De recensent, ook der recensenten
De taalsmikkelaar
De publikatie van een nieuw boek van Willem Brakman is voor mij altijd een feest. Niet zozeer om de inhoud - die laat ik graag ongelezen. Wat mij in verrukking brengt zijn de recensies waarin de volgelingen hun idool weer de hemel in prijzen. Want Brakman is een uniek geval. Er zijn weinig critici die een nieuwe roman van zeg Hermans of Mulisch of Reve al bij voorbaat prachtig vinden. Maar wanneer er een nieuwe Brakman in de boekhandel ligt, zijn in ieder geval twee recensenten er als de kippen bij om een gouden ei te leggen, te weten Van Deel in Trouw, en zijn verlengstuk in de kwaliteitskrant, Janet Luis: het Querido-koor.
In een opstel over ‘de veronachtzaamden’ (Het literair klimaat 1970-1985) stelt Van Deel ‘dat Brakman zoal niet een belangrijker, dan toch minstens een even belangrijk schrijver is als Hermans, Reve, Mulisch’. Belangrijker dan de Grote Drie, je moet maar lef hebben! Tot voor kort was Van Deel vrijwel de enige die al ontroerd werd als hij een nieuwe Brakman in handen kreeg (zijn devotie gaat zover dat hij in staat zou zijn zelfs een dweepziek artikel te schrijven over de omslagen van Brakmans boeken). Maar de laatste jaren maakt Luis het zo mogelijk nog bonter, het wordt bijna een wedstrijd tussen die twee. Van Deel over de stijl van Brakman: ‘fenomenaal’; Luis: ‘virtuoos’. Geheel in de geest van haar leermeester typeerde Luis ooit het Brakman-personage als ‘een geduchte verteller, een taalsmikkelaar die zich graag vergeet in veelkantige en welluidende beschouwingen’. De slotalinea van deze kritiek, op een roman die Een heiligverklaring (!) heet, begint helemaal in Van Deels idioom: ‘Maar de mooiste en troostrijkste verzoening die Brakman in Een heiligverklaring tot stand brengt’, enzovoorts. Zo bieden die twee loftuiters tegen elkaar op.
Ik geef graag toe dat vrijwel alles aan Brakman mij tegenstaat: zowel de verering van de adepten, die er zelfs in slaagden de man de P.C. Hooftprijs te bezorgen (voorzitter van de jury? Ach, wie anders?), als de manier waarop
philip mechanicus, amsterdam
Willem Brakman
het idool zich die blinde bewondering laat aanleunen. Ooit reisde Luis zelfs naar Twente af om de Grote Schrijver te interviewen over zijn ‘duivelse kanten’. Naar mijn mening is er meer demonie te vinden in de doelpalen van het Diekmanstadion dan in het grijze hoofd van de grijze taalsmikkelaar. Maar laten we proberen objectief te blijven. Wat wil deze schrijver eigenlijk, wat stelt hij voor?
Brakman is een auteur die graag bekende stof her-vertelt in een zeer eigenzinnig, oeverloos proza. In zijn laatste roman, Een vreemde stam heeft mij geroofd, gaat het om het Argonauten-verhaal. Hij is daarmee een van de vele auteurs na Joyce die klassieke motieven terugbrengen tot een eigentijds en alledaags niveau. Wat is het wereldbeeld van Brakman, of zoals hij het zelf noemt, ‘mijn schouw’? In elk boek komt