Literatuur. Jaargang 12
(1995)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
De buitenstaander
| |
[pagina 27]
| |
hoven en Tacitus en Augustinus heb ik in het Latijn gelezen. Zonder vertaling erbij lukt me dat nu niet meer, hoor. Ik heb nog lang in navolging van Tacitus dat soort gecomprimeerde zinnen gemaakt, in het Nederlands. Tot ik doorhad dat ik dat beter niet kon doen. Wat de Nederlandse literatuur betreft scoren Nescio, Elsschot en Multatuli hoog. Dat waren kennismakingen uit mijn studententijd. Nederlandse literatuur, daar deden ze op school niet veel aan. Dus toen ik studeerde, heb ik daarnaast ontzettend veel gelezen. Ik geloof ook nog steeds dat universitaire opleidingen ruimte moeten bieden voor brede ontwikkeling. In de leeftijdsfase waarop studenten aan de universiteit verkeren, moeten zij zich in meer dan alleen vakmatige zin ontwikkelen en daar hoort literatuur bij. | |
Laatst gelezen boeken1. Nicolaas Matsier: Gesloten huis. Zelfportret met ouders. | |
Top 51. De brieven van Voltaire: ‘Dat is vals, want het zijn vijftig delen.’ Mijn ouders lazen continu. Die hebben altijd een boek onder handen. Ik heb ook hele goede voorleeservaringen. Janken bij het voorlezen van Alleen op de wereld. Maar bij ons thuis werden vooral veel streekromans gelezen, Kortooms, Walter Breedveld. Dat waren eigenlijk de soaps van het Brabantse land. In zijn algemeenheid houd ik van reeksen. En als ik veel tijd heb, wil ik nog wel eens detectives lezen. De afgelopen vakantie heb ik er een aantal gelezen van die nieuwe golf vrouwelijke detectiveschrijvers uit Amerika. En dat is toch ook leuk: Sue Grafton en zo. Maar toch meer voor in vliegtuigen. In het algemeen interesseer ik me erg voor brieven en dagboeken. Dat heeft ook als praktische reden dat ze in mijn bestaan makkelijk vallen te lezen: je kunt altijd wel een brief tot je nemen. Een roman lezen is wat bewerkelijker. Dat doe ik relatief weinig. Maar ik heb op dit moment net Matsiers Gesloten huis uitgelezen. Het is op de rand van fictie en autobiografie. Net als de dagboeken van Hans Warren, die verslind ik telkens direct nadat ze uitgekomen zijn. Matsier vond ik verrassend goed. Zondere enige twijfel had hij van mij de ako-prijs gekregen. Op grote afstand gevolgd door Durlacher. Die is inhoudelijk, laten we zeggen: aangrijpender. Maar ik vind het literair toch veel minder. Matsier heeft eigenlijk een boek over dingen gemaakt. Het is heel origineel dat hij daar een autobiografie van heeft kunnen maken. En het is ontzettend goed geschreven. Zó dat je een zin weer eens met genoegen herleest en dat je denkt: potverdomme wat prachtig. Het is misschien wat overintellectueel, maar ik vind het toch mooi. Ik ben regelmatig begonnen in romans van Nederlandse schrijvers die aangeprezen worden | |
[pagina 28]
| |
maar ik vind dat de meesten slecht schrijven. Zoals Van der Heijden, dat viel me zwaar tegen. Tessa de Loo en Oek de Jong. Wel aardig, maar ik vind het allemaal een beetje haastwerk. Ik ben weinig geïnteresseerd in de inhoud van verhalen. Misschien is dát wel een gebrek van mij: dat ik op vorm vaak meer kick dan op inhoud. Daarom, maar ongetwijfeld wederom ook voor het gemak, lees ik graag gedichten. Lucebert vind ik erg mooi. Maar ik betrap me er vaak op dat ik toch liever iets ouder werk lees. Bloem en ook de Tachtigers. Ik heb met ontzettend veel plezier de brieven van Hooft gelezen, die mooie driedelige editie. Uiteraard ook Komrij. Hoewel die roman Over de bergen een mislukking is in mijn ogen. Ik heb het echt geprobeerd, maar ik ben toch ergens in de tweede helft afgehaakt. Ik vind de beide Reves ook goed. De brieven van Gerard en een aantal dingen van Karel van het Reve. Een combinatie van zorgvuldig schrijven, humor en inhoudelijke informatie: zeer goed. Ik vind dat literatuur, althans lezen buiten je eigen gebied, een van de nuttigste dingen is die je kunt doen. Je kunt inspiratie putten uit mensen die iets doen of kunnen wat jij niet doet. Meer in het algemeen vind ik dat je de tijd buiten de arbeidzame uren als zinvoller moet beschouwen dan de rest. Werken is toch altijd in zekere zin iets voor de dommen daarnaast. Ik kan me ook absoluut nooit voorstellen dat mensen alsmaar zouden willen blijven werken. Als ik nog eens de kans heb om me eerder te retireren zal ik het niet laten. Begrijp me goed: ik vind mijn werk hartstikke leuk. Ik ben er ook van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat mee bezig. Maar het is niet zo dat ik denk: God, wat zou ik hier nog graag tot mijn vijfenzestigste willen blijven zitten. Ik heb toch de ambitie om ooit nog eens zelf wat te schrijven. Dat doe ik ook graag. Wat precies weet ik nog niet. Maar ik kan altijd nog wel eens in de krant komen als een eenenzeventigjarige die alsnog promoveert, zoals Beishuizen laatst. Dan hebben we dat ook weer gehad. En ik denk ook wel eens aan een boek over Voltaire uiteraard, omdat er over hem in het Nederlandse taalgebied niet veel is geschreven. Waar ik ontzettend door geïntrigeerd ben, is Flaubert's Parrot van Julian Barnes. Het gaat boven mijn macht, dat weet ik, maar dát zou ik nou graag voor Voltaire eens herhalen, zo'n exercitie. Daar zin ik wel eens op.’
Jacqueline BelGa naar voetnoot+ |
|