Literatuur. Jaargang 12
(1995)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 332]
| |
De buitenstaander
| |
[pagina 333]
| |
het niet heeft gelezen, moet het vandaag nog doen. Het is heel knap zoals ze zich in taal uitdrukt. Ze brengt het heel goed onder woorden: emotie, menselijke relaties, wat het leven meebrengt. Zeer de moeite waard. Haar romans heb ik ook verslonden. Maar ik vind haar met name in interviews goed, ook omdat het iets betreft, een gebeurtenis uit iemands leven, waar je niet veel fantasie bij nodig hebt om je er iets bij voor te stellen: het verlies van een geliefde. Maar zoals ze daarmee omgaat, zoals ze dat beschrijft is buitengewoon knap. Ik stel vast dat ik een voorkeur heb voor vrouwelijke auteurs. Het is zeker niet bewust, maar in de praktijk is het wel zo. Ik vind Lieve Joris heel goed schrijven, Carolijn Visser, Kristien Hemmerechts, Hermine de Graaf, Marilyn French, Renate Rubinstein. Maar ook werk van Mulisch vind ik goed hoor. Dat komt volgens mij, ik heb daar veel discussies over gehad, doordat je de dingen herkent die hij beschrijft. Van oudsher ben ik ook een Lampo-fan. Magisch realisme.
Wat mij aantrekt in die literatuur van vrouwen? Het is voor mij toch het taalgebruik, gecombineerd met emotie en niet heel gezochte situaties. Daar lijkt Lampo weer haaks op te staan, maar ik denk toch dat dat een verklaring is. Feministische literatuur heeft niet speciaal mijn voorkeur, waarbij ik overigens moet zeggen dat kritische artikelen mij best aanspreken. Thuis word ik op een andere manier gevoed. Bram is een Reve- en Hermans-fan. Hij heeft al hun werken. Hij correspondeert ook met Reve. Ik vind sommige van hun boeken interessant en andere niet. Vestdijk spreekt mij bijvoorbeeld veel meer aan dan Reve. Maar wil ik thuis de stemming goed houden, dan moet ik dat overigens echt niet zeggen. Waarom ik Vestdijk goed vind? Het is de taal, de manier waarop het gezegd wordt. Niet zozeer het verhaal. Maar aan de andere kant: als je Gerard Reve in gesprek Neelie Kroes
ziet, dan lopen de tranen je af en toe over de wangen. Schitterend zoals hij in een gesprek in de meest korte stukken zin een gezelschap op het verkeerde been kan zetten.
Voor mij is het heel belangrijk dat de taal in een literair werk toegankelijk is en niet gekunsteld. Ik houd bijvoorbeeld niet van science fiction omdat ik me in een boek wil kunnen verplaatsen. Het moet niet te ver van de werkelijkheid staan. Daardoor biedt het ook zo'n stuk ontspanning, omdat het je meevoert naar iets wat toch niet te ver van de werkelijkheid staat.
Van detectives houd ik ook niet. Wanneer ik er een uit heb, vraag ik me altijd af wat ben ik er wijzer van geworden. Dat zit waarschijnlijk ook in je opvoeding. Maar dat wijzer worden leg ik | |
[pagina 334]
| |
als volgt uit: dat je er veel genoegen in hebt gehad en dat je er eigenlijk weer een stapje verder door bent gekomen, ook in je eigen creatieve wereld. Ik ben nu bezig met de gedichten van Leonard Nolens. De manier waarop hij de taal hanteert in een zin is zo knap. Ik denk dat dat het ook is: dat je zoekt naar iets wat je ook graag zelf zo had willen zeggen. De poëzie van Anna Enquist vind ik ook mooi. Hetzelfde geldt voor haar roman Het meesterstuk. Die heb ik in één adem uitgelezen. Maar daar zit natuurlijk ook weer emotie in. Wat mij erin boeit is de beschrijving van gevoelens die zo herkenbaar zijn. Er is een tweespalt in mij: enerzijds gaat het om de vraag hoe je emoties zo kunt weergeven dat het iets blijft wat je zelf, of bij wijze van spreken je buurvrouw, zou hebben kunnen meemaken. Aan de andere kant gaat het mij om het spel van de taal; wat kun je daarmee?
Ik heb een christelijke opvoeding gehad en christelijk onderwijs gevolgd tot aan mijn studie economie. De christelijke HBS was wel ‘zwaar’. Dat laat ongetwijfeld sporen achter. Beelden van goed en kwaad en wat dies meer zij. Maar dat aspect van mijn opvoeding heb ik nu losgelaten.
We hadden thuis een familiebedrijf, een zwaartransportbedrijf. Ik kon zelf ook in die vrachtwagens rijden. Dat werd met de paplepel ingegoten. Ik heb uit die tijd de degelijke opvoeding uit de middenklasse: bepaald niet luxe. Je maakt je werk af en niet zeuren. Je wordt afgerekend op je prestaties. Boeken worden niet gekocht maar uit de bibliotheek gehaald. Eén keer per week kon dat maar. Ik las veel sneller, maar dat was het. Dan was het op. Dat werd bepaald door de financiële mogelijkheden. Ik las altijd, tot ergernis van mijn zusje, die zei: je gaat alleen zitten lezen omdat je niet wilt afdrogen of afwassen.
Ik las altijd wat los en vast was. Ik vond de Pietje Bel-boeken net zo leuk als de meisjesboeken die ik toen ongetwijfeld ook veel heb gelezen. Sanne van Havelte was toen in geloof ik. Maar ik spreek nu over heel lang geleden. Ik heb de hele bibliotheek gelezen.
Ik was een absolute leesfanaat vanuit wat er mogelijk was. Op de middelbare school, een christelijke HBS, had ik een goede leraar Nederlands die de klassieken heel fijn deed. Tijdens mijn studie heb ik niet zo veel gelezen. Achteraf zeg ik: daaraan had ik veel meer kunnen doen. Ik was destijds heel actief in de vrouwelijke Rotterdamse studentenvereniging. Het was een kleine vereniging, waardoor je veel kansen kreeg. Ik ben toen een jaar abactis geweest en een jaar praeses. Dus daar leer je het organiseren en stimuleren van mensen heel goed. Ik was praeses van het bestuur toen Onno Ruding rector van de Senaat was, Pronk praeses van SSR, Ruud Lubbers praeses van de lustrumcommissie en van Sanctus Laurentius. Echt zo'n Rotterdamse clan.
Later vond ik het weer heel leuk om mijn zoontje voor te lezen. Het was voor mij het toppunt van luxe dat mijn kind een eigen boekenkast had, iets wat ik zelf nooit heb gehad als kind. Voor je verjaardag kreeg je misschien wel eens een boek, maar daar bleef het dan bij. Dat boeken van jezelf waren vond ik heerlijk. Ik denk ook dat ik het nog leuker vond dan mijn zoontje. Hij is nu overigens al afgestudeerd en zit in militaire dienst. Hij leest nog steeds, maar het meest fascinerende vind ik Brams leesgedrag. Hij gaat nooit slapen zonder dat hij een bepaalde hoeveelheid letters tot zich heeft genomen. En zodra hij wakker wordt gaat hij weer lezen. Dan weet hij absoluut niet meer van het bestaan af. Zo geconcentreerd is hij dan.
We leven tussen de boeken en dat is heerlijk. Het is zeker dat het in zo'n klimaat van allemaal boeken om je heen nog beter toeven is.’
Jacqueline BelGa naar voetnoot+ |
|