Literatuur. Jaargang 10
(1993)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Streuvels en de Nobelprijs
| |
De eerste nominatieIn 1903 doet de oud-Kortrijkenaar, oud-bakker en volksvertegenwoordiger voor Antwerpen, August Delbeke, het voorstel Streuvels voor te dragen als Belgisch kandidaat voor de eerste Nobelprijs voor letterkunde. Streuvels heeft dan nog slechts een tiental boeken geschreven, waaronder De oogst, maar is toch al in vele talen te lezen. Zijn werk wordt vertaald in het Duits, Engels, Frans, Italiaans en Esperanto. Het debat in de kamers leidt tot de vaststelling dat niet de regering, maar de Koninklijke Vlaamse Academie een voordracht moet indienen. De Academie besluit de schrijvers Maurice Maeterlinck (1862-1949), Iwan Gilkin (1858-1924) en Stijn Streuvels voor te dragen als Belgische kandidaten
Stijn Streuvels (1908)
voor de Nobelprijs letterkunde. Uit de verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie blijkt dat Streuvels weinig kans maakt: men verwijt hem ‘kunstmatige taal’. Het is de Noor B. Bjornson die in 1903 de Nobelprijs voor letterkunde krijgt.
Op 29 oktober 1927 schrijft Herman de Man (pseudoniem voor Herman Salomon Hamburger, 1898-1946) aan zijn vriend Streuvels, wiens werk hij heel erg bewondert en met wie hij regelmatig correspondeert, dat hij in de krant heeft gelezen dat Thomas Mann de Nobelprijs voor letterkunde heeft gekregen: ‘De couranten brengen het bericht, dat Thomas Mann de Nobelprijs zou hebben. Met alle respect voor dezen Thomas, doet het me oprecht verdriet voor U en het spijt me, dat ik nu de feestmaaltijd misloop. Maar er is nog altijd hoop; verleden jaar was er ook een canard aan de lucht en Pirandello is ook immers eens genoemd. Ik vind het zoo vervloekt jammer dat wij er hier niets aan kunnen verwrikken. Ik weet niet eens precies waar dat keurcollege zetelt, omdat ik er toch nooit wat mee te maken krijg.’ Wat dat laatste betreft vergist De Man zich flink. De komende jaren zet hij zich met alle macht in om | |
[pagina 11]
| |
Streuvels, die hij als zijn leermeester beschouwt, te nomineren voor de Nobelprijs. | |
De tweede nominatieIn augustus 1936 ontvangt Streuvels uit Stockholm een brief van De Man: ‘In opdracht van een Nederlandschen uitgever ben ik in Zweden, om er wederzijdsche verbindingen met auteurs aan te knoopen. En ik word hier allerhartelijkst ontvangen. Ik logeer bij Thure Nymann, een der bekendste literaire essaisten, die eenigen tijd geleden 14 dagen mijn gast was.’ De Man vervolgt met te zeggen dat hij ook de auteur Sigfrid Siwertz, lid van de Zweedse Academie en dus een van de achttien die over de Nobelprijs beslissen, heeft ontmoet. Hij stelde hem de vraag waarom Streuvels altijd gepasseerd wordt voor de Nobelprijs. Siwertz antwoordde toen: ‘Streuvels is, als ik 't mij wel herinner, voor ik lid werd van de Z.A. eens gecandideerd geweest. Ik weet dus ook niet, waarom toen een ander werd gekozen. Met politiek zooals U misschien meent, heeft het niets te doen, of iemand die prijs krijgt; wij zijn volkomen onafhankelijk. Ik weet, dat die fabel bestaat, spreek het met stelligheid tegen. Ik zou niets liever willen, dan een auteur bekronen, die een grootmeester is en toch, b.v. door de kleinheid van zijn taalgebied, in Europa en daarbuiten onbekend...Nu zegt U mij wel, Streuvels is een groot meester en ik heb geen aanleiding aan uw meening te twijfelen, omdat ik uit het gesprek van dezen middag gemerkt heb, dat U in het literaire gezond oordeelt, maar U verwacht toch zeker niet van me, dat ik morgen reeds op uw paard spring en uw enthousiasme ga deelen, zonder Streuvels te kennen. Het heeft mij veel genoegen gedaan dat U, die in jaren zooveel jonger zijt, den ouderen Streuvels zoo goed weet te waardeeren (...) Temeer, waardeer ik uw pleidooi voor Streuvels, omdat U me hebt verteld, dat hij uw letterkundig voorbeeld is geweest, toen U begon te schrijven. Leerlingen zullen hun meesters eeren, zelfs als ze later grooter meester zijn geworden. Dat is trouw (...) neem van me aan, dat ik niets liever zou willen, dan dat een werkelijk groot auteur uit een klein land en onbekend taalgebied bekroond werd. Maar help me, een oordeel vormen. Zoek eens wat meeningen die over Streuvels verschenen zijn - liefst in talen die ik lezen kan - bijeen en probeer eens wat vertalingen te verzamelen en stuur ze me toe. Schrijf verder op een stuk papier precies wat U van Streuvels kent en van zijn werk denkt.’ Voor het jaar 1936 is het te laat, de kandidatenlijst is al opgemaakt. Het volgend jaar biedt echter nog alle kansen. De Man gaat meteen aan het werk. Er moet volgens Siwertz een aanbeveling komen van een Belgische of Nederlandse hoogleraar of academielid, met bibliografische en andere bijlagen. Het persoonlijke artikel over de persoon en het werk van Streuvels besluit De Man samen met zijn vriend Dirk Coster te schrijven.
Opdracht aan Herman de Man in het boek Kerstvertellingen van Stijn Streuvels
Op 7 november 1936 verschijnt er een artikeltje in het Franstalige blad Cassandre, waarin de wens wordt uitgesproken dat de Belgische regering Streuvels voordraagt voor de Nobelprijs. ‘Il est temps que nos lettres flamandes ne soient plus traitées en parente pauvre. Il est temps qu'un Streuvels soit récompensé comme il mérite.’ Streuvels stuurt hiervan een knipsel aan zijn Duitse uitgever Spermann. Deze richt een circulaire aan Duitse hoogleraren voor literatuurgeschiedenis en esthetiek met het verzoek hun handtekening te zetten op een petitie aan het Nobelcomité te Stockholm om aan Streuvels de prijs toe te kennen. De circulaire die ondertekend is door vijf hoogleraren eindigt als volgt: ‘Der Nobelpreis für Literatur ist bisher noch niemals an einen Dichter Belgiens gefallen, und mit jedem Jahr wächst deshalb die Wahrscheinlichkeit, dasz er einmal nach Belgien vergeben wird, wir brauchen gerade Ihnen gegenüber nicht zu betonen, wie wichtig es aber dann ist, dasz der bedeutendste flämische Dichter, den Belgien heute besitzt, den Preis bekommt, ein Dichter, der durch zahlreiche deutsche Ausgaben seiner Werke bereits zum deutsche Volksbesitz gehört und unserer deutschen Kultur eng verbunden ist. Heil Hitler!’ | |
[pagina 12]
| |
Streuvels aan zijn werktafel (1942)
Zeventig hoogleraren ondertekenen in 1936 de petitie, die overigens niet helemaal correct is, want in 1911 ontving de Belg Maurice Maeterlinck de Nobelprijs voor literatuur. Op 8 januari 1937 schrijft De Man aan Streuvels dat hij een brief naar Siwertz heeft gestuurd met alle vertalingen, beoordelingen enzovoorts. Verder heeft hij professor Muls, voorzitter van de Vlaamse Academie, geschreven en om een onderhoud gevraagd. Op 11 januari wordt hij bij professor Muls ontvangen, die hem toezegt de voordracht van de Academie voor 1 februari te versturen. Dit alles deelt De Man op 11 januari 1937 Streuvels mee: ‘Zoo U ziet, wordt de aangelegenheid breed en waardig aangevat. Niet zoo waardig zal ik zijn, en met mij vermoedelijk nog eenige anderen, als het initiatief slaagt. Dan zorgt U maar voor 60 Animiermadel en komen we een tuinfeest houden in den hoogen hof van 't Lijsternest. Dat kost U dan minstens 20 heele hammen en een brouwerskar vol bier.’ Op 15 maart 1937 krijgt De Man een brief van professor Muls met de vraag wat er nog meer voor Streuvels gedaan kan worden. Muls denkt dan zelf aan het volgende: ‘Ik ken persoonlijk zeer goed een Prins Eugeen van Zweden, die zooals U weet ook kunstschilder is en herhaaldelijk mijn Museum bezocht. Zou ik hem vragen de kandidatuur van Streuvels te steunen? Zou het wenschelijk zijn Koning Leopold te verzoeken om tusschen te komen langs het Koninklijk Huis van Zweden om? Dit alles kan natuurlijk nog gedaan worden en ik vernam daarover gaarne uw advies.’ De Man besluit deze precaire vraag voor te leggen aan de Zweedse schrijver Thure Nymann. Zelf heeft hij ‘een beetje afkeer van zoodanige royale interventie. Een schrijver moet m.i. om zijn werk alleen gekozen worden. Ik heb echter den Voorzitter terug geschreven, dat ik er behoedzaam naar informeeren zou, omdat ik het ook weer niet goed zou vinden, zoo andere candidaten, die misschien wel langs die wegen ondersteund worden, anders een voorsprong zouden bekomen, die met de literatuur ook al niets uitstaande heeft.’ De belangrijke dag, donderdag 11 november, wanneer de bekendmaking van de Nobelprijs plaatsvindt, nadert. Een paar dagen daarvoor, op 8 november 1937 schrijft De Man aan Streuvels: ‘'t Is Dinsdag 9 november als U dezen brief ontvangt en op Donderdag 11 November (de kinderen zouden zeggen: nog maar twee nachtjes slapen) maken de Stockholmsche heeren hun beslissing bekend. Ik moet U bekennen, dat ik sinds weken in brandende afwachting leef. Ik kan de gedachte niet van me afzetten, dat U bekroond wordt. En die idee maakt me op voorhand al gelukkig. Dan zal ik eindelijk hebben ingelost, de schuld die ik aan U had: want uw werk heeft mij feitelijk de begeestering bijgebracht die mij in het begin deed schrijven.’ Herman de Man begrijpt er in zijn euforische stemming niets van dat Stijn Streuvels volstrekt onverschillig staat tegenover een mogelijke toekenning van de Nobelprijs. Maar misschien had Streuvels een vooruitziende blik, want in 1937 kreeg niet hij, maar de nu in Nederland vrijwel vergeten Franse schrijver | |
[pagina 13]
| |
Roger Martin du Gard (1881-1958) de begerenswaardige prijs. Voor De Man moet de deceptie groot geweest zijn. Heel zijn leven heeft hij Streuvels bewonderd. In 1922, in zijn eerste brief aan Streuvels, schreef hij hem al: ‘Zoo zonder dat U het wist, was U altijd mijn richtsnoer. Zoo klaar en innig als U schreef, zoo wilde ik het doen.’ | |
De oorlogDe Tweede Wereldoorlog zorgt ervoor dat Herman de Man al zijn strijd- en levenslust verliest. Zijn vrouw, evenals hij joods, en vijf van zijn zeven kinderen zijn vermoord, zijn grote huis in Berlicum is leeggeroofd en zijn hele archief, waarbij de brieven van Streuvels, is verdwenen. Schrijven wil en kan hij niet meer; de werkelijkheid heeft zijn creativiteit doodgeslagen. Streuvels werkt in de oorlog mee aan de Duitse verfilming van zijn boek De Vlaschaard. In alle naïviteit vermoedt hij niet dat iemand ook maar bezwaar kan maken tegen zijn houding. De Duitsers maken misbruik van zijn roem en interpreteren zijn streekromans als Blut und Boden-literatuur. Al tijdens de oorlog wordt zijn onhandige houding gelaakt. Via Radio België worden uit Londen in 1942 felle beschuldigingen tegen hem geuit. Onmiddellijk na de oorlog is hij een omstreden figuur. In september 1944, kort na de bevrijding van België, worden op de stijlen van het toegangshek tot zijn huis, Het Lijsternest, hakenkruizen geschilderd. Hij moet zich verantwoorden via verhoren. Herman de Man is tijdens zijn Radio Oranjeperiode - hij is de verantwoordelijke man voor alle tot de Nederlandse boer gerichte uitzendingen - al geconfronteerd met filippica's die Streuvels via de radio treffen. Hij tracht, overtuigd van Streuvels' goede trouw, zijn meester te laten rehabiliteren. Helaas heeft hij niet meer kunnen meemaken dat Streuvels nog eens voorgedragen zou worden voor de Nobelprijs. Op 14 november 1946 komt hij om bij een vliegtuigongeluk op Schiphol. | |
De derde nominatieOp 21 november 1952 bericht De Standaard dat Streuvels door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en letterkunde is voorgedragen. Enkele maanden later, op 12 maart 1953, weet De Gazet van Antwerpen te melden: ‘Dhr Harmel, minister van Openbaar Onderwijs, heeft in naam van de Belgische regering stappen gedaan bij de minister van Zweden in België, opdat hij deze kandidatuur bij de betrokken Zweedse overheid zou willen aanbevelen.’ De Academie doet haar best. André Demedts schrijft in zijn boek Stijn Streuvels; een terugblik op leven en werk: ‘Ze zou daarinzelfs een bewonderenswaardige volharding aan de dag leggen en haar voorstel, met meer aandrang nog hernieuwen, de laatste jaren van Streuvels' leven, toen ze zich een paar keren van de steun van andere officiële personen en lichamen kon verzekeren. Er werden ook door vrienden van Streuvels pogingen aangewend - Prof. Dr Leo van Puyvelde o.a. heeft zich daarvoor ingespannen - maar alle moeite was te vergeefs. Was het gunstige ogenblik voorbij, bleef de informatie over Streuvels in gebreke of oordeelde de Zweedse Academie dat anderen de onderscheiding meer verdienden?’ Het is niet Stijn Streuvels, maar Sir Winston Churchill, die de Nobelprijs voor literatuur ontvangt. De memoires van de Engelse staatsman hebben de Zweedse Academie weten te vermurwen. Die toekenning heeft nogal wat protesten tot gevolg, omdat Churchills memoires volgens velen niet beantwoorden aan literaire criteria. De geschiedenis laat Streuvels koud. ‘De hele zaak heeft vader niet van nabij beroerd, zodat er dan ook van ontgoocheling geen sprake kan zijn,’ noteert dochter Isa in een brief van 14 mei 1991 aan Gé Vaartjes. Stijn Streuvels sterft, ongelauwerd, op 15 augustus 1969. De tijger van het Lijsternest is 97 jaar oud geworden. | |
LiteratuuropgaveIn dit artikel opgenomen briefcitaten zijn een keuze uit de omvangrijkere correspondentie van Herman de Man aan Stijn Streuvels. Onze dank gaat uit naar mevrouw M. Boserup-de Man en de erven Streuvels, die ons toestonden deze fragmenten te publiceren. De brieven van Herman de Man aan Stijn Streuvels bevinden zich in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven in Antwerpen. Essentiële informatie over Streuvels is te vinden in André Demedts, Stijn Streuvels; een terugblik op leven en werk. Orion/Desclée de Brouwer, 1971. Een chronologisch overzicht van Streuvels' leven en oeuvre, verlucht met veel afbeeldingen, biedt Luc Schepens, Kroniek van Stijn Streuvels 1871-1969. Orion/Desclée de Brouwer, Brugge, 1980. Streuvels publiceerde een beknopte autobiografie: In levenden lijve. Desclée de Brouwer, Brugge/Utrecht, 1966. Karakteristieken van leven en werk van Herman de Man gaven Henk Povée, Herman de Man. Thoth, Amsterdam, 1986 en Gé Vaartjes, ‘Herman de Man: chroniqueur van een mentaliteit’, in: De Lopikerwaard - in het land van Herman de Man, Werkgroep Behoud Lopikerwaard, Alphen aan den Rijn, 1985, p. 59-73. |
|