Literatuur. Jaargang 9
(1992)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen
| |
[pagina 232]
| |
nisator van steekspelen, en de zanger van meerstemmige koormuziek te identificeren met één en dezelfde Jan van Hulst? Zekerheid daarover is er niet, maar het beeld dat ontstaat door samenvoeging van alle gegevens lijkt plausibel: zo zou iemand geweest kunnen zijn. De hypothetische Jan van Hulst is goed voorstelbaar, maar tot in het laatst van de vijftiende eeuw komt deze naam voor in de Brugse archieven. Er moeten dus hoe dan ook verschillende Bruggelingen bestaan hebben met deze naam, voorzichtigheid blijft dan ook geboden. Een heel interessante vermelding betreft die van de oprichter van de eerste Brugse rederijkerskamer, de broederschap van de Heilige Geest. Ook hier weer de naam Jan van Hulst. Graag zouden we in deze stichter dezelfde persoon zien als de auteur uit het Gruuthuse-handschrift, die in zijn dichterschap zozeer lijkt vooruit te lopen op die latere Bruggeling, en een der eerste rederijkers, Anthonis de Roovere. Heeroma, in zijn editie van het Gruuthuseliedboek, tracht de dichters die hij verbindt met de teksten uit het Gruuthuse-handschrift, te voorzien van een biografie. In de vrome en soms pessimistische gedichten van Jan van Hulst herkent hij een man op leeftijd, en op grond van een zeer omstreden betoog laat hij deze dichter rond 1340 geboren worden. Als dat klopt is het zeer onwaarschijnlijk dat hij in 1410, als zeventigjarige, voor de hertog heeft gezongen, en haast uitgesloten dat hij, bijna twintig jaar later, de stichter is geweest van de Heilige Geest-broederschap. Maar werd Jan van Hulst rond 1340 geboren? In het Stadsarchief van Brugge vinden we één aanwijzing die misschien enig houvast biedt bij een nadere bepaling. In de jaren negentig van de veertiende eeuw kennen we Jan van Hulst als organisator van feestelijkheden. Bovendien mogen we aannemen dat hij in deze jaren gedichten schreef. Ergens in deze zelfde jaren moet hij zijn getrouwd (als de vermelding in het archief op dezelfde Jan van Hulst slaat). Immers, op 20 juni 1395 is er een overeenkomst gesloten tussen het stadsbestuur van Brugge en Jan van Hulst, waarin is bepaald dat de laatste het wezengeld zal ontvangen van zijn vrouw, dochter van de overleden Wouter de Busschere. Tot haar huwelijk diende dit wezengeld te worden uitgekeerd aan haar voogd, maar vanaf nu is haar echtgenoot de ontvanger. De datum van het huwelijk is niet bekend, maar wel de naam van de bruid: Liegaerde. Zoals al gezegd is ook hier niet zeker of we te maken hebben met de dichter Van Hulst, maar de naam van zijn vrouw (een naam die niet zo heel gebruikelijk was), wijst rechtstreeks naar het Gruuthuse-liedboek). Lied 28, een ballade in drie strofen, bevat in alle strofen een acrostichon, waarin de naam Liegaert is te lezen. Het lied is op deze wijze, zo valt aan te nemen, opgedragen aan Liegaert. Het zal geschreven zijn voor 1395, mogelijk door Jan Moritoen, zoals Heeroma veronderstelde. Maar misschien ook was Jan van Hulst de auteur, die het schreef als liefdesverklaring, of misschien als letterkundig kunststuk, om te laten zien wat hij vermocht. Mogelijk is de liefdesverklaring van Jan van Hulst - als het dat was - eerst alleen maar als poëtisch spel opgevat. Groot zal dan de verbazing geweest zijn toen enige tijd later bleek dat het aan was tussen Jan en Liegaert. Toen Jan van Hulst trouwde in 1395, of kort daarvoor, was hij mogelijk rond de dertig. Dan was hij in 1410 een veertiger, nog goed bij stem toen hij de hertog toezong. In 1428 zal hij iets ouder dan zestig geweest zijn, een eerbiedwaardig lid van de Brugse burgerij, die zijn sporen had verdiend in het literaire en muzikale leven, en die iets van wat hij begonnen was wilde bewaren voor de toekomst door het oprichten van een rederijkerskamer. Het kan deze Jan van Hulst zijn, die in het oudste bewaarde ledenregister van het Gilde van de Droge Boom wordt genoemd onder de overleden leden. Zijn naam staat prominent vermeld. De beschikbare gegevens maken het mogelijk een plausibel portret te schetsen van een Bruggeling die leefde rond 1400. Of dit portret de eertijdse realiteit van de dichter Jan van Hulst weergeeft, blijft een vraag. In elk geval krijgt het toch al kleurrijke verhaal rond het Gruuthusehandschrift steeds scherpere contouren: er komt steeds meer leven op het Brugse toneel.
Johan Oosterman |
|