Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
De buitenstaander
| |
[pagina 39]
| |
ste plaats als een kunstwerk wenst te beschouwen, ja, dan heeft zo iemand er kennelijk geen zin in om daarmee geconfronteerd te worden. Dat is natuurlijk je goed recht, als je dat niet wilt; als een schrijver zijn boek wil zien als een roman die buiten hemzelf plaatsvindt, dan moet je dat als lezer respecteren. Ik vind het volstrekt legitiem als iemand zegt “Houd daar over op, dat is mijn zaak, dat heeft niets met mij te maken.” Ik denk dan alleen wel bij mezelf: “Ja, ja, het zal wel, ik weet wel beter.”
Ik heb net De tweeling uit, daar heb ik vrij lang over gedaan, omdat het ook een vrij dik boek is natuurlijk. Ook een prachtig boek, zo knap, de constructie, de context van een paar dagen waarin die twee zusters eigenlijk helemaal teruggaan naar hun verleden. Die oorlogssituatie in Duitsland, waarom ze uit elkaar zijn gegroeid, met ontzettend veel kennis van zaken is dat allemaal beschreven.
Ik heb een favoriete boekhandel in Bergen, boekhandel Valeton; alles wat bij Valeton op de tafel ligt, komt ook bij mij op tafel. Daar weten ze wat ik mooi vind, waar ik van houd. Er zijn ook boeken waar ik helemaal geen zin in heb; dat boek over het leven van die Marokkaan, dat hoeft voor mij bijvoorbeeld niet. Leon de Winter schijn je gewoon over je linkerschouder te kunnen gooien, maar dat heb ik nog niet gelezen. Blauwe maandagen, dat vond ik wel weer ontzettend leuk. Het woelen der gehele wereld, en ook De kroongetuige, van Maarten 't Hart, dat vond ik zulke enorm sterke boeken.
Boeken herlezen doe ik eigenlijk nooit. Ik heb wel vriendinnen die dat doen, maar ik vind dat ergens zonde van je tijd, zolang er nog zo ontzettend veel is wat je nog niet gelezen hebt. All time favourites? Dat vind ik moeilijk, je vergeet het namelijk ook weer; ik zou bij wijze van spreken in mijn boekenkast moeten kijken. Honderd jaar eenzaamheid, van Marquez; of Belle van Zuylen, Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid.
Ik kan niet begrijpen dat er mensen zijn die leven zonder boeken - en dat zijn er heel veel. Want als je echt heel ongelukkig bent, of als je oud bent en niks meer kan, is dat toch de enige manier om een beetje in een andere wereld te komen: als je dan het lezen niet zou hebben, als je dan alleen maar rtl4 had! Ik denk dat je een soort geestelijk leven voor jezelf moet hebben, en dat is natuurlijk mede vorm gegeven door wat je hebt gelezen in je leven.
Lezen is zo gekoppeld aan je persoon. Ik lees niet anders als kamerlid dan toen ik nog journalist was. Hoogstens zou het zo kunnen zijn dat mijn interesse zich wat meer uitbreidt naar mensen die te maken hebben gehad met de vorming van de staat. Het lijkt me op een gegeven moment heel leuk om te lezen over oude kabinetten, over discussies die toen gevoerd werden. Dan komt er hoogstens iets bij waar ik vroeger niet zo veel in zag; maar ik heb niet een andere smaak gekregen.
Aan onderwijs heb ik een enorme hekel, dat is een wereld waar ik liever niets mee te maken heb. De hele discussie over artikel 23, of basiseducatie voor volwassenen, of hoe de scholen in elkaar zitten - ik vind het gruwelijk. De onderwijswereld, daar blijf ik het liefst zo ver mogelijk vandaan, met uitzondering van de universiteiten - maar dan nog. Het is wel schandelijk dat het literatuuronderwijs nog verder uitgekleed dreigt te worden, dat stuk interesseert me dan weer wel, net zo goed als wanneer het gaat om taal. Het feit dat Frans niet meer verplicht is vind ik werkelijk onvoorstelbaar, in een tijd waarin je probeert Europa één land te laten worden. Niemand kan het je ook uitleggen, maar het is wel zo.
Het is meer een intuïtief gevoel, maar ik denk dat de mensen in Vlaanderen veel meer leven met hun schrijvers dan wij. Bij het Nationaal Dictee was bijvoorbeeld ook Chabot, dat is toch een schrijver, en dan zegt de voorzitter van de jury “meneer Chabot” [op z'n Frans uitgesproken]. Dat was dus de juryvoorzitter, begrijp je? Zo vond ik het ook onwaarschijnlijk dat indertijd op het anp-nieuws werd voorgelezen dat “J.B. Charles” [uitgesproken als een Engelse naam] overleden was. Zo'n nieuwslezer heeft dan kennelijk nog nooit van die man gehoord. Ik weet niet of de literatuur in Nederland wel de plaats heeft die ze verdient.
De ako-prijs heeft er natuurlijk toe bijgedragen dat | |
[pagina 40]
| |
de doelgroep zich heeft verbreed, dat denk ik zeker wel. Meer mensen kopen daardoor boeken, misschien, dan vroeger. Ik juich de goedkope heruitgaven die er tegenwoordig zijn ook toe. Ik vind de prijs van een boek wel redelijk, maar ik realiseer me best dat veertig gulden voor een boek een enorme uitgave is als je een modaal inkomen hebt. Ik zou me kunnen voorstellen dat de prijs losgelaten wordt; daar zijn de uitgevers natuurlijk mordicus tegen, want dan kun je nooit meer een mooi boek uitgeven. Dat heb ik ook tegen op die goedkope heruitgaven, want daar is verder ook niks aan te beleven. Maar op het geestelijke vlak maakt het niet zo veel uit, je hebt alleen niet zo'n mooi boek in handen.
Kamerleden lezen naar mijn gevoel minder dan gemiddeld, omdat ze al zo ontzettend veel werk op hun bordje hebben. Lezen is al minimaal de helft van je werk: ambtelijke stukken, wetsontwerpen, memories van toelichting; ik kan me heel goed voorstellen dat dat voor sommigen betekent dat ze niet aan het lezen van literatuur toekomen. Bij een enquête laatst bleek dat drie kwart, of misschien nog wel meer, van de kamerleden nooit iets met poëzie te maken had gehad. Er gaat bijna geen dag voorbij of ik lees wel een gedicht. Boven ligt Ida Gerhardt, die me altijd weer tot tranen toe roert, Jean Pierre Rawie, Hans Lodeizen, Achterberg, heel veel poëzie. Maar om dat te verklaren moet je je ook misschien wat meer in de herkomst van kamerleden gaan verdiepen. Ze hebben natuurlijk vaak een ambtelijke achtergrond.
Ik las als student heel veel van die deftige boeken, Teilhard de Chardin, filosofie en zo. Max Dendermonde, De wereld gaat aan vlijt ten onder; dat boekje heeft weinig van zijn waarde verloren, denk ik. Verder Harry Mulisch, Hella Haasse; en poëzie, heel veel, ook toen.
Lezen, dat doe ik hier thuis, of in een hotel - want ik reis heel veel; het is duidelijk gescheiden van mijn werk. In de fractie hebben we het ook nooit over wat we zoal lezen. Een enkele keer neem ik wel eens een boek mee naar Den Haag, als ik van iemand denk “Nou, dat vind jij wel mooi”. Ik zie ook niets in leesclubjes, dat uitwisselen, praten over wat je van iets vindt, en waarom; in die tijd zou ik dan liever weer een ander boek lezen. Om nou te horen wat een ander wel of niet mooi vindt, om daar over te gaan discussiëren, ik vind dat zo'n onzin. Denk je dat ik zin heb om met anderen te gaan discussiëren als een soort recensent? Ik moet er niet aan denken, ik zie daar helemaal niets in.
Iets anders is dat mijn oude vriendin Jeanne Roos jarenlang elke zaterdagmiddag Annie Schmidt heeft voorgelezen; die lazen dan vrolijk nog een keer Madame Bovary, en dat kan ik me wel weer voorstellen. Ik heb dat nooit gelezen en ik heb daar eigenlijk ook helemaal geen zin in; zo'n dik, oud, zwaar boek, nee, niet als het aanbod van nu zo dicht bij mijn eigen interesse ligt.
Boeken die me echt aanspreken, zoals Indische duinen, of Eclips van Bernlef, die worden echt een stukje van je persoon; als ik dan door Noord-Holland rijd, dan denk ik “Hier moet-ie ongeveer in het water gereden zijn”. Dat wel, ja. Dat zijn heel plaatselijk bepaalde dingen. Er gebeurt met zo'n boek verder eigenlijk niet veel. De tweeling ligt nu bijvoorbeeld naast mijn bed, dat heb ik nu dus uit; dan denk ik dat het volgende week op de tafel, iets verder weg van mijn bed ligt, en op een gegeven moment zal het wel in de kast verdwijnen.
Lezen is absoluut onmisbaar. Je werk neemt een centrale plaats in; maar buiten zijn, dat is voor mij een absolute essentie. Buiten zijn, en bloemen, in die categorie ligt het. Het is zeker geen franje, ik vind het absoluut existentieel.’ Wardy PoelstraGa naar voetnoot+ |
|