De toenmalige Belgische ambassadeur, dr. W. de Pauw, op werkbezoek in Melbourne. V.l.n.r.: Wim Hüsken, W. de Pauw, Christian Grawe (hoofd van het Department), mevr. De Pauw en Bruce Donaldson
te zien was dat studenten, die immers nog niet eerder van schrijvers als Hermans, Mulisch, Reve of Wolkers hadden gehoord, juist aan hún werk meestal sterk de voorkeur gaven. Het grootste succes oogstten we evenwel steevast met Tessa de Loos verhaal ‘De meisjes van de suikerwerkfabriek’! En terwijl zoveel Nederlandse studenten en
vwo-leerlingen een hekel hebben aan structuuranalyse, was deze methode voor studenten die gewend zijn aan een essayistische benadering eerder een openbaring. Zolang je de gebruikelijke onderdelen (tijd, ruimte, perspectief, et cetera) maar hanteert om ermee aan te tonen hoe de auteur zijn lezer ‘manipuleert’. De boodschap in zijn of haar werk kun je met behulp ervan ontcijferen. De opleiding werd in het derde jaar afgerond met (naast opnieuw een tweetal uren voor taal) een uur moderne letterkunde, een uur historische letterkunde (van de vroege middeleeuwen tot en met Hildebrand) en een uur historische taalkunde. Nu de beheersing van de taal van de studenten na twee jaar al behoorlijk groot was, konden we de stap wagen naar hele romans: zo lazen we onder andere Multatuli's
Max Havelaar, Couperus'
Stille kracht en Mulisch'
Stenen bruidsbed. Bij de zoveel moeilijker te bevatten historische letterkunde moesten we ons tot fragmenten beperken. Wel bleek dat veel studenten spoedig in de ban kwamen van onderwerpen als
fin'
amors of de theorie van het sentimentalisme, besproken als achtergrond bij Veldeke's minnelyriek respectievelijk Feiths romance
Colma. Al met al een voor buitenlandse begrippen dus zeer complete opleiding in de neerlandistiek. De saamhorigheid onder de studenten was daarbij erg groot. Een gezellige bibliotheek, die tegelijkertijd fungeerde als ontmoetingsruimte, droeg daartoe zeker bij. Behalve een mooie collectie boeken, trof men er namelijk ook een koffiezetapparaat
aan: kan het Hollandser?
Binnen de beperkingen, opgelegd door de wijze waarop de ‘Faculty of Arts’ het studieprogramma inricht, werden door onze studenten goede resultaten behaald. De combinatie van een ‘native speaker’ van het Nederlands en een Australiër, die zelf aan den lijve had ondervonden welke problemen een Engelstalige bij het aanleren van het Nederlands ervaart (het woordje er is en blijft in dat opzicht berucht), werkte dit succes in de hand. En wanneer die Australiër dan nog eens het kaliber heeft van een Bruce Donaldson, die met zijn uitstekende Dutch Reference Grammar en een boek als Dutch: a linguistic history of Holland and Belgium, dat momenteel in het Japans wordt vertaald, tot de grootste specialisten op zijn terrein gerekend mag worden, dan is misschien duidelijk hoe groot het verlies is dat de Australische samenleving en de Nederlandse Taalunie met het verdwijnen van het vak Nederlands aan de universiteit van Melbourne lijden.