De recensent, ook der recensenten
Groot was mijn vreugde toen een trouwe lezer mij een oud nummer van de Cornell Journal of Sociology in handen speelde. Want tussen een artikel over de toekomstverwachtingen van eerstejaars-studenten en een beschouwing over het begrip ‘significant others’ bij een of andere theoreticus prijkte daar een onderzoeksverslag dat heel onschuldig, want een tikje literair ‘The Temperamental Critic’ heette. Daarin wordt bewezen wat iedereen al vermoedde, namelijk dat boekbeoordelaars de grillige speelbal zijn van stemming en humeur.
De procedure was even ingenieus als simpel. Wel moet worden aangetekend dat er blijkbaar geld in overvloed is aan de universiteit van Cornell, want op een stuiver meer of minder werd niet gekeken.
Professor Sirin nodigde een twaalftal critici uit (negen mannen, drie vrouwen, ik kan er ook niets aan doen) om hun oordeel te geven over een nog ongepubliceerd manuscript van een debutant (ze wisten niet dat het nog dat najaar in druk zou verschijnen, geen prul dus). De dames en heren gingen er grif op in, op één man na. Die werd op het laatste moment ziek, of mogelijk ‘he smelled a rat’. Iets minder dan de helft had er later geen bezwaar tegen met naam en toenaam in het verslag genoemd te worden. Blijkbaar bleven ze zo overtuigd van hun ongenaakbaarheid dat ze geen weerstand konden bieden aan de verleiding om vereeuwigd te worden in een wetenschappelijk artikel. De anderen voelden kennelijk dat hun reputatie toch ietwat was geknakt.
Wat gebeurde er nu? De elf uitverkorenen werden verspreid over een aantal motels in een landelijke omgeving. Het was ‘imperative’ dat ze elkaar niet zouden ontmoeten, dus tekenden ze een verklaring dat ze een weekend lang - van vrijdagavond acht uur tot maandagochtend acht uur - in hun motelkamer zouden blijven om het typoscript te bestuderen en er een gedegen stuk over te schrijven. Ondertussen werden ze rijkelijk voorzien van al het ‘take away food’ dat ze maar wensten. Er kon verder van alle motel-faciliteiten gebruik worden gemaakt. Een bijkomende bepaling stelde dat men zonder meer naar huis mocht als het artikel af was, echter niet voor zondagavond acht uur. Om zes uur werd namelijk elk afzonderlijk nog een diner aangeboden in een aantal betere restaurants (dus geen gezamenlijk afscheidsmaal, want dat zou nog op het laatste moment storende beïnvloeding kunnen opleveren). En juist in die laatste bepaling zat hem de kneep.
Terwijl de dames en heren critici (die vrijwel allemaal hun stuk al af hadden en naar huis wilden; vreemd genoeg waren het vooral de vrouwen die vonden dat ze er nog wat aan moesten veranderen) in hun verschillende restaurants zaten, vonden er in de verlaten kamers vreemde gebeurtenissen plaats. Pijlsnel ontvreemdden professor Sirin, collega's en assistenten de al volgetikte velletjes of floppy's, soms met medeneming van wat onschuldige spullen als een aansteker, een fles drank et cetera. Kortom, alle kenmerken van een bijzonder haastige dief die in zijn zenuwen het verkeerde weggraait. Mooier nog de stunt die in enkele andere motels werd uitgehaald. Daar kreeg de volgegeten criticus zijn sleutel niet meer. Hoe kon dat? Maar we hadden begrepen dat u weg zou gaan, de kamer is al aan een ander verhuurd, so sorry. En mijn spullen dan? Die hebben we keurig voor u ingepakt, komt u maar mee. Needless to say dat alles netjes in de koffer was gestopt - alleen de al of niet voltooide recensie ontbrak. In een ander geval werd zelfs een lekkage geënsceneerd om een floppy ‘onleesbaar’ te maken. De kleine sadist die in ons allen huist, krijgt in de sociologie vrij spel...
De temperamental critic in alle staten natuurlijk. De manager en ook de stafleden van Sirin die de recensent naar het restaurant begeleid hadden, putten zich uit in duizend excuses. Maar helaas, helaas, het stuk moest er toch komen, en wel voor morgen acht uur. Eén criticus wilde resoluut opstappen. Dat kon, maar dan wel zelf betalen, kijk maar: het contract dat u