Zalige heiligen
Louis Goosen sluit zijn trilogie over bijbelse onderwerpen in de reeks ‘Van A tot Z boeken’ bij de Nijmeegse uitgeverij SUN af met Van Afra tot de Zevenslapers; heiligen in religie en kunsten (1992; 397 blz.; ƒ 44,50). Na de oudtestamentische figuren van Abraham tot Zacharia en de nieuwtestamentische en apocriefe van Andreas tot Zacheüs zijn nu de heiligen aan de beurt.
Eerder waren al delen verschenen over de klassieke mythologie en de klassieke geschiedenis en als nog te verschijnen naslagwerken worden in het vooruitzicht gesteld Van Aiol tot de Zwaanridder met thema's uit de middeleeuwse epiek (onder redactie van W.P. Gerritsen en A. van Melle) en Van Abelard tot Zoroaster met thema's vanaf de renaissance (door Peter Altena, Léon Stapper en Michel Uyen). Naast zo'n honderdzestig heiligen - geselecteerd uit het geschatte totaal van meer dan vijfduizend en geografisch en historisch gespreid - behandelt Goosen ook een tiental verwante categorieën zoals asceten, belijders, clerici, kerkvaders, maagden, martelaren, monniken, pelgrims, pestheiligen en soldaten. Iedere heilige wordt voorzien van een biografie (geen hagiografie!), van de nodige details die geleid hebben tot de zalig- en heiligverklaring (vaak de meest doordachte martelingen), van de attributen en feestdagen, en van verwijzingen naar kunstwerken die op de desbetreffende heilige zijn geïnspireerd.
De belangrijkste staan er allemaal in: naast de kindervriend Nicolaas van Myra treft men aan Augustinus, Bonifatius, Brandaan, Gregorius de Grote, Hieronymus, Ignatius van Loyola, Isidorus van Sevilla, Jeanne d'Arc, Johannes van het Kruis, Karel de Grote, Lidwina van Schiedam, de martelaren van Gorkum, Sebastianus, Teresa van Avila, Thomas van Aquino, Thomas More en Willibrord.
Dat de heiligenverering iets uit voorbije tijden zou zijn, ontkracht Goosen in zijn inleiding: tijdens een vakantie in Spanje kun je terechtkomen bij een schapenboer die zijn kazen liever tegen vliegen beschermt door een afbeelding van de heilige Casilda dan door wat vliegengaas aan te brengen. De rest van de inleiding is een stuk serieuzer, want gebaseerd op een immense hoeveelheid literatuur waarvan de beschrijving de pagina's 341-366 omvat. Het werk wordt ontsloten door een register van auteurs en kunstenaars en van heiligen en andere figuren. De Nederlandse auteurs zijn sterk in de minderheid: Bertus Aafjes, Anna Bijns, Boetius a Bolswert, Anton van Duinkerken, Guido Gezelle, Hadewych (consequent als ‘Hadwych’ gespeld), Hubert Lampo, Ruusbroec (op zijn voornaam Jan gealfabetiseerd), Simon Vestdijk en Vondel. Hoewel een index op attributen dit fraai geïllustreerde werk nog meer had laten uitdijen, zou dat toch wel heel handig zijn geweest.
pjv