| |
| |
| |
Signalementen
Bibliofielen in regen en wind
Dank zij de uitvoerige jaarverslagen van de secretaris van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen begint de boekhistoricus aardig zicht te krijgen op het fenomeen van de Nederlandse bibliofiel. Wat vooral opvalt bij deze species is het onverwoestbare humeur onder de meest bizarre weersomstandigheden die de uitstapjes begeleiden. Bij het bezoek aan Rotterdam wordt opgetekend: ‘Een orkaan woei de bibliofielen naar de overkant’; in Redu wordt het gezelschap vergast op ‘voortdurend neerplenzende regen’. Maar tussen de buien door produceren de leden van het genootschap ook artikelen die vaak via een eerdere publikatie elders uiteindelijk in hun jaarboek terechtkomen. Het tweede Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen 1994 (Amsterdam: De Buitenkant, 1995; 157 blz.; ƒ 46,50) bevat een verhandeling van Jan W.M. Schellekens ‘Over de haalbaarheid van een cataloog van eertijds Bossche handschriften’ die eerder al te lezen was in Ons Geestelijk Erf van 1992; Frits Booy herwerkte zijn artikel in Leesgoed van 1994 over de oudste sinterklaasboeken voor kinderen in Nederland.
In de rubriek ‘Boek van het jaar’ besteedt Gerard Jaspers uitgebreid aandacht aan het vijfhonderd jaar geleden verschenen Narrenschiff(1494) van Sebastian Brandt. John Landwehr beschrijft ‘De graveur Crispyn de Passe Junior (circa 1597-1670) als uitgeverauteur’ van drie prentverzamelingen waarvoor hij ook de teksten verzorgde. Het betreft de Spiegel der alderschoonste courtisanen deses tijts (1630), de Ware afbeeldinghe van eenige der aldergrootste ende doorluchtigste vrouwen van heel christenrijck (1640) en het Misbruick des houwelycx (1641) van welke drie werken Landwehr ook de bibliografie geeft.
Ferenc Postma zet zijn speurtocht in Roemenië naar Franeker academisch drukwerk voort, hetgeen ook ditmaal - mede door ‘verscholen’ kaartsystemen - een rijke oogst oplevert. Jan de Jong ten slotte doet verslag van de problemen bij de technische realisatie van ‘De herdruk van Enschedés Proef van Letteren uit 1768/'73'??? en hij lardeert zijn bijdrage met fraai ingeplakt illustratiemateriaal.
Een voorbeeld dat navolging verdient, is het openleggen van dit jaarboek door middel van een index op persoons- en plaatsnamen; wat geen navolging verdient zijn de ontsierende spel- en alfabetiseringsfoutjes, waaraan zelfs het oud-bestuurslid Fo[o]???lmer-von Oven ten slachtoffer valt.
pjv
| |
De staart van de g en van de Minotaurus
Allemaal consumeren we letters bij het leven, gewoonlijk gerangschikt in woordbeelden waarbinnen die individuutjes niet opvallen. Een enkeling blijft zich zijn leven lang verbazen over de talloze vormen waarin die lettertjes zich presenteren. Zo iemand is Gerard Unger, die in 1989 en 1990 wekelijks in het dagblad Trouw zijn column ‘De letter’ schreef. Een keuze daaruit verscheen onder de titel Letters bij de Amsterdamse uitgeverij De Buitenkant (1994; 63 blz.; ƒ 34,90). Het boek is opgedragen aan ‘abcdefghijklmnopqrstuvwxyz ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ 1234567890.,:;!?-()&_§/ etc.’ en vertelt over onder meer de zielige letter j, de precaire afstanden tussen lettertekens, takken-, neon- en hekwerkletters, kleinkapitalen, de dubbele v. De teksten uit Trouw zijn hier en daar bijgewerkt en herschreven, en ze zijn in het Engels vertaald door Harry Lake.
Een van de letters, de g, heeft onlangs nog wat meer aandacht gekregen van Gerard Unger, namelijk bij de heropening op 21 mei 1995 van Minotaurus Boekwinkel, de winkel voor het bibliofiele boek en voor boeken over boeken in de St. Antoniesbreestraat te Amsterdam. Was deze winkel aanvankelijk gevestigd op nummer 3d,
sinds kort is ook de winkelruimte van het belendende pand erbij getrokken. Voor die feestelijke gelegenheid schreef Unger De staart van de g; een gesprek tussen twee heren, welke tekst op de bekende kwalitatief hoogstaande wijze werd vormgegeven door De Ammoniet te Leiden (1995; 4 blz.; ƒ10,-). Het gesprek tussen de heren Hollandsche Mediaeval en Garamond over de staart van de g eindigt niet geheel naar bevrediging, maar dat moet u zelf maar lezen als u nog een van de exemplaren van de beperkte oplage te pakken kunt krijgen.
Probeert u het bij genoemde boekwinkel op het genoemde adres; telefoon/fax 020-6227748.
pjv
| |
De macht van het boek
Dictators verkijken zich steeds weer op de macht van het geschreven en gedrukte woord. Nu eens proberen ze die in hun greep te krijgen door boeken en archivalia te verbranden, dan weer door alle hun onwelgevallige lectuur op één plaats te concentreren. Maar altijd komen er weer nieuwe boeken waarin hun waanzin gedocumenteerd en aan de kaak gesteld wordt. Napoleon wilde alle archieven en bibliotheken uit zijn rijk verhuizen naar Frankrijk; Hitler probeerde het met verbranding én concentratie.
Over de lotgevallen van tal van documenten in de jaren dertig en veertig is het een en ander bekend, maar het is de verdienste van Peter Manasse dat
| |
| |
hij al die verspreide informatie bijeengebracht heeft in een overzichtelijk boekje: Verdwenen archieven en bibliotheken. De verrichtingen van de Einsatzstab Rosenberg gedurende de Tweede Wereldoorlog (Den Haag: NOLC Uitgeverij, 1995; 108 blz.; ƒ 62,50). Manasse, conservator aan het IISG te Amsterdam, schetst de ontwikkeling van de verwerpelijke ideeën die geleid hebben tot de maatregelen van de nazi's. Die ‘filosofie’ stamt uit het werk Die Grundlagen des 19. Jahrhunderts (1899) van Houston Stewart Chamberlain en is door Alfred Rosenberg uitgewerkt in diens Der Mythos des 20. Jahrhunderts (1930), een boek dat het nationaal-socialisme een wetenschappelijke basis diende te verschaffen. Dankzij Rosenberg kwam er een Hohe Schule die als eerste taak had om op wetenschappelijke wijze de verdorvenheid van het jodendom en andere stromingen aan te tonen.
Zo'n instituut heeft uiteraard een welvoorziene bibliotheek nodig waarin de te bestrijden ideeén bestudeerd konden worden. Een Einsatzstab moest in alle bezette gebieden joodse en vrijmetselaarsbibliotheken confisqueren en naar Duitsland overbrengen. En zo kwam het gesleep met boeken op gang, dat ondanks een Duitsdegelijke organisatie, toch tot tal van logistieke problemen leidde: decentrale opslag uit veiligheidsoverwegingen in verband met geallieerde bombardementen; een gigantische achterstand in de catalogisering; tegenwerking van instellingen die bezit moesten afstaan.
Na de oorlog zijn - zoals bekend - tal van boeken achter het ijzeren gordijn verdwenen. Pas heel recent komen daarover gegevens naar buiten en komen onderhandelingen op gang om het bezit aan de oorspronkelijke eigenaren terug te geven.
Manasse schetst de geschiedenis en de huidige situatie ten aanzien van een groot aantal instellingen in Nederland, onder andere het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging, joodse bibliotheken, waaronder de Bibliotheca Rosenthaliana, de universiteitsbibliotheken. Verder besteedt hij aandacht aan collecties in België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Polen, de Sovjetunie en de Baltische staten en Tsjecho-Slowakije. Het boek van Manasse - een aanwinst voor de boek- en bibliotheekgeschiedenis van de twintigste eeuw - bevat een literatuurlijst, een personen- en een landenregister.
pjv
| |
Wat is boekenwijsheid?
Vrijwel tegelijkertijd verschenen twee boeken met dezelfde titel Boekenoijsheid. Het ene boek is een praktisch naslagwerk, het andere bevat filosofische notities. De Utrechtse kunsthistoricus Jochen Becker heeft de derde druk van de interne reader van het Kunsthistorisch Instituut, die alweer van 1983 dateerde, omgewerkt tot een echt boek: Boekenwijsheid. Inleiding in de kunsthistorische bibliografie (Leiden: Primavera Pers, 1995; 112 blz.; ƒ 22,75). Wellicht was dit ook het moment geweest om een andere titel te kiezen, want in de inleiding wordt tevens aandacht besteed aan het elektronisch zoeken van informatie. In acht hoofdstukken wordt de kunsthistoricus door het apparaat geleid na een inleiding over onder meer het schrijven van scripties, literatuuronderzoek, citeren en het maken van noten en van literatuurlijsten.
Hoofdstuk 1 geeft algemene literatuur (onder meer adresboeken van musea, adressen van instellingen in België en Nederland, woordenboeken, encyclo- pedieën); hoofdstuk 2 somt de algemene bibliografieën op en hoofdstuk 3 de kunstbibliografieën; de biografische lexica volgen in hoofdstuk 4. Het vijfde hoofdstuk legt de relatie tussen kunst en maatschappij (verzamelen, tentoonstellen, aucties, museologie, conservering) en in hoofdstuk 6 wordt de iconografie behandeld. De hulpwetenschappen van de kunsthistorie komen aan de orde in hoofdstuk 7 (geschiedenis, theologie, topografie, taal- en letterkunde en volkskunde) en in 8 staan de gebruikelijke afkortingen en vaktermen. Een index maakt dit boek toegankelijk.
De in de inleiding gegeven algemene tips voor het zoeken van literatuur zijn behartenswaardig en niet alleen voor kunsthistorici. De waarschuwing die Becker op bladzijde 8 geeft ten aanzien van de digitaal beschikbare informatie is zonder meer juist: databanken bevatten vaak alleen recente literatuur; informatie dreigt internationaal commercieel gemonopoliseerd te worden; ook de kwaliteit van digitale informatie is afhankelijk van de alertheid van de samenstellers van databanken.
Vooral dat laatste wordt wel eens over het hoofd gezien, want - anders dan bij gedrukte media - ontbreekt vaak een deugdelijke inleiding waarin de grenzen van de materiaalverzameling worden aangegeven. Die grenzen zijn voor Beckers Boekenwijsheid redelijk duidelijk: het is een allerminst als uitputtend bedoeld basisapparaat, een wegwijzer naar boeken die verwijzen naar verdere informatie. Als zodanig heeft het in de eerdere uitgaven zijn nut bewezen, zoals het Vermakelijk bibliografisch ganzenbord vroeger de neerlandici op weg hielp en zoals 1iZON dat nu doet.
Overigens heeft dat ‘Ganzenbord’ een druk meer beleefd dan Becker op bladzijde 99 de kunsthictorici wil doen geloven (vijfde druk 1983). Boekenwijsheid is voor veel filosofen sinds Plato schijn-wijsheid, aldus de Leuvense hoogleraar Samuel IJsseling in zijn Boekenwijsheid. Filosofische notities over boeken, lezers en schrijvers, een jubileumuitgave bij het tienjarig bestaan van Kok Agora (Kampen, 1995; 45 blz.; ƒ 10,-). IJsseling verbaast zich erover dat in de grote filosofische tradities in Europa zo weinig nagedacht is over lezen en schrijven, bezigheden die filosofen toch niet geheel vreemd zijn. De losse opmerkingen die her en der gedaan zijn, worden in Boekenwijsheid in grote lijn geïnventariseerd. Dat
| |
| |
IJsseling inmiddels geconstateerd heeft dat de moderne boekwetenschap zich bezighoudt met (de geschiedenis van) produktie, distributie, consumptie en receptie van vormgegeven teksten, dus ook met schrijven en lezen, doet deugd, want die wetenschap is zo interdisciplinair dat filosofen daar niet mogen ontbreken.
pjv
| |
Handboek en Zoetermeer
Het Handboek literatuuronderwijs Nederlands 1995 (BulkBoek Amsterdam 1995; 160 blz.) is gebaseerd op het verslag van de Dag van het Literatuuronderwijs 1994. De dag werd georganiseerd door de Stichting BulkBoek's Dag van de Literatuur in samenwerking met de Stichting Schrijvers School Samenleving. Het symposium werd gehouden rond het thema Literatuuronderwijs en media; een actueel onderwerp gezien de opkomst van cd-i en cd-rom en de mate waarin jongeren televisie kijken. De verslagen van de drie forums, te weten literatuur en reclame, film en media en de werkgroepen: luisterlezen, educatieve televisie, beeldlezen, de nieuwe media in de openbare bibliotheek, media in vbo/mavo en Het Klokhuis, zijn na te lezen in het Handboek. De werkgroepen, elk aangevuld met relevante achtergrondliteratuur, verschilden per bijeenkomst in samenstelling. Onder de discussianten waren auteurs, docenten, een dichteres, een regisseur, programmamakers en een hoogleraar. Mede dank zij de tips, lessuggesties en lijsten van beschikbaar lesmateriaal is het Handboek een uitermate geschikt naslagwerk op het gebied van literatuur en media voor docenten Nederlands. Eveneens zal iedereen die interesse heeft in literatuuronderwijs Nederlands profijt hebben van alle adressen, informatie, achtergrondartikelen en lijsten met radio- en televisieprogramma's over literatuur.
De grote vraag in het literatuuronderwijs die uit de discussies naar voren kwam, blijft echter hoe je leerlingen kunt stimuleren tot het lezen van literatuur. De suggesties van de discussiedeelnemers varieerden van schrijversbezoek op school tot het gebruik van media-apparatuur. Volgens de redactie van het tijdschrift Zoetermeer is het de beste methode om aan te sluiten bij de belangstelling van jongeren. De redactie, bestaande uit Rob van Erkelens, Joris Moens, Mirjam Vosmeer, Menno Wigman, JanMaarten Buissant en Ronald Giphart, wil onderwerpen als housemuziek in de literatuur aankaarten. In Zoetermeer Boek Twee (Amsterdam 1995; 127 blz.; ƒ 14,90) geen housemuziek. Wel aparte verhalen over spijbelen, schooljongens, een gesprek op een feest en zo meer. Veel dagelijkse onderwerpen worden in de vorm van verhalen, fragmenten en gedichten op een opvallende manier belicht. Het openingsverhaal, ‘Moedermoord’, is van de Chinese schrijfster Ding Xiaoqi, die na de moordpartij op het plein van de Hemelse Vrede in 1989 naar Australié vertrok. Zoals veel van de teksten in Zoetermeer combineert ook haar verhaal eenzaamheid met desillusie, met af en toe lugubere aspecten.
karen b. van der kamp
| |
Anne de Vries
In 1982 verscheen bij uitgeverij Callenbach de negenenveertigste druk van Bartje, het bekendste werk van Anne de Vries. Er gingen bijna vijfhonderdduizend exemplaren van over de toonbanken, waarmee Bartje tot de meest verkochte romans in Nederland behoort. Als reactie kwamen er meer dan honderdvijftig recensies, korte besprekingen en aankondigingen. Ook het vervolg op het Drentse arbeidersjongetje dat weigerde voor ‘brune boon'n’ te bidden bleef niet onopgemerkt: negenentachtig reacties. Dergelijke gegevens over de auteur en zijn werk zijn te vinden in de Bibliografie van Anne de Vries 1904-1964 (Callenbach, Nijkerk 1994; 240 blz.; ƒ 34,90). Het is niet de eerste
bibliografie over hem. Immers, in 1965 stelde Wil Wyman al een werkstuk voor een bibliotheekopleiding met publikaties van en over de Drentse onderwijzer samen. Na bijna dertig jaar, gepaard gaande met het verschijnen van nieuwe edities, vertalingen en artikelen, vond Anne de Vries junior de tijd daar om een bijgewerkte versie over het werk van zijn vader uit te geven. Bibliografie van Anne de Vries geeft een overzicht van zijn romans, verhalen, jeugd- en schoolboeken en publikaties over onder meer onderwijs, opvoeding en de Tweede Wereldoorlog. Het naslagwerk, aangevuld met een lijst van artikelen en reacties op het werk van Anne de Vries, bevat tevens een speurtocht naar de pseudoniemen van de schrijver.
Eveneens bij Callenbach verscheen de fotobiografie Anne de Vries. Een beeld van de auteur (Nijkerk 1994; 40 blz.; ƒ 14,95). Opgenomen zijn uiteraard veel foto's, maar ook een aantal verhuisberichten, ansichtkaarten en brieffragmenten. Lenze L. Bouwers, die werkt aan een biografie over De Vries, stelde dit boekje samen naar aanleiding van een tentoonstelling over de kinderboeken en romans. Deze expositie was tot 20 maart 1995 te zien in het Letterkundig Museum in Den Haag.
karen b van der kamp
| |
De menselijke stem
Ieder jaar gedurende een week in juni
| |
| |
vindt in Rotterdam het bekendste poëziefestival ter wereld plaats.
Onder de naam Poetry International worden dichters - ongeacht welke politieke ideeën ze hebben - in de gelegenheid gesteld hun gedichten voor te lezen. Deelnemers en bezoekers van alle leeftijden en uit diverse landen zijn dan gezamenlijk betrokken bij het uiting geven aan de menselijke stem. Het Rotterdamse festival is inmiddels uitgebreid met allerlei activiteiten als een boeken- en kunstmarkt, tentoonstellingen en een speciaal kinderprogramma. De organisator van deze feestelijke week is Martin Mooij. In 1994 ontving hij de Sphinx Cultuurprijs vanwege het feit dat hij ieder jaar weer een situatie weet te creëren waarin anderen de mogelijkheid krijgen kunst te produceren. Mooij verhaalt in De menselijke stem. 25jaar Poetry International (Walburg Instituut Zutphen 1994; 116 blz.; ƒ 29,50) over het ontstaan en de ontwikkeling van's werelds grootste poëziefestival. Veel foto's, illustraties en uiteraard gedichten illustreren deze blik achter de schermen.
karen b van der kamp
| |
Driewerf zalig Noorden!
Kennen ze dit verhaal al bij de WFH-verzamelkrant? Een Deense uitgeverij brengt de vertaling van De donkere kamer van Damocles onder in een serie van spionage-, oorlogs- en misdaadromannetjes. Een slecht getekende voorplaat toont Osewoudt en Marianne in een bedscène, door het venster zien we jachtvliegtuigen langsscheren. De critici laten zich inpakken: ‘Een hardboiled boek vol rokkenjacht en onopgeloste raadsels, met een pijnlijk knarsend einde.’ Het boek flopt. Men kan het verhaal opvatten als een ongezochte bijdrage aan de actuele discussies of Tim Krabbé nu wel of niet een misdaadroman schreef, maar het is vooral illustratief voor wat uitgeverspolitiek (of -onbenul) voor of tegen een boek kan doen. In dat kader brengt Diederik C. Grit het dan ook te berde in zijn proefschrift Driewerfzalig Noorden. Over literaire betrekkingen tussen de Nederlanden en Scandinavié. (Universitaire Pers Maastricht, 1994; 229 blz.; ƒ 42,50).
Het boek lijkt mij een waardevolle bijdrage aan de bestrijding van de onbekendheid met die betrekkingen. De auteur, werkzaam aan de Rijkshogeschool Maastricht bij de opleiding tot tolk-vertaler, is overigens al zo'n vijftien jaar druk doende die onbekendheid weg te werken door publikatie van bibliografische overzichten en vele detail-studies. Voor dit proefschrift bundelde en herschreef hij een zevental studies en artikelen die eerder in diverse tijdschriften verschenen. Vier studies behandelen enkele ‘steunpilaren’ van de Nederlandse letterkunde: Vondel, Bilderdijk, Van Eeden en Streuvels. De eerste was vooral in de zeventiende eeuw in Zweden gewaardeerd, vond druk navolging, werd vertaald en gespeeld en was vooral sinds ongeveer 1880 voorwerp van studie. Bilderdijk koesterde Deense sympathieën - aan een zijner dichtregels ontleende Grit zijn titel en ik mijn opschrift - en aspiraties. Het absolute karakter van de Deense monarchie trok hem aan en ooit heeft hij gehoopt zich er te vestigen. Bij Van Eeden is van een sterke wisselwerking sprake, terwijl Streuvels voor Scandinavié geweest is wat, zeg maar, Knut Hamsun voor ons betekend heeft. De resterende drie studies zijn sterk op Denemarken geconcentreerd. In de eerste onderzoekt Grit de Nederlandse receptie van Deense literatuur, in de tweede neemt hij maar liefst zeventien Andersen-vertalingen onder de loep, en in de derde - waaraan ik het Hermans-verhaal ontleende - beziet hij omgekeerd de Nederlandse literatuur in Deense ogen. Veel in dit boek zal de neerlandicus van minder of van zeer specialistisch belang voorkomen, maar het kan niet anders of voor de aandachtige lezer zal regelmatig een verrassend perspectief opdoemen waar hij zijn voordeel mee kan doen.
b luger
|
|