Literatuur. Jaargang 12
(1995)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Blokuur Nederlands
| |
[pagina 18]
| |
die de prachtigste anekdotes uit de literatuurgeschiedenis opdiept en die met zijn woorden een voorbije wereld herbouwt.” Maar ja, er zijn er misschien drie in de klas die zo'n docent boeiend vinden en de rest zegt: “Dat mens staat altijd maar zo te ouwehoeren over niks.”’
Echt voorbereid was ze niet op de lamlendigheid waarmee de leerlingen haar confronteerden. ‘De universitaire lerarenopleiding bestaat uit didactiek, uit psychologie, uit dramatiek en daar zat ik eerlijk gezegd niet zo op te wachten. Wat ik gewild had, was mijn vakkennis zo leren aan te wenden dat ik er iets mee kon in het middelbare onderwijs. Maar daar hebben we, letterlijk, helemaal niks aan gedaan. Toen ik net van de opleiding kwam, had ik dan ook werkelijk geen idee hoe ik een literatuurles moest geven. Je leest er wat over, je overlegt wat met collega's, en dan probeer je maar wat. Soms werkt het, dan weet ik er een paar mee te slepen in mijn enthousiasme, maar meestal halen ze hun schouders op over de boeken die ik prachtig vind. Verdrietig word ik ervan, en dat zeg ik ook wel eens. “Waarom vinden jullie het nou niet móói?!” Dan lachen ze vriendelijk naar me en dan vinden ze me een beetje gek.’ Gek, dat was aanvankelijk ook Van der Zandes voorstel om de les eens per week door een leerling met een gedicht te laten openen. ‘Ze leren om voor de klas te staan en in het openbaar te spreken. Dat vind ik belangrijk, want ik zie mijn leerlingen als jonge wetenschappers, intelligente kinderen die straks goede banen moeten krijgen. In vijf vwo ben ik er al snel mee opgehouden - daar kwam alleen maar flauwekul uit. Maar tot en met de vierde is het vaak heel leuk, en méér dan dat. In de derde klas las een meisje eens een versje van Toon Hermans voor over afscheid nemen. Nu kiest in de derde iederéén een vers van Toon Hermans, maar dit meisje had een heel persoonlijke motivatie: haar moeder was kort tevoren overleden. Ik vroeg: “Wie heeft dat ook wel eens meegemaakt, afscheid nemen van iemand die je dierbaar is?” En toen kwamen de verhalen, over opa's en oma's, over katten en cavia's. Zo'n hele klas die vrijuit over doodgaan praat - en plotseling was alle spanning eraf. Dat meisje moest aan het eind van de les een andere leerling aanwijzen die voor de volgende week een gedicht zou uitkiezen en voorlezen. Ze koos onder luid gejoel vanuit de klas de jongen op wie ze al maanden zeer openlijk verliefd was, dus een week later stond-ie daar, dat jongetje dat niet weet of hij zijn brommer blauw-metallic spuiten moet, met een gedicht van Gezelle. Gouden momenten zijn dat in het leven van een docent. Dat je nog voor de eerste pauze op een druilerige woensdagmorgen zoiets meemaakt - dat is toch prachtig?’
Annette PortegiesGa naar voetnoot+ |
|