Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Het literaire bedrijf
| |
[pagina 19]
| |
gen op de beurs en waar hij dan ook nodig een bod op moet doen. De redacteur is een beetje een ‘gambler’ geworden die bingo roept als het door hem binnengehaalde boek de grens van de honderdduizend verkochte exemplaren overschrijdt. Hij kijkt niet meer zoals Perkins rond in Greenwich Village, maar stroopt de hele wereld af om zijn manuscripten te vergaren. Meestal krijgt hij niet meer met schrijvers te maken, maar met literaire agenten, met wie hij tijdens zakelijke lunches keihard onderhandelt. Ondertussen verzint hij thema's, onderwerpen, waarvan hij denkt dat ze een trend kunnen worden, waarvan hij in ieder geval hoopt dat ze goed in de markt liggen; hij bestelt zijn boeken in plaats van zich met een ongemakkelijke syntaxis, met stijl of compositie bezig te houden. Uit veel van de essays krijg je niet de indruk dat de Amerikaanse redacteur een band opbouwt met een schrijver of zelfs maar geïnteresseerd is in de ontwikkeling van diens oeuvre, maar dat hij, overigens door de markt gedwongen, voortdurend met het volgende boek van de volgende auteur bezig is.
Ik chargeer, want ook de Amerikaanse redacteur voelt - tenminste als hij aan een literaire uitgeverij is verbonden - twee zielen in zijn borst: die van zijn eigen smaak en die van de handel. Je leest voortdurend de tweestrijd, het cynisme dat er op de lange duur uit groeit. Het liefst zouden ze voor zichzelf beginnen, op een boerderij in Wisconsin waar ze hun geliefde gedichten, essays, al die moeilijk verkoopbare maar zo intrigerende boeken zouden kunnen uitgeven zonder zich te zeer te hoeven bekommeren om overheadkosten of andere beperkingen van arithmetische aard. Sommigen nemen die beslissing ook daadwerkelijk en ontdekken dan dat het mogelijk is op bescheiden schaal succes te hebben door zich op kleine groepen van literatuurliefhebbers te richten. Vervolgens worden die kleine uitgeverijtjes - met zo'n succès d'estime - weer opgekocht door grote uitgeversconcerns, die groeien en groeien tot ze op de klippen lopen en weer moeten afslanken. Het boekenvak kent cycli van twintig jaar van groei en afslanking.
Ze mogen nostalgisch worden als de naam Perkins valt, ze mogen twee zielen in hun borst hebben, toch las ik in die verschillende bijdragen van Amerikaanse redacteuren ook het profiel van de calculerende burger, die zijn positie wil verstevigen en niet zozeer uit is op een - en dat klinkt tegenwoordig ook al bijna pathetisch - dienende taak bij de verrijking van de literatuur. Ze letten op hun eigen reputatie, auteurs en manuscripten worden mede beoordeeld op de mogelijkheden die ze bieden voor hun eigen carrière. Hoe vaak ze ook schrijven dat de redacteur in dienst staat van de auteur, voortdurend proef je hun eigen ambities. Ja, ze zouden allemaal wel zo'n ster-redacteur willen worden als Perkins, toch merkte ik in hun opstellen maar bar weinig van de bevlogenheid, de liefde voor de literatuur, die de redacteur van een literaire uitgeverij zou moeten voortdrijven. Natuurlijk zijn er passages in het boek te vinden, waaruit die bevlogenheid wel spreekt. Om niet helemaal negatief te besluiten (het boek bevat trouwens waardevolle, zij het voor de hand liggende tips over het editen), eindig ik met een parafrase van een stelling die Lincoln Schuster in zijn bijdrage formuleerde en waarin ik me helemaal kan vinden. Je hoeft niet weg te dromen over zo'n romantische figuur als Perkins om het beroep van redacteur bij een uitgeverij toch heel aantrekkelijk te vinden. Het redacteurschap is, schrijft Schuster, niet alleen een manier van leven, maar ook een gelukkige vorm van ‘éducation permanente’. De redacteur geniet het voorrecht te kunnen werken met de meest creatieve personen in onze maatschappij. Je wordt daarvoor ook nog betaald, niet zozeer met geld alswel met de intellectuele en artistieke genoegens die de omgang met auteurs en manuscripten oplevert.
Anthony MertensGa naar voetnoot+ |
|