| |
Signalement
De Drachenfels op zijn Duits
Bald wird es eine weniger geben im Reigen der Künste. Leinwand und Farben werden überflüssig. Das herrliche Talent, das Gegenstände abmalt, um Gedanken zu wecken, wird zugrunde gehen. Und die Sprache, die Gedanken ausdrücken müsste, wird zu einem seelenlosen Werkzeug erniedrigt werden: Sie soll die Gegenstände haargenau abzeichnen und nicht zum Denken anregen. Alles wird auf den Kopf gestellt. Warten Sie mal, bis wir noch höher kommen!
Hoeveel lezers zullen in dit Duitse citaat onmiddellijk het begin van Jacob Geels befaamde Gesprek op den Drachenfels herkend hebben? Het is ook even wennen, deze even fundamentele als ironische stellingname van de Leidse bibliothecaris ten opzichte van de Nederlandse, zo niet Leidse, romantiek, geplaatst in een ‘romantisch’ Rijn-decor, nu in Duitse vertaling tegen te komen. Ik had graag geschreven ‘integrale’ vertaling, maar de werkgroep van neerlandici uit Oldenburg, die voor dit verdienstelijk initiatief tekende, achtte het jammer genoeg niet nodig Geels motti en de inleidende brief van Geel aan zijn vriend John Bake ook over te zetten. Wel is er een kaart van de Drachenfels en omgeving ingevoegd. De vertaling wordt voorafgegaan door een summiere introductie van Francis Bulhof, waarin onder meer duidelijk wordt, dat deze vertaling ter gelegenheid van de tweehonderdste geboortedag van Geel (1789) is gemaakt. In dat verband had ook vermeld kunnen worden, dat een ander bekend geschrift van Geel, de bundel Onderzoek en phantasie, veel minder lang op een Duitse vertaling heeft behoeven te wachten: Forschung und Phantasie zag immers vier jaar na de Leidse uitgave in 1842 te Leipzig het licht.
Wie wil weten hoe een gesprek op de Drachenfels in het Duits klinkt, kan de brochure schriftelijk bestellen bij Hans Beelen, Universität Oldenburg, fb 11, Postfach 2503, d-2900 Oldenburg, brd, onder gelijktijdige overmaking van ƒ 6, - op diens bankrekening 3469.29.946 (Rabobank Noordwijkerhout). (Jacob Geel, Gespräch auf dem Drachenfels [1835], übersetzt von Hans Beelen, Francis Bulhof, Barbara Fietz, Jörgen Holsing, Marinus Jongmans und Helmut Matzen, Universität Oldenburg 1989.)
W. van den Berg
| |
Paaltjens in het Azteeks
Sommige mensen vullen hun vakanties op een duidelijk andere wijze dan andere mensen. Gerard Post van der Molen besloot de zomervakantie 1991 te besteden op een wel heel bijzondere manier: op zijn marginale pers De Ammoniet drukte hij het boekje Tenentlazohtlaliztli ofwel Tevergeefse liefde, de Azteekse vertaling door Rudolf van Zantwijk van Immortelle xlix, het beroemde gedicht van Piet Paaltjens over de melkboer en de meid.
| |
| |
De eerste strofe van immortelle xlix in het Azteeks
Dit melkboerenmeidengedicht was kortgeleden nog het onderwerp van een vertaal- en drukproject van de Bucheliuspers: het werd in ongeveer negentig talen, dialecten en exotische schriften overgezet.
Van Zantwijk (Xalcalpolê in het Azteeks) geeft op p. 2-7 aan hoe hij te werk gegaan is om de Immortelle in de Azteekse glyfen om te zetten, die op p. 5 in de door Post van der Molen speciaal gemengde Azteekse kleuren cochenille (rood) en quetzal (groen) zijn afgedrukt.
Moet de vertaling al een hele toer geweest zijn, het drukken van
dit boekje is een typografisch meesterstuk. De tekst bestaat uit volledig uitgevulde, perfect register makende blokken zonder woordafbrekingen en is tot stand gekomen via niet minder dan 24 drukgangen, in de eerste plaats vanwege de kleurendruk en vervolgens omdat de lettervoorraad van De Ammoniet niet toereikend was voor de gehele tekst. Na distributie van de pagina's 1-7 konden pas de bladzijden 8-11 met een opstel van Hans Heestermans over Piet Paaltjens gezet worden. Op een pers met handinleg van het papier en met een oplage van 750 exemplaren betekent dit zeker een goede vakantiebesteding.
Het uit de Hollandse mediaeval gezette en op Bütten-Druckpapier gedrukte boekje van 16 pagina's werd gepresenteerd op 20 oktober in Templum Salomonis op de Leidse Boekenzondag. Het is opgedragen aan de nagedachtenis van Bert van Selm, die de voorbereidingen voor dit project nog heeft meegemaakt en die zeker tevreden zou zijn met dit eindresultaat.
Tenentlazohtlaliztli is verkrijgbaar bij De Ammoniet door overmaking van ƒ 22, - (inclusief verzendkosten) op giro 85208 ten name van G. Post van der Molen, rekening De Ammoniet, Leiden, onder vermelding van ‘asbn 21’; bij Burgersdijk & Niermans te Leiden in het antiquariaat en bij Minotaurus Boekwinkel, Sint Antoniesbreestraat 3d, Amsterdam voor ƒ 20, -.
PJV
| |
De grote vijf
De firma Bührmann-Ubbens Papier geeft sinds 1983 een mooie reeks boekjes uit waarin de onderwerpen papier en typografie centraal staan. In 1991 is daaraan een publikatie toegevoegd van Mathieu Lommen over De grote vijf. S.H. de Roos, J.F. van Royen, J. van Krimpen, C. Nypels en A.A.M. Stols (Zutphen 1991; 64 p.). Hoewel de grote vijf typografen nooit samen één beweging hebben gevormd, er zelfs nogal afwijkende opvattingen op nahielden, zijn er wel tal van relaties tussen hen. De Roos werkte voor Van Royen, Van Royen verleende opdrachten aan Van Krimpen, Van Krimpen was werkzaam voor Stols, Stols werd bijgestaan door Nypels, die weer een leerling was van De Roos.
Aan de hand van hun publikaties over typografie analyseert Lommen de opvattingen van de vijf groten. Uiteraard komen daarbij
| |
| |
ook ter sprake de betrekkingen van Van Royen met P.N. van Eyck, J. Greshoff en J.C. Bloem in verband met De Zilverdistel, voor welke bibliofiele uitgeverij De Roos letters en ornamenten ontwerpt. Van Krimpen ziet niets in De Zilverdistel-typografie en begint de Palladium-reeks, waarbij Greshoff, Bloem en Van Nijlen betrokken zijn. De activiteiten van de Maastrichtenaren Nypels en Stols, die in een eerder deel van de Bührmann-Ubbens-serie al uitvoerig behandeld waren door C. van Dijk (Halcyon; het mooiste typografische tijdschrift ooit in ons land gemaakt, 1989; zie Literatuur 7 (1990), p. 257-258), worden door Lommen in relatie geplaatst met de opvattingen van de andere typografen.
Het met de Plantijn door de Walburg Pers gedrukte, fraai geïllustreerde en goed gedocumenteerde boekje, dat ook voor de literatuurhistorie en bibliofilie interessante gegevens bevat, besluit met biobibliografische overzichten van de vijf.
PJV
| |
Eigentijdse romans
Zou het waar zijn dat er tegenwoordig vaker dan vroeger geprobeerd wordt om ontwikkelingen binnen de eigentijdse literatuur al zo vroeg mogelijk in kaart te brengen? In ieder geval verschijnen er bij herhaling dergelijke panorama's, profielschetsen, klimaattyperingen of gebundelde kritieken. Ze hebben gemeen dat hun voorlopige karakter met vet gedrukte letters wordt geaccentueerd, terwijl het ook alle samenstellers van het hart moet dat er zelfs niet gestreefd is naar enige volledigheid. Onbegrijpelijk is dat alles niet, maar naarmate de oriëntaties globaler zijn, kan men des te meer aan de waarde of het nut ervan twijfelen.
Onlangs is er een nieuwe reeks gestart, die Literatuur in veelvoud heet. Het eigene daarvan is vooral de comparatistische opzet, al is die natuurlijk ook niet geheel uniek. In het eerste deel, dat geredigeerd is door Roland Duhamel en Jaak de Vos en de titel Barricaden en labyrint draagt (Leuven/Apeldoorn, 198 p., ƒ 32,50), komen achtereenvolgens ter sprake: de Nederlandse, de Vlaamse, de Franse, de Duitstalige, de Engelse, de Amerikaanse, de Spaanse en Hispano-Amerikaanse, de Noordeuropese en de Russische roman. Als vertrekpunt is het revoltejaar 1968 gekozen. De metaforen in de titel moeten tot uitdrukking brengen, dat de moderne romanciers zich in het algemeen bewegen tussen de polen van ‘het politiek-sociale engagement’ en ‘het vertwijfeld ronddwalen van het (“postmoderne”) ik in een verwarde-verwarrende werkelijkheid’. Maar dergelijke generaliseringen worden, met recht, in de inleiding al ter discussie gesteld en voor de gespecialiseerde medewerkers blijft het moeilijk om in een bestek van ongeveer 20 bladzijden steekhoudende dingen te zeggen over een zeer omvangrijke boekenproduktie van ongeveer 25 jaar. Wellicht ligt de zaak wat eenvoudiger voor het aangekondigde tweede deel, Modern, postmodern, omdat daarin per opstel slechts één auteur of thema behandeld wordt.
Voor wie de reeks bedoeld is, wordt niet erg duidelijk. ‘Voor allen die belangstelling hebben voor de moderne literatuur’, staat er op de achterkant. Elders wordt gewezen op de mogelijkheid om nieuwe ideeën op te doen voor de literatuurlijsten in het onderwijs. Maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het moeilijk is om mensen te interesseren voor beschouwingen die enerzijds slechts heel globaal kunnen zijn en anderzijds toch tamelijk veel literaire ontwikkeling veronderstellen. Wie vlug te weten wil komen wat er speelt op taalgebieden die men niet zelf regelmatig bezoekt, vindt hier echter kundige gidsen op zijn weg; voor Nederland en Vlaanderen zijn dat De Moor en Bousset. De verzorgde opsommingen van representatieve titels geven de excursiemogelijkheden aan.
J.M.J. Sicking
| |
Beeld en geluid bij literatuuronderwijs
Een geïntegreerde aanpak van het onderwijs in de Nederlandse literatuur met behulp van zowel het traditionele boek als de nog niet zo ingeburgerde audiovisuele en andere hulpmiddelen: dat is wat de samenstellers Bernard Schut, Jos Boven en Jan de Zanger voor ogen staat in hun Lezen & kijken; audiovisuele en andere ongebruikelijke middelen bij het literatuuronderwijs Nederlands (Den Haag: nblc, 1990; 173 p.; ƒ 25,95). De hulpmiddelen worden ruim gedefinieerd: videobanden, films, geluidscassettes, grammofoonplaten, cd's, diaseries, schrijversprentenboeken, literaire posters en auteurs die bereid zijn op school over hun werk te vertellen.
Lezen & kijken bestaat uit een bronnencatalogus, een auteurscatalogus en een themacatalogus. De bronnencatalogus vermeldt een aantal instellingen in Nederland en Vlaanderen die audiovisueel materiaal kunnen leveren, zoals de brt-schoolradio en schooltelevisie, het nblc en het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag, de Nederlandse Onderwijs Televisie (not), de Stichting Plint in Eindhoven, het Poëziecentrum in Gent en de Stichting Schrijvers School Samenleving in Amsterdam. Niet vermeld wordt merkwaardigerwijs het Nederlands Theater Instituut, dat wel herhaal- | |
| |
delijk als besteladres in de auteurscatalogus figureert en dat beschikt over een gedrukte catalogus van de geluidsbanden (weliswaar uit 1982, maar inmiddels aangevuld in de nog niet gepubliceerde catalogus, terwijl nieuwe aanwinsten via het Nieuws- en informatiebulletin van het NThl worden gepubliceerd). Wel wordt gerefereerd aan ‘Informatie audiovisuele media’, dat in gedrukte en on-line-vorm door het nblc wordt geleverd, maar er wordt niet verwezen naar de centrale catalogus van beeld en geluid op het gebied van de Nederlandse literatuur die door het Letterkundig Museum wordt vervaardigd en on-line via de catalogus van audiovisuele materialen (avm) door pica on-line wordt aangeboden. Evenmin worden genoemd de inmiddels wel wat gedateerde Catalogus van het Radio Volkskundig Bureau (1980) van H.J. Kuijer, waarin materiaal van o.a. de nos en het volksliedarchief van het Meertens-Instituut toegankelijk is gemaakt, en de Gids voor historisch beeld- en geluidmateriaal in Nederland (1988) van Pim Slot, die verwijst naar niet minder dan 256 Nederlandse collecties.
De auteurscatalogus vermeldt per schrijver welke informatie beschikbaar is, waarbij telkens onder meer wordt aangegeven welk type materiaal het betreft, wat de omvang is, de doelgroep, de uitgever en de prijs. Een apart trefwoord daarbij is ‘doel[stelling]’, dat in de meeste gevallen zonder explicitering blijft en er daardoor wat doelloos bij hangt; als er wel iets is ingevuld, is dat zo'n open deur (zoals ‘De leerlingen individueel of groepsgewijs laten luisteren naar een door de auteur zelf voorgelezen tekst’), dat de zin ervan mij ontgaat. Bij sommige beschrijvingen vraag ik me af hoe de samenstellers te werk zijn gegaan omdat de niet-vermelde gegevens toch gemakkelijk te achterhalen zijn. Als voorbeeld de documentaire ‘Multatuli’ (p. 119-120): bij de uitgever staat ‘onbekend’, terwijl in de zeer uitvoerige inhoudsbeschrijving vermeld wordt dat het een coproduktie is van nos en brt; als doelgroep wordt aangegeven ‘Leraren Nederlands aan buitenlandse universiteiten’, maar dat komt wellicht omdat als besteladres de Nederlandse Ambassade/Nederlandse Taalunie is opgenomen; de onbekende auteur/regisseur is natuurlijk Frank Klein en het eveneens onbekende jaar van uitgave is 1987 (uitzending nos 29 en 30 september van dat jaar). Als daar maar geen auteursrechtelijke problemen van komen! De eveneens op 29, resp. 30 september 1987 uitgezonden ‘Parabel van de Japanse steenhouwer’ en de muziekdramatische uitvoering van ‘Saïdjah’ zijn niet opgenomen.
De themacatalogus bevat een aantal algemeen-literaire onderwerpen zoals ‘ballades en liederen uit de middeleeuwen’, ‘gedichten’, ‘de negentiende eeuw’, ‘ridderromans’ en tijdschriften (De Gemeenschap, De Gids). Wat node gemist wordt is een trefwoordenindex op het boek, want uit de inhoudsbeschrijvingen blijkt te vaak dat lang niet alles op auteursnaam of thema terug te vinden is. Zo treft men bij Hooft bijvoorbeeld de langspeelplaat ‘Literatuur en muziek uit de Gouden Eeuw’ aan met in de inhoudsbeschrijving de mededeling dat de plaat werk van Hooft, Bredero, Vondel, Starter, Huijgens en Valerius bevat. Bij de vijf laatstgenoemden zoekt men tevergeefs naar deze lp en evenmin is er in de themacatalogus een verwijzing opgenomen.
Moge de tweede druk van Lezen & kijken - als die door de centrale avm-catalogus niet overbodig wordt - duchtig herzien worden!
PJV
|
|