groep - treffen elkaar ook wel in deze bibliotheek. Het enige gevaar dat ze dan lopen is, door mij staande te worden gehouden met een: ‘Welk Nederlands boek ben je op dit moment aan het lezen? Geen? Kom dan maar 's mee, dan gaan we voor jou een mooie roman uitzoeken.’ Want in de neerlandistiek studeert men hier bijna altijd af op een literair onderwerp, dus het is belangrijk dat studenten een beetje de weg kennen in onze literatuur.
Hoe komen Napolitanen er eigenlijk toe het vak Nederlands te kiezen? In Italië studeer je nooit één enkele taal, maar altijd een combinatie van twee of meer talen. Een gisse jongen of meid begrijpt dan, dat je binnen de eg met talen als Engels of Duits weinig kans op werk krijgt. En zo'n student combineert, bijvoorbeeld, naast vier jaar Duits vier jaar Nederlands (dan studeert hij beide talen als hoofdvak), of vier jaar Engels naast twee jaar Zweeds en twee jaar Nederlands (en in dit geval is Nederlands bijvak).
Gezegd dient te worden, dat men in Napels graag Nederlands studeert: hoe vaak gebeurt het immers niet dat een bijvakker na een jaar besluit er een hoofdvak van te maken? De student verwerkt dus ‘Lingua e Letteratura Olandese’ in zijn individuele studiepakket (dat uit ongeveer twintig examens bestaat die hij liefst in vier jaar moet afleggen). Hierna presenteert hij zijn ‘tesi di laurea’, een dikke doctoraalscriptie die verdedigd moet worden voor een commissie van tien professoren en een zaal vol belangstellenden. Onze laatste tesi betroffen Hugo Claus, PA. Daum en de moderne Nederlandse Italië-literatuur.
Hoeveel studenten schrijven zich jaarlijks voor Nederlands in? Voor een kleine, zich in Europa weinig profilerende taal die zichzelf ook graag onderschat, en dan in een stad als Napels, in zo menig opzicht mijlen ver van Nederland verwijderd, is - dunkt me - het gemiddelde van tien à twaalf eerstejaars een behoorlijk aantal.
De colleges worden gegeven in samenwerking met de Vlaamse collega Kristien Wuytack, die vooral het taalkundige deel voor haar rekening neemt. De studenten krijgen grammatica, taalverwerving via een talenpracticum, ze lezen teksten, analyseren de zich daarbij voordoende problemen, en nemen kennis van aspecten uit de geschiedenis van Nederland en Vlaanderen. Zoals gezegd neemt de literatuur de belangrijkste plaats in. Essentieel is hierbij, naar mijn idee, zowel het populariserende als het comparatieve aspect: een buitenlandse student Nederlands moet vergelijkingspunten kunnen vinden met andere letterkunde die hij bestudeert, maar hij moet in de eerste plaats van de Nederlandse letterkunde leren houden.
De hamvraag is dan altijd: wat doet het ertoe of een Italiaanse student iets weet van Mariken van Nieumeghen, van Max Havelaar of van W.F. Hermans? Tja, wat doet het er eigenlijk toe? Neem nu eens aan dat de Nederlandse cultuur nog niet helemáál rijp is voor de schroothoop (men heeft het kennelijk in Nederland nodig dat dit nu en dan in internationale context onderstreept wordt). En beschouw dan eens de soms grondige literaire en cultuurhistorische kennis van zo'n student als manier om Nederland te integreren in Europa. Wij willen toch op ieder niveau met ‘Europa’ meedoen? Dan moeten wij ook een generatie buitenlanders opleiden die Nederland op deze gerichte wijze heeft leren kennen en die het land internationaal weet te ‘plaatsen’.
Zo'n student die in Napels afstudeert op een analyse van Twee vrouwen van Harry Mulisch, die via erasmus een half jaar in Nederland heeft gestudeerd en daar vrienden heeft gemaakt, en die ik daar opeens door Utrecht zie zwalken, de fiets losjes aan de hand meevoerend...zo'n student is veel belangrijker voor ons dan wij gewoonlijk veronderstellen.