we naar mijn mening meer recht aan de eenheid van het sonnet, die opgebouwd is rond de oppositie tussen het octaaf, waarin het verdriet de overhand lijkt te hebben, en het sextet waarin onder de inspiratie van Hemelvaart een stercker geest triomfeert over het vruchteloose wrangh dat de herdenking van Allarts dood teweeg heeft gebracht.
Voortgang bevat bijdragen van diverse herkomst, maar verloochent zijn geboorte uit de afdeling Nederlands van de Vrije Universiteit niet. Het is dan ook vanzelfsprekend dat in dit deel aandacht wordt besteed aan de twee sterfgevallen waardoor de afdeling binnen een jaar is getroffen. De redactie gedenkt kort Willem Breekveldt en in een hier afgedrukte herdenkingsrede voor prof. dr. L. Strengholt geeft Henk Duits een zorgvuldig overzicht van diens betekenis voor het vak.
De overige artikelen bestrijken zoals gewoonlijk zeer verscheiden aspecten van de taalkunde en de letterkunde, met dit keer een duidelijk overwicht voor de laatste.
Ad Zuiderent onderzoekt de rol van bloemlezingen in de vorming van de literaire smaak aan de hand van enkele bekende voorbeelden uit het verleden en een aantal recente verschijningen. De in Vlaanderen uitgegeven bloemlezing Twist met ons, ingeleid door Benno Barnard, is van die laatste de enige die volgens Zuiderent nog jarenlang de moeite waard zal blijven, ook al ligt zij nu bij De Slegte.
Saskia van Rijnswou acht de twee boeken die A.F.Th van der Heijden onder het pseudoniem Patrizio Canaponi publiceerde, zowel op macroniveau (onder andere door het procédé van mystificatie) als op het microniveau van taal en motieven duidelijk te karakteriseren als postmodernistisch.
Greshoff, Vestdijk en anderen zijn betrokken geweest bij pogingen tot heroprichting van Groot Nederland na de Tweede Wereldoorlog. S.J.A. van Faassen laat aan de hand van vooral briefwisselingen zien hoe dat plan uiteindelijk mislukte. Hij documenteert daarmee een minder bekende fase uit de geschiedenis van de moeizame samenwerking tussen Noord en Zuid op het gebied van tijdschriftredacties.
Elsa J. Folkers-Loosjes biedt een zorgvuldige analyse van de relatie tussen historische gegevens en aan de verbeelding van de auteur ontsproten elementen in het werk van Bosboom-Toussaint. Dezelfde schrijfster staat vervolgens centraal in het opstel van H. Reeser over de negentiende-eeuwse waardering voor Shakespeare in Nederland.
De overige bijdragen liggen meer op filologisch of taalkundig terrein. Op het al besproken artikel van Sneller volgen enige kanttekeningen van N. van der Blom bij een door Strengholt eerder behandeld manuscript van Tesselschade.
M.A. Mooijaart onderkent ondanks een oppervlakkige indruk van systeemloosheid reeds een zeker spellingsbewustzijn bij zeven dertiende-eeuwse klerken die de eerste periode van het gebruik van de volkstaal in ambtelijke teksten vertegenwoordigen.
Dystorie van Saladine is een Middelnederlandse kruisvaartroman geschreven in strofische verzen, en als zodanig een uitzonderlijk verschijnsel. Geert H.M. Claassens pleit voor meer onderzoek naar deze interessante, in een incunabel van de Haarlemse Stadsbibliotheek overgeleverde tekst en geeft zelf een flinke voorzet in zijn ‘prolegomena bij een nieuwe editie’.
In een artikel over ‘Variatie en verandering in het Vlaardings’ levert C. van Bree mede commentaar op de thesen van P.N.M. Commandeur over de ontwikkeling van het plat Amsterdams.
Als laatste bijdrage is een lezing van Els Elffers afgedrukt over de geschiedschrijving van grammaticale concepten, het onderwerp dat ook in haar inmiddels verschenen dissertatie aan de orde komt.
E.K. Grootes
Voortgang, jaarboek voor de Neerlandistiek. xi (1990). Uitgave: Studierichting Nederlands vu, ƒ 35, -.