben, maar dat niet kan toegeven? Zulke wijdere overwegingen maken het aantal mogelijkheden waaruit de filmer kan kiezen bij het weergeven van deze korte scène nagenoeg onbegrensd. Hij zou de passage zelfs kunnen schrappen...
Dat is een onverdraaglijke gedachte! Het lijkt mij maar het beste als de filmer vantevoren overleg met mij pleegt, of met een andere liefhebber van Hotz, zodat wij vrede kunnen hebben met zijn oplossingen. Nu ik erover nadenk geloof ik dat dit overleg misschien wel zou kunnen uitgroeien tot een spel met vaste regels. De lezer visualiseert een passage uit ‘Proefspel’ en verbaliseert die in de vorm van een draaiboekfragment: ‘medium close Borg, tilt-down naar zoom van broek’. Dan is de filmmaker aan de beurt. Iedere zet wordt door de ander goedgekeurd, verworpen of geamendeerd. Een schaakklok loopt. De duur van de partij bedraagt precies anderhalf uur. Wie zijn tijd heeft verbruikt moet lijdzaam toezien hoe de ander de film voltooit. Na enige dagen oefening zijn beide spelers net zo goed op elkaar ingespeeld als Buñuel en Dali toen ze in 1929 ‘Un chien Andalou’ schreven, ongeveer op dezelfde manier. Vervolgens kan het gehele oeuvre van Hotz verfilmd worden, misschien als één lange film van pakweg drie uur. Met veel muziekscènes, en voor een deel bedachte dialogen, die immers schaars zijn in de verhalen. Maar als de filmmaker een goede lezer is, dan kan hij dit spel ook solitair spelen. En als hij of zij ook goed filmt, dan zal een schitterende film het resultaat zijn. Ik delegeer bij deze mijn remake ‘Proefspel’ (Ned., 1997) van de verhalen van F.B. Hotz aan Frans Weisz (r.) en René Seegers (pr.), op voorwaarde dat zij Maria Goos (sc.) erbij vragen.
Ed Tan |
|