Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Boek en Film
| |
[pagina 30]
| |
ment noemt zij zich steeds ‘de jongen M.’) die op een olifant rijdt. Hoe mooi zou deze scène niet te filmen zijn: Hij pakte de witte handdoek van de wastafelstang en bond die als een tulband om zijn hoofd. Hij deed zijn pyamajasje uit en klom op de tafel, nam de kleermakerszit aan. Tot onder zijn navel zag hij zichzelf in de spiegel. Hij knikte naar zichzelf en hief zijn vuist op voor een groet. Ernstig bleef hij zitten en keek naar zijn spiegelbeeld zonder zijn ogen neer te slaan. Langzaam begon onder hem de olifant te bewegen, in kalme pas. De schouders van het dier drukten nu in zijn linker- dan in zijn rechterdij. Zo werd hij door het oerwoud gedragen. ‘I'm of the jungle and not of the jungle’ zei de jongen M. in de spiegel. (64)Een kunstgreep die in dit boek regelmatig terugkeert is dat fantasie heel gemakkelijk even tot werkelijkheid wordt, om dan weer terug te keren tot de fantasiestatus. Zoals hierboven de olifant gaat bewegen, zo lopen bij binnenkomst in huize Vrouwenvelder de jonge meneren in plusfours de trap af, totdat ze weer stollen tot het schilderij waar de ‘ik’ naar kijkt. De scheiding tussen fantasie en werkelijkheid is even dun, als die tussen heden en verleden. Een laatste geschiedenislaag wordt gevormd door herinneringen aan oudtante Lotte, de zuster van de grootmoeder en rebel van de familie, op wie de ‘ik’ lijkt. Als jong meisje gooide tante Lotte, woedend vanwege haar verdorrende jeugd, eens kalm en vastbesloten een enorme spiegel van bovenaf het trappenhuis naar beneden: De klap op de betegelde vloer moet overweldigend zijn geweest. Maar wat mij als een echo van vroeger bij is gebleven, was het onheilspellende ‘und überall Glas, überall Glas’ dat de volwassenen elkaar nazeiden als het verhaal weer eens boven tafel kwam. (18)Door de motieven van het glas en de dood raken de geschiedenissen van familie Vrouwenvelder en van de familie van de ‘ik’ met elkaar verweven. Wat in de tekst motief-rijm is, zou in de film iets als beeldrijm moeten worden. De spiegels, het glas, de dood - vooral in de eindfase, die zich in Venetië afspeelt - moeten dan gaan rondzingen door alle scènes. In Venetië, waar de ‘ik’ de haar verleende opdracht komt afmaken, is ook haar moeder. De relatie tussen de ‘ik’ en de moeder is nu tot op het bot verkild. Het is 2 november, Allerzielen. Het mist, de vaporetto vaart langs het kerkhof van San Michele, er is een dik schooljongetje dat verwilderd en schor een liedje zingt. De moeder vertelt een oeverloos verhaal over een glazen stop-ei, met dode bloemen erin, dat de ‘ik’ vroeger eens als kind had gestolen. Het lijkt alsof alle motieven hier samenspannen om een sfeer van doelloosheid op te roepen. Uiteindelijk blijkt de geschiedenis van de glasfabriek ook nog vergeefs te zijn geschreven. Wanneer de ‘ik’ het komt inleveren is mr. Lefebre al vertrokken uit zijn hotel. In de brief die hij achterliet vertelt hij dat hij ontslag heeft genomen als directeur van de fabriek, zodat al het werk voor niets is geweest. Die dooltocht naar dat hotel door de Venetiaanse stegen, langs de dode vissen in het ijs op een kraam, zou ook prachtig zijn voor een film. Der Tod in Venedig, maar dan met Aschenbach als vrouw. En niet eindigend met een zelfmoord, maar met een definitieve scheiding van de kille moeder.
Ik zou niet alleen Tijger, tijger! graag als film willen bekijken. Ook andere boeken van Meijsing lenen zich daartoe: De beproeving zou een prachtig liefdesdrama zijn, Vuur en zijde eindigt met een kolossale brand, die ik voor mijn ogen door de lucht zag sproeien, Robinson zou een mooie middelbare schoolfilm kunnen worden. Alleen Beer en Jager, een fijnzinnig symbolisch sprookje, laat zich niet verfilmen. Dat behoort weer tot de boeken, die juist voor al te letterlijke visuele invulling behoed moeten worden. Maaike MeijerGa naar voetnoot+ | |
LiteratuuropgaveRobinson (1976), Tijger, tijger! (1980), Beer en jager (1987), De beproeving (1990), Vuur en zijde (1992), werden alle gepubliceerd bij uitgeverij Querido, Amsterdam. Een meer uitgewerkte analyse van Tijger, tijger! biedt M. Meijer, ‘De scheiding van moeder en dochter’, in: Lover 1981 no 2. |
|