Het grote misverstand
De recensent, ook der recensenten
Al voor Buiten adem, het debuut van Flip Schrameijer, in de boekhandel lag, verklaarde zijn uitgever dat het hier om ‘het eerste Amerikaanse boek in de Nederlandse literatuur’ ging. Met zo'n uitspraak maak je bij voorbaat al een paar literaire bobo's boos, want dan zal het wel om literair fast-food gaan. Dat de auteur zich vervolgens in de Volkskrant liet afbeelden in een houding of hij voor Playgirl poseerde, deed de zaak ook geen goed. De ontvangst van Buiten adem laat dan ook een aantal allermerkwaardigste reacties zien, die getuigen van weinig literatuurhistorische kennis of om het wat scherper te stellen: van een parochiale benepenheid.
In Buiten adem voeren afwisselend drie personages het woord: Michelle, hoer van beroep; topambtenares Jan, en haar man Thomas, die zich onder meer bemoeit met Zuid-Afrika. Het boek gaat over het failliet van idealen uit de jaren zestig. ‘Het is ook zo calvinistisch, zo Nederlands, om altijd maar te denken dat je de wereld kunt verbeteren,’ verzucht Jan op het eind. Grote twijfels ook bij beide echtgenoten over het eens zo progressief geachte open huwelijk, waar minnaars en minnaressen vrij in en uit mogen lopen. Thomas houdt het niet langer vol. Hij moet zichzelf bekennen dat hij verteerd wordt door die oeroude demon: de jaloezie - een gevoel dat in de flower-powerperiode werd ontkend of als laat-kapitalistische bezitsdrift werd afgedaan (zou iemand dat woord ‘laat-kapitalistisch’ nog in ernst gebruiken?). Ondanks een opflikkering in Rome strandt het huwelijk tussen Jan en Thomas. Het ironische commentaar komt van de hoer: ‘Jij moet zo nodig die negers helpen en je vrouw die arme prostituées. Jullie kunnen je eigen leven nog niet eens...Daar maken jullie al een puinhoop van.’
De meest afgewogen recensie komt mijns inziens van Arnold Heumakers, die in de Volkskrant het boek strikt beoordeelt op wat het wil zijn, namelijk een satirische zedenschets, en die oog heeft voor de compositie: ‘Door het verhaal vanuit drie verschillende gezichtspunten te vertellen, heeft Schrameijer zijn roman voldoende nuancering meegegeven. Het contrast is weliswaar grof aangezet, maar dank zij de ironie pakt dat effectiever uit dan men op het eerste gezicht zou denken.’
Ook Doeschka Meijsing (Elsevier) laat heel wat lovende woorden vallen, maar geeft in de laatste alinea een eigenaardige draai aan haar betoog: ‘Buiten adem is een uitzonderlijk gaaf debuut. Een intelligente, realistische roman. Het enige bezwaar dat eraan kleeft is dat nergens des Pudels Kern naar boven steekt. Daarvoor is het allemaal net iets te glad, te keihard en te nuchter. Alsof alles van deze tijd aan bod moest komen, maar vooral vermeden moest worden daar enige kwellende vragen bij op te roepen, of enig verwarrend standpunt in te nemen.’ Dat de roman niet meer wil zijn dan een zedenschets, komt niet bij de recensente op.
Anker, de braafste Revisor-klant, gaat in Het Parool nog verder. Deze recensent, die gewoonlijk alleen zijn best doet bij een boek dat door Querido is uitgegeven, heeft geen enkel oog voor de door Meijsing nog geprezen compositie. In de voorlaatste alinea uit hij een schrikbarend vermoeden: ‘Sommige Amerikaanse schrijvers verdenk ik ervan dat ze, markt- en modegevoelig als ze zijn, een boek in elkaar flansen om maar te scoren, een noodzaak die daar door het andere culturele klimaat overigens groter is dan hier. Van de meeste Nederlandse schrijvers heb ik altijd het idee dat ze in afzondering, alleen omdat ze het van zichzelf moeten, een eerlijk boek schrijven. In het geval van deze Flip Schrameijer begin ik daar echter aan te twijfelen.’
Ik zal Anker eens iets vreselijks vertellen: de allergrootste auteurs uit de wereldliteratuur waren ‘marktgericht’. Dickens en Dostojevski schreven tegen de klippen op om te blijven leven. In Nederland is Couperus het voorbeeld van een auteur die voortdurend met één oog naar het publiek lonkte, ondanks zijn fraaie pose van dédaigneuze dandy. Niet ‘eerlijk’?
En wat betekent eigenlijk ‘modegevoelig’? Was Hermans dat toen hij in Onder professoren de universitaire revolutie satirisch beschreef? Is Krol modegevoelig wanneer hij zijn werk probeert te vernieuwen door Maurits en de feiten een detective-element mee te geven? Termen als ‘marktgericht’ en ‘modegevoelig’, zijn niet meer dan stokken die men gebruikt om een hond te slaan die men zich niet op een eerlijke manier van het lijf weet te houden. Nogmaals, het zijn onzinnige criteria. Claus schreef zijn Metsiers (dat overigens met meer recht ‘het eerste Amerikaanse boek in de Nederlandse