Stof gezaaid voor de Onsterfelijkheid
Het graf
Het is niet ieder gegeven het graf van Elisabeth Maria Post (1755-1812) te bezoeken. Het ligt op een diep in de Tongerense bossen verscholen familiebegraafplaats. Zelfs geen paddestoel van de anwb wijst de richting; de lijkweg is een smal, bochtig zandpad. Professor J.C. Brandt Corstius, de eerste literatuurwetenschapper die in Nederland de achttiende eeuw serieus nam, kon het graf niet vinden. De weinige bezoekers vinden het bij toeval (of dankzij de Voorzienigheid) als zij door de bossen van de Veluwse gemeente Epe zwerven. Rododendrons en andere evergreens schermen de grafstenen af, terwijl de graven met heide, mos en andere bosplanten bedekt zijn.
De stichter van deze natuurbegraafplaats, Jan Hendrik Rauwenhoff, schreef rond 1800 de verzen die op het eenvoudige hek geschilderd zin:
Betreed, O Wandelaar, met eerbied dezen grond Aan dooden toegewijd ter rustplaats; 't graf is heilig En zij wier asch hier rust zijn voor all' onrust veilig Schoon hen geen marmer dekt, maar heide groei' in 't rond.
Rauwenhoff heeft hier, in de jaren dat er nog geen graf gedolven was, dikwijls gemediteerd - vooral in de nachtelijke uren als er een lijkbleke maan over Tongeren scheen; in het familie-archief bevinden zich nog enkele cahiers met gedachten over leven en dood opgetekend op...zijn verjaardag. Hij was als patriots burgemeester van Elburg na de Pruisische inval, die diende om het gezag van de stadhouder te herstellen, door het hof van Gelderland ter dood veroordeeld en moest vluchten: de IJssel over, in Kampen was hij veilig. Toen de Bataafse Republiek uitgeroepen werd, kon hij in Elburg terugkeren als ‘provisionele representant’, maar hij weigerde, trok zich op zijn buitenplaats bij Tongeren terug en leidde een beschouwelijk landheerlijk bestaan. Net als zijn Zwolse ambtgenoot Rhijnvis Feith, die over het graf een gevoelig leerdicht maakte, was hij gebiologeerd door de dood.
Hij geloofde niet anders dan dat het eerste graf voor hem zelf zou zijn, maar de echtgenote van de Eper predikant Overdorp, weliswaar niet geparenteerd aan de Rauwenhoffs maar door een edeler ban, zielsvriendschap, verbonden aan Hendriks dochter Anna Wilhelmina, werd er als eerste begraven (op 6 juli 1812). Dat wil zeggen, haar stof werd op deze dodenakker gezaaid om geoogst te kunnen worden op de morgen van de wederopstanding, aldus formuleerde Elisabeth Maria Overdorp- Post het zelf op haar doodsbed. Een jeugdige huisgenote noteerde haar gedachten aan de nabije dood; haar hoop ‘grafrust’ te vinden:
Zijt van mij gegroet stille rustplaats der Dooden: ik zie u in mijne verbeelding met stille ontroering; - de vriendschap gaf mij hier eene schuilplaats; - de smart van een moeitevol leven hoop ik in u uitteslapen, en zijn verdriet te vergeten. - de Gade, die met mij weende, en de jeugdige vriendin zullen mij hier ter ruste brengen; bezoeken; en welligt bij mij rusten. - Hier zal ik de wereld, en haare tranen vergeten; [...] en, ongestoord den zaligen morgen der Opstanding verwachten! - In Gods schoone vrije schepping zal ik ongestoord slapen [...]. - Nu, door het graf overwonnen, zal ik het ook eenmaal overwinnen: Dood, en Graf zijn door Hem vernietigd, die leven, en onsterfelijkheid aan het licht bragt; - Hij leeft, en ik zal leven; - dit stof wordt gezaaid voor de Onsterfelijkheid!
De laatste regels werden op de steen gebeiteld. Twee maanden later moest er een tweede graf gedolven worden, en opnieuw werd de stokoude Jan Hendrik Rauwenhoff door de dood verschoond. Zijn dochter, Anna Wilhelmina, volgde haar zielsvriendin in de doodsvallei; volgens de eenzaam achtergebleven vader gingen zij samen op weg naar Gods paradijs. Kennelijk waren er belangrijke redenen waarom de vriendinnen niet in hetzelfde graf begraven werden, zoals de vriendinnen in Posts briefroman Het Land (1788) elkaar plechtig beloofd hadden. Maar op Tongeren liggen de zielsvriendinnen slechts enkele meters van elkaar verwijderd, wat bij de wederopstanding zeker niet tot misverstanden zal leiden. Zelfs (ziels)verwanten die verder van elkaar begraven zijn, zullen elkaar onmiddellijk tegemoet ijlen, herkennen en op-