Literatuur. Jaargang 10
(1993)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
De wereld van middeleeuwse magische recepten
| |
Betovering van blaffende hondenIn de Volkskrant van 8 juli 1991 schreef Xandra van Gelder in de rubriek Dag in dag uit een kort bericht over een nieuwe hondehalsband getiteld: ‘Getergde blaffende hond krijgt vaak natte snuit’. Het artikeltje wijst op het grote probleem van honden die hun bazen gek maken door veel en hard blaffen. Niet alleen de bazen, maar vaak ook hun buren lijden eronder. Er zijn verschillende middelen op de markt om de hond tot zwijgen te brengen. De minst diervriendelijke is wel de halsband die een stroomstoot produceert iedere keer als de hond blaft. Het nieuwe produkt, dat een uitvinding is van de firma aacofarma, wil dit probleem echter bestrijden met een diervriendelijke anti-blafhalsband. Als je de reclamefolder mag geloven, werkt de nieuwe halsband simpel en doelmatig. ‘De ingebouwde chip geeft na een blaf een impuls voor het sprayen van citronella waar-Hondstong. Houtsnede uit Den herbarius in dyetsche [Antwerp ca. 1500]. Facsimile with an introduction by L.J. Vandewiele. Gent, 1974
| |
[pagina 210]
| |
door de hond met blaffen ophoudt.’ De band kost f 187,50. Volgens prof. dr. Knol, hoogleraar Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht, die om een reactie wordt gevraagd, is er nooit onderzoek gedaan naar de anti-blafwerking van citronella; volgens hem is citronella vooral bekend als anti-mugmiddel. Maar blijkbaar is de nieuwe halsband wel effectief, want volgens aacofarma verkoopt het produkt in ieder geval ontzettend goed. Wat heeft deze moderne anti-blafhalsband te maken met middeleeuwse magische recepten? Om het verband duidelijk te kunnen maken, moet ik de aandacht vestigen op het bestaan van Middelnederlandse teksten zoals de onderstaande: Hoemen doen sal dat die honden niet bassen en sullen. Neemt een cruyt datmen heet Agherrapina of die Tonghevan-een-hont. Hij en sal niet bassen. Dit is gheproeft bij Narmels van Baivier. [Vertaling: Hoe men kan bereiken dat honden niet zullen blaffen. Neem een kruid dat Agherrapina of Hondstong heet. De hond zal niet blaffen. Dit is bewezen of ervaren door Narmels van Beieren.]
Dit anti-blafrecept is bewaard gebleven in een vijftiende-eeuws handschrift van 562 bladzijden, dat eigendom is van het Streekmuseum Hattem Voermanhuis (signatuur C 5). De inhoud van deze Hattemse codex is zeer gevarieerd: naast een kleine dertigtal magische recepten (uitgegeven door W.L. Braekman in 1987) bevat het handschrift, bijvoorbeeld, een onbekende prozavertaling van de Secreta Secretorum (een didactische verhandeling over de regeerkunst, de gezondheidszorg, alchemie, ethiek, et cetera, die toegeschreven werd aan Aristoteles), diverse medische traktaten, een uitvoerige kruidenleer, alchemistische en technische recepten. Het anti-blafrecept dat in dit handschrift is opgetekend, is niet uniek. Er bestaan ook andere middeleeuwse recepten tegen het blaffen van honden. Zo is er een recept dat het advies geeft om de bovengenoemde Hondstong onder je grote teen te leggen. Alle honden die je vervolgens zult tegenkomen zullen verstommen en geen kracht meer hebben om te blaffen. Een ander recept schrijft de wortel van het Serpentinekruid (Lat.: Serpentinaria) ook wel Adderwortel genoemd, voor als een probaat blafwerend middel, en weer een ander voorbeeld garandeert dat honden niet meer zullen blaffen als ze benaderd worden met een mengsel van Hondstong, kikkerbloed en de as van een verbrande wezel. Als wij nu de anti-blafhalsband van aacofarma vergelijken met de middeleeuwse anti-blafrecepten dan moet het in ieder geval duidelijk zijn dat het in beide gevallen gaat om het bereiken van iets buitengewoons met behulp van de bijzondere eigenschappen van organische stoffen. De reactie van professor Knol is representatief voor de twintigste eeuw: hij maakt de schrijfster van het berichtje erop attent dat er nog geen onderzoek is gedaan naar de uitwerking van citronella op het blaffen van honden. Met andere woorden, zolang het wetenschappelijk onderzoek nog niet heeft aangetoond dat er in citronella een stof zit die de hond het blaffen zal benemen, wil hij geen uitspraak doen over de betrouwbaarheid van het nieuwe produkt. Hoe is de situatie in de middeleeuwen? In de middeleeuwen wordt dit soort recepten ook wel secreet-teksten (geheime teksten) genoemd. Deze teksten moeten een secreet, een geheim, blijven, omdat ze kennis bevatten over geheime krachten van het universum. Wie over deze kennis bezit kan ze ten goede of ten kwade gebruiken. Om te voorkomen dat geheime recepten in ongewenste of ondeskundige handen vallen is geheimhouding, een cryptische formulering, of een beperkte verspreiding ervan daarom geboden. De secreet-teksten worden gerekend tot de categorie van magische teksten. Dit betekent dat zij deel uitmaken van de ars magica: de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van verborgen krachten in de kosmos. | |
LiefdesdrankenEen van de ontroerendste liefdesverhalen aller tijden is ongetwijfeld de tragische geschiedenis van Tristan en Isolde. Een centraal gegeven in deze liefdesidylle is de liefdesdrank, bereid door de moeder van Isolde en bestemd voor de huwelijksnacht van haar dochter en Koning Marc van Cornwall. Maar het noodlot slaat toe. Tristan (die op verzoek van Marc, de toekomstige bruid van lerland naar Cornwall begeleidt) en Isolde drinken tijdens de overtocht per ongeluk van de liefdesdrank:Tristan en Isolde drinken tijdens de overtocht van de liefdesdrank. (Uit: Der Roman von Tristan und Isolde. Den alten Quellen nacherzählt von Ruth Schirmer, Zurich (Mannesse Verlag) 1969, p. 128
| |
[pagina 211]
| |
vanaf dat ogenblik zijn hun harten voor eeuwig aan elkaar verbonden. Voor het moderne publiek is de liefdesdrank een literair motief, een symbool van eeuwige wederzijdse liefde. Maar gold dit ook voor het middeleeuwse publiek? De onderstaande magische tekst, eveneens uit het Hattemse handschrift, licht mogelijk een tipje van de sluier: Hoemen sal maken vrienschappen die nemmermeer vergaen en sellen eerse die doot scheidet. Neemt een cruyt datmen heet Salaterie datmen inden bosschen vijnt met gheluwen bloemkenne; nemet Agrimonie; nemet roode dobbele Roosen; nemet Coelne; ende doet dat ghij van elken crude dat sap hebt, ende menghet te gadere, van elken even vele; ende nemet rooden wijn alsoe vele als het sap ghedraget vanden cruden ende menghet al te gadere; ende doet den raet dattet ghewijt sij, alsmen dat wijnwater wijt, ende ghevet drincken wien dat ghij wilt ende drinckes mede: nemmermeer en mach die minne scheiden tusschen die twee dies drinken. Dit en is gheen twivel, want het geschiede tusschen Terestamme ende Ysauden van Irlant. [Vertaling: Hoe men liefdesrelaties kan bewerkstelligen die nooit zullen vergaan tot de dood hen scheidt. Neem een kruid dat men Salaterie (= selderie?) noemt [en] dat men in het bos vindt met gele bloemetjes; neem Agrimonie (= IJzerkruid of Verbena); neem rode dubbele Rozen; neem Coelne (= Serpentine of Adderwortel); zorg dat je het sap uit deze kruiden hebt; vermeng die met elkaar; zorg ervoor dat het (sap) gewijd wordt op het tijdstip dat men wijwater wijdt, geef het te drinken aan degene die je het wilt geven en drink er ook van: nooit meer zal de liefde vergaan tussen de twee mensen die hiervan drinken. Dit is waar, want het gebeurde met Tristan en Isolde van Ierland.]
In middeleeuwse kruidenboeken staan de ingrediënten van dit afrodisiacum stuk voor stuk bekend als magische kruiden, die onder andere de bijzondere eigenschap hebben om liefde op te wekken. Verder is het ook duidelijk dat de auteur dit recept een christelijk vernislaagje probeert te geven, door voor te schrijven dat deze liefdesdrank gewijd moet worden. De verwijzing naar Tristan en Isolde als adtestatio veritatis bevestigt niet alleen de bekendheid van het middeleeuwse publiek met dit liefdesverhaal, maar is waarschijnlijk ook bedoeld om het publiek te overtuigen van de doeltreffendheid van dit magische recept. Met andere woorden, het beoogde middeleeuwse publiek zal de liefdesdrank in het Tristan-verhaal allesbehalve figuurlijk hebben opgevat: voor dit publiek was de liefdesdrank een concreet gegeven, dat met de werkelijkheid overeenkwam, en geen symbool van eeuwige liefde. Het volgende magische recept is afkomstig uit een vijftiende-eeuws Middelnederlands handschrift dat in de Universiteitsbibliotheek van Gent wordt bewaard (signatuur 697): Verbena, daeruut sal men water sublimeren, ende dit water sal men gheven een vrouwe die verdroecht es ende niet ghebloeyen en can. Neghen daghe lanc: tsnuchtens twee lepele [Vertaling: Men moet uit Verbena het sap persen. Dit vocht moet men negen dagen lang geven aan een vrouw die niet kan menstrueren. 's Ochtends twee volle lepels en 's avonds één volle lepel. Ze zal binnen negen dagen weer menstrueren. Als een man en een vrouw dit water samen uit één beker of kop drinken, zullen zij aan elkaar verbonden worden en zij zullen niet van elkaar scheiden. Of men zou ook het (kruid) fijn kunnen maken en in een taartje verwerken; als er twee mensen zouden zijn, een man en een vrouw, die daarvan aten, dan zouden ze elkaar ook beminnen en liefhebben. Maar pas ervoor op dat niemand anders dan de man en de vrouw daarvan eet of drinkt. Ook moeten alleen twee gelieven dit eten of drinken op de manier zoals het is voorgeschreven, want anders kan het slecht aflopen (kan er kwaad uit voortkomen), indien meer mensen dan zij tweeën alleen daarvan eten of drinken. En deze Verbena moet geplukt zijn daags voor Sint-Jan, tussen twaalf en drie uur's middags.] | |
[pagina 212]
| |
GezondheidsleerOm te kunnen begrijpen waarom het gebruik van Verbena de menstruatie bij vrouwen weer op gang kan brengen, is inzicht in de middeleeuwse gezondheidsleer vereist. In de middeleeuwen ging men ervan uit dat de mens een microkosmos was, een wereld in het klein. Net als de kosmos, die uit een bovenmaans (onvergankelijk) en ondermaans (vergankelijk) deel bestond, bezat de mens een eeuwigdurende ziel en een sterfelijk lichaam. Het vergankelijke deel van de kosmos was samengesteld uit vier elementen: aarde, water, lucht en vuur. Elk element wordt bepaald door de combinatie van twee primaire eigenschappen. Het element aarde is droog en koud, water is koud en vochtig, lucht is vochtig en warm, vuur is warm en droog. De middeleeuwse gezondheidsleer is gebaseerd op de elementenleer. Het menselijk lichaam bestaat uit vier lichaamssappen of humeuren: zwarte gal (droog en koud); slijm (koud en vochtig); bloed (vochtig en warm) en gele gal (warm en droog). De verhouding van de vier humeuren bepalen het temperament van de mens. In een gezond lichaam bestaat een harmonisch evenwicht tussen de vier lichaamssappen. Ziekte ontstaat wanneer het evenwicht is verstoord. De therapie bestond dan uit het voorschrijven van handelingen of medicijnen die het evenwicht konden herstellen. Het verschil tussen de seksen werd eveneens vanuit de humeurenleer verklaard. Het gestel van de man was heet en droog; het vrouwelijke gestel, dat inferieur was aan dat van de man, was koud en vochtig. Door haar koude natuur kon de vrouw de ingenomen spijzen niet volledig verteren en in bloed omzetten, vandaar dat het overtollige, onverteerde voedsel maandelijks in de vorm van menstruatievocht het vrouwelijke lichaam verlaat. Volgens middeleeuwse kruidenboeken was Verbena (Lat.: Verbena officinalis) of IJzerkruid, heet en droog. Vandaar dat deze plant als geneesmiddel werd voorgeschreven tegen aandoeningen die door een overmatige hoeveelheid koude en vochtigheid worden veroorzaakt. Het uitblijven van de menstruatie werd in de middeleeuwse geneeskunst geweten aan een lichamelijke gesteldheid die te koud was om menstruatievocht uit het lichaam te verwijderen. Het gebruik van Verbena, dat heet en droog is, was daarom uitstekend geschikt om de menstruatie weer op gang te brengen. | |
AstrologieEen ander belangrijk detail van deze magische tekst is dat de Verbenaplant geplukt moest worden op Sint-Jansavond, dat wil zeggen daags voor de feestdag van de Heilige Johannes de Doper (dus op 23 juni), tussen 12.00 en 15.00 uur. Ingewijden in de astrologie weten dat omstreeks 24 juni, het moment aanbreekt waarop de zon het hoogste punt zal hebben bereikt op het noordelijke halfrond. Met andere woorden, omstreeks deze datum valt de langste dag van het jaar. Op deze dag wordt van oudsher het midzomerfeest gevierd. De zon bevindt zich dan in het dierenriemteken Kreeft en de optimale kracht van de zon op deze dag wordt als bijzonder geschikt beschouwd voor allerlei magische activiteiten, zoals het bezweren van boze geesten, het brouwen van liefdesdranken, het zaaien en oogsten van magische kruiden en toverkruiden, et cetera. Onder invloed van het christendom kreeg deze van oorsprong heidense feestdag een christelijke omlijsting: de kerk liet deze dag namelijk samenvallen met de verjaardag van de heilige Johannes de Doper, de zoon van de hogepriester Zacharias en Elizabeth. Johannes de Doper werd gevangen genomen door koning Herodes, omdat hij diens huwelijk met Herodias, de vrouw van zijn broer, had veroordeeld. Tijdens een groot feest zag Herodes de dochter van Herodias dansen en raakte daardoor zo in vervoering dat hij onder ede verklaarde dat hij haar alles zou geven wat zij maar vragen zou. Opgestookt door haar moeder, vroeg het meisje om het hoofd van Johannes de Doper (Mattheus, 14:1-12). Het Sint-Janskruid, dat gele bloemen heeft die omstreeks het feest van Sint-Jan bloeien, is naar deze heilige genoemd omdat het sap van deze plant, dat een rode kleur krijgt wanneer het in aanraking komt met de lucht, aan het bloedige einde van Sint Jan herinnert. De geconstateerde parallellie tussen het sap van het Sint-Janskruid en bloed, maakte het Johanneskruid volgens de middeleeuwse kruidenleer een geschikt middel om menstruatie op te wekken. Met andere woorden: de uiterlijke kenmerken van een plant vormden in de middeleeuwen aanwijzingen voor zijn geneeskrachtige eigenschappen. Naast de medicinale toepassing van het Sint-Janskruid bevat het uiterlijk van deze plant echter ook aanwijzingen voor zijn magische krachten. Kenners van het Sint-Janskruid weten dat zich aan de bladrand een rij uiterst kleine rode puntjes bevindt, die de grootte hebben van speldeprikjes. In de middeleeuwen dacht men dat deze gaatjes (perforaties) werden aangebracht door kwade geesten (demonen, duivels) die de blaadjes 's nachts doorprikten om de wonderkracht van de plant te vernietigen. De Latijnse naam van het Sint-Janskruid verwijst expliciet naar deze karakteristiek: Hypericum perforatum. Er zijn talloze Nederlandse benamingen voor het St.-Janskruid in omloop die nog aan deze magische eigenschap herinneren: jaag-den-duivel, heksenkruid, duivelskruid, duivelsdruif, duivelsjacht, godewaar, et cetera. Het ingewikkelde samenspel van niet-christelijke en christelijke denkbeelden door de eeuwen heen heeft ertoe geleid dat men in de middeleeuwen aan dit kruid verborgen krachten toekende die zowel in een niet-christelijke als christelijke context toepassing vonden. De ideeënwereld die aan het bovenstaande Verbena-recept ten grondslag ligt vertoont wezenlijke verschillen met moderne opvattingen bijvoorbeeld ten aanzien van kruiden en planten. Om de middeleeuwse ideeën over de natuur en de kosmos beter te kunnen | |
[pagina 213]
| |
Zodiakman in een veertiende-eeuws Latijns handschrift (Londen, Brit. Libr., Ms. Arundel 251, fol. 46 r. Overgenomen uit J.D. Janssens e.a., En toch was ze rond..., p. 162)
begrijpen is het belangrijk te weten dat de middeleeuwer geloofde dat al het geschapene, alle verschijnselen van de zichtbare wereld, te beschouwen zijn als uiting van de Schepper die hun vorm, uiterlijk en eigenschappen heeft bepaald. De dertiende-eeuwse Vlaamse dichter Jacob van Maerlant verwoordt dit in de inleiding van zijn biologieboek op treffende wijze: ‘Er is geen schepsel’, zegt Maerlant, ‘zó nietig, of het is wel ergens goed voor, want het is absoluut ondenkbaar dat God iets zou maken dat geen betekenis heeft.’ | |
SympathieleerDeze opvatting over de zinnigheid en de samenhang van al het geschapene ligt ten grondslag aan de middeleeuwse sympathieleer, die een belangrijke rol speelt in de middeleeuwse geneeskunst en de middeleeuwse magie. De sympathieleer gaat namelijk uit van een hechte relatie - oftewel sympathie - tussen mensen, dieren, planten, mineralen en planeten. Deze samenhang manifesteert zich bijvoorbeeld uit de eerder vermelde opvatting dat de mens gezien werd als een evenbeeld in het klein (microkosmos) van de macrokosmos (het universum). De stand van de planeten en van de dierenriemtekens op het moment van zijn verwekking en bij de geboorte zijn medebepalend voor de lichamelijke gesteldheid van de mens en zijn karakter of temperament. In de middeleeuwen kende men een ingewikkeld stelsel van invloeden en verbanden. Van een goede arts werd verwacht dat hij een gedegen kennis bezat van de planeetinvloeden op het menselijk lichaam, want alleen dan kon hij de juiste diagnose stellen en een juiste behandeling voorschrijven. Zo moest iedere arts bijvoorbeeld weten dat het uiterst gevaarlijk was om een lichaamsdeel te behandelen wanneer de maan in het sterrenbeeld stond dat het desbetreffend lid regeerde. De | |
[pagina 214]
| |
tekening van de Zodiakman was een welkome geheugensteun. Een voorbeeld: wanneer de maan in het teken van de Tweelingen staat (dit dierenriemteken regeert de armen volgens de tabel van de Zodiakman), dan mocht de patient geen aderlating in de armen ondergaan. Ook werd van een arts verwacht dat hij op de hoogte was van de middeleeuwse kruidenleer. De salieplant, bijvoorbeeld, staat in middeleeuwse kruidenboeken bekend als een kruid dat heet en droog is. Geweekt in wijn vormen saliebladeren een uitstekend middel tegen jicht en epilepsie. Om mij tot deze laatste ziekte te beperken: in de middeleeuwen ging men ervan uit dat epilepsie veroorzaakt werd door een overmatige hoeveelheid zwarte gal (koud en droog) die naar het hoofd steeg. De ‘hete’ natuur van salieblaadjes maakte dit kruid in de ogen van de middeleeuwse arts een geschikt middel om het verstoorde evenwicht bij de patiënt te herstellen. De planeten en de dierenriemtekens hebben niet alleen invloed op het menselijk lichaam maar ook op andere delen van de schepping: op dieren, planten, stenen, mineralen, et cetera. Het gebruik van Verbena bij het bereiden van liefdesdranken bijvoorbeeld, wordt tegen deze achtergrond begrijpelijk indien men weet dat dit kruid in het ‘Secretenboek’ van Albertus Magnus, een gezaghebbende Latijnse geleerde uit de dertiende eeuw, aangeduid wordt als de Venusplant, omdat hij door deze planeet met bijzondere krachten is uitgerust. Aangezien de planeet Venus haar invloed met name doet gelden op het terrein van de liefde, is Verbena daarom een uitermate geschikt ingrediënt bij het bereiden van een afrodisiacum of liefdesdrank: Hoe een man sal sijnen wille hebben met enen wive. Neemt Vervainne ende Plastirrele dorret, ende minghet te gadere ende ghevet haer nutten. Sij wert sta[p]hans soe luxurieus sij volghet den man waer dat hijse hebben wille ende doet sinen wille. [Vertaling: Hoe een man zijn wil zal kunnen doen met een vrouw. Neem Verbena en gedroogde Peterselie (?); meng ze samen en geef haar ervan te eten. Ze zal onmiddellijk zo wellustig worden dat ze de man overal zal volgen waar hij haar maar hebben wil, zodat hij zijn wil met haar kan doen.] | |
SignatuurleerEen belangrijk onderdeel van de sympathieleer is de signatuurleer, waarbij uitgegaan wordt van de gedachte dat de uiterlijke kenmerken van mensen, dieren, planten, stenen en mineralen aanwijzingen bevatten voor hun geneeskracht of andere bijzondere eigenschappen. Een voorbeeld hiervan is het hierboven vermelde Sint-Janskruid. Ook het voorschrijven van Hondstong, een kruid dat qua uiterlijk op dit lichaamsdeel lijkt, om honden het blaffen te beletten, wordt ingegeven door de middeleeuwse signatuurleer. Een ander geval van signatuurleer is de Mandragora of Alruinwortel, die een opmerkelijke vorm heeft: het lijkt namelijk op een mannelijke gestalte. Van de Mandragora wordt verteld dat zij alleen zou groeien op plaatsen waar een galg heeft gestaan; de plant zou ontsproten zijn uit het sperma van degenen die zijn opgehangen. Wanneer men de wortel van de Mandragora uit de grond verwijdert, zou men het angstaanjagende geschreeuw van de plant niet overleven. Om deze reden bond men een hond aan de plant vast en liet men dit beest de wortel verwijderen, terwijl men zelf op veilige afstand bleef. Zodra de wortel is losgerukt, en de hond ter plekke is gestorven, is er geen gevaar meer en kan men hem meenemen. In de magische wereld wordt Mandragora gebruikt bij de bereiding van liefdesdranken en als een potentie verhogend middel. Jacob van Maerlant vermeldt in zijn natuurencyclopedie dat kompressen van fijngestampte Mandragorablaadjes, moedermelk en het wit van een ei, slaapverwekkend werken; zelfs iemand die een amputatie moet ondergaan zal, na het drinken van Mandragorasap rustig in slaap vallen en niets van de operatie voelen. Het verwijderen van de Mandragora of Alruin door een hond. Op zijn hoofd draagt de Mandragora de rode vrucht van deze plant en twee afgehouwen handen. Deze herinneren aan het feit dat de Mandragorawortel in wijn gedoopt bij amputaties werd gebruikt als narcoticum. De kruidenkenner wordt afgebeeld met schop en hoorn (om de dodelijke schreeuw van de Mandragora te overstemmen?). Uit: W. Blunt & S. Raphael, Herbarius & Cruydtboeck. Beroemde geïllustreerde plantenboeken. Amerongen, 1981, p. 95
| |
[pagina 215]
| |
Witte en zwarte magieHet denkbeeld dat de kosmos (het universum) een organisch geheel is dat door allerlei zichtbare en onzichtbare krachten bijeen wordt gehouden, is een van de essentiële kenmerken van het middeleeuwse denken en is ook bepalend in de wereld van de magie. Het doel van de magische wetenschap is immers om de onzichtbare krachten in de natuur te leren herkennen en te gebruiken. Toen God de wereld schiep deed hij dit met een bepaalde bedoeling. Vóór de zondeval deelde de mens in deze goddelijke kennis; hij kende de bedoelingen van God. De zondeval heeft het inzicht van de mens echter vertroebeld. Het menselijke bestaan na de zondeval wordt in het middeleeuwse denken gekenmerkt door het streven van de zondige mens om de weg naar God terug te vinden. Het boek van God (de bijbel) en het boek van de natuur (Gods schepping) moeten hem hierbij behulpzaam zijn. Het uiteindelijke doel van alle middeleeuwse wetenschap is inzicht te verwerven in de Goddelijke Waarheid. Om de studie van verborgen krachten in de natuur en in de kosmos te rechtvaardigen wordt door beoefenaars van deze wetenschap met nadruk gesteld dat kennis van occulte krachten ertoe kan leiden dat men het kwade vermijdt en het goede doet. Anders gezegd, inzicht in de verborgen krachten van het universum kan, net als alle andere wetenschappen, leiden tot goddelijke kennis. Dat de studie van de ars magica in de middeleeuwen desondanks een twijfelachtige reputatie bleef houden, had ongetwijfeld te maken met het besef dat magische kennis, indien verkeerd gebruikt, grote schade zou kunnen berokkenen aan de medemens. De tweeslachtige status van de ars magica in de middeleeuwse samenleving bleek bijvoorbeeld uit het onderscheid dat men maakte tussen ‘witte magie’ (wel toegestaan) en ‘zwarte magie’ (verboden door de kerk). Vandaar dat de artes magicae ook wel de artes incertae (onzekere kunsten) werden genoemd, omdat men niet zeker wist of ze door God dan wel door de duivel waren geïnspireerd. Een voorbeeld van een ‘boosaardig’ recept uit het eerder genoemde Hattemse handschrift: Hoemen een mensche soude benemen die macht die hij hadde ende dat hij al ijechtich soude werden in sinen leden ende al ghelue. [Vertaling: Hoe men kan bereiken dat een mens zijn kracht verliest, jicht krijgt in zijn ledematen en er geel uit gaat zien. Neem een kruid dat men Serpentine (Slangenkruid of Adderwortel) noemt. Laat de persoon dit op zijn nuchtere maag tot zich nemen en hij zal al zijn krachten en vermogens verliezen, net zolang tot hij het Confiliekruid (Smeerwortel) negen ochtenden lang nuchter zal hebben ingenomen.] Serpentine. Houtsnede uit Den herbarius in dyetsche. [Antwerp ca. 1500]. Facsimile with an introduction by L.J. Vandewiele. Gent, 1974
De afwijzende houding van kerkelijke autoriteiten tegenover de artes magicae is het meest expliciet in de stichtelijke literatuur van de middeleeuwen. Wie zich bezighoudt met toverij en andere magische praktijken overtreedt het eerste gebod (‘Men sal enen God aenbeden ende Hem allene dienen’) en zondigt tegen God en Zijn kerk: Teghen dit gebot doen alle de ghene die met gokelyen omgaen, of die den viant dwinghen of besweren om yet van hem te wetene, of die met toveryen omgaen of met waersagers te geloeven, of in dumen te siene of in spiegelen, of hoefden te sechenen oft te meten, of tantswere oft den reden te boeten met brieven of met gescriften, of oghen te sechenen, of brieve te dragen tegen de blixeme of teghen donder, tegen water of teghen viande, of te geloven aen weerwolven, aen maren of aen alven; alle dese doen tegen dierste gebod gods ende tegen tgelove der heiliger kerken [De Vooys, 1902, 362-363]. [Vertaling: Tegen dit gebod zondigen allen, die zich met toverkunsten bezighouden, of die de duivel dwingen of bezweren om iets van hem te weten (te komen), of die zich inlaten met toverij, of die geloof hechten aan waarzeggers, of de toekomst voorspellen door handen te lezen of in spiegels te kijken, of zegeningen uitspreken en ziektes bezweren, of kiespijn bezweren, of het verstand betoveren met behulp van bezweringsformulieren, of de ogen bezweren, of toverspreuken dragen om zich te beschermen tegen bliksem of donder, tegen water of tegen vijanden, of te geloven in weerwolven, spoken of boze geesten: al deze lieden zondigen tegen het eerste gebod van God en tegen het geloof van de Heilige Kerk.]
De plaats die magie in de middeleeuwse samenleving heeft vervuld is moeilijk te bepalen. De schriftelijke overlevering van magische teksten en de getuigenissen van met name moralistische traktaten zoals biecht- en zondeboeken, die zich fel tegen de beoefenaars en aan- | |
[pagina 216]
| |
hangers van de artes magicae keren, ondersteunen de veronderstelling dat magie een wezenlijk onderdeel vormde van de middeleeuwse denk- en leefwereld. Door magische recepten te beschouwen als uitingen van een mentaliteit die geworteld is in de middeleeuwse cultuur, en door ons te verdiepen in de denkbeelden en opvattingen waarvan deze magische tak van de Middelnederlandse artes-literatuur getuigenis aflegt, kan onze kennis van de middeleeuwen verrijkt worden met nieuwe inzichten. | |
LiteratuuropgaveIk dank Fons van Buuren voor zijn kritische kanttekeningen. Dit artikel bevat de bewerkte tekst van een lezing, gehouden op 25 februari 1992 voor de Vrienden van het Streekmuseum Hattem Voermanhuis. Onmisbaar voor het onderzoek van Middelnederlandse artes-literatuur is R. Jansen-Sieben, Repertorium van de Middelnederlandse Artes-literatuur. Utrecht, 1989, een inventarisatie van Middelnederlandse handschriften en drukken tot 1600. Een kennismaking met de Middelnederlandse artes-literatuur en de onderzoeksmogelijkheden ervan biedt: W.P. Gerritsen, A. van Gijsen en O.S.H. Lie (eds.), Een school spierinkjes. Kleine opstellen over Middelnederlandse artes-literatuur. Hilversum, 1991. Voor een uitgave van Middelnederlandse magische recepten zie de volgende vier artikelen van W.L. Braekman: ‘Middelnederlandse zegeningen, bezweringsformulieren en toverplanten’, in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1963, p. 275-386; ‘Magische experimenten en to verpraktijken uit een Middelnederlands handschrift’, in: VMKVA 1966, p. 53-118; ‘Een Hattems handschrift: belangrijke aanwinst voor de Middelnederlandse artes-literatuur’, in: Volkskunde 84 (1983), p. 301-331; ‘Een merk waardige collectie “secreten” uit de vijftiende eeuw’, in: VMKA 1987, p. 270-287. Een voorbeeld van een Middelnederlands kruidenboek vindt men in: W.F. Daems, Boec van Medicinen in Dietsche. Een Middelnederlandse compilatie van medisch-farmaceutische literatuur. Leiden, 1967, p. 116-159. Essentiële informatie over magische planten verstrekt I. Teirlinck, Flora Magica. De plant in de tooverwereld. Antwerpen, 1930. Een voortreffelijke inleiding over de middeleeuwse magie is de studie van R. Kieckhefer, Magic in the Middle Ages. Cambridge, 1990. De afwijzing van magie in enkele catechetische teksten is te vinden in het artikel van C.G.N. de Vooys, ‘Bijdrage tot de kennis van het middeleeuwse volksgeloof’, in: Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis. Den Haag, 1902, p. 357-385. Over magie en Middelnederlandse literatuur zie O.S.H. Lie, ‘Die hexe in het perspectief van Middelnederlandse toverboeken’, in: Madoc 4 (1990), p. 212-220 en ‘Literaire verwijzingen in Middelnederlandse magische teksten’, in: Ntg 85 (1992), p. 234-246. |
|