De mooiste liefdesbrieven uit de Nederlandse literatuur
collectie gemeentearchief alkmaar
Portret van A.L.G. Toussaint, 1841. Tekening door N. Pieneman
Kan de goede Bosboom zo wreed geweest zijn dat hij de liefdesbrieven van de vroegere verloofde van zijn vrouw verscheurd heeft? Heeft hij beseft wat hij daardoor ontroofd heeft aan het nageslacht? En de brave Van Hees, die de zaakgelastigde van Bakhuizen was, wist die sukkel wat hij deed toen hij de brieven van Toussaint aan haar geliefde verdonkeremaande? Wat bewoog Bosboom, wat Van Hees? En hebben zij zonder wroeging deze correspondentie, die met geen andere in de Nederlandse literatuur te vergelijken is, vernietigd? Ter verantwoording, deze twee barbaren!
Maar kan ik het Bosboom kwalijk nemen? Het was geen gewone jaloezie die hem ertoe dreef in het bijzijn van de wanhopig protesterende Truitje de zo gekoesterde brieven te verdelgen. Niet de drift van de bedrogen minnaar of de getergde echtgenoot, maar de woede om de manier waarop Bakhuizen zijn geliefde vrouw voor het leven verwond had, bracht hem tot deze wraak op papieren. ‘Bosboom [...] heeft er zekeren hinder van,’ had Truitje aan Potgieter geschreven, ‘niet uit ijverzucht op het verledene, geloof ik, maar uit deernis met mij. Hij kan niet velen dat ik zoo geplaagd en bedrogen ben geweest.’ Hoe weinig moet het hem opgelucht hebben, want met de brieven verdween Bakhuizen niet uit het hart van Truitje. Terwijl Bosboom zich uitsloofde om het haar naar de zin te maken, bleef zij tobben om de smaad en tegelijk wist zij nooit op iemand zo verliefd te zijn geweest als op Bakhuizen. Bosboom zou nooit datzelfde voor haar betekenen. Hij vereerde haar, zij achtte hem, maar van passie was geen sprake. Niet dat hij passie van haar begeerde, maar het kwelde hem als hij zag hoe het verleden haar zelfs na de dood van Bakhuizen geen rust gaf. Na diens dood haalde ze betrekkingen met zijn jonge zoon aan en verplaatste zo haar hartstocht. Ze begon een correspondentie met hem en zijn brieven werden haar dierbaar als die van zijn vader, die zij bewaarde in een speciale cassette en soms te voorschijn haalde. Zij gaf hem raad als een ‘oude vriendin die uw vader heeft lief gehad, maar veel door zijne zwakheid heeft geleden’. Was er net een brief van de jonge Bakhuizen binnen toen het Bosboom te veel werd? Zat zij mismoedig en passief boven de cassette? Of was Bosboom zelf in een van zijn depressieve periodes waarin het hem niet lukte enig schilderwerk af te maken en waarin hij twijfelde aan zijn kunstenaarschap? O ja, begrip heb ik ervoor, maar wat doet dat af aan het feit dat er geen letter van Bakhuizen van den Brinks liefdesbrieven aan
Truitje Toussaint bewaard is gebleven.
De brieven van Truitje aan haar beminde Reinier zaten niet in een speciale cassette. Ze werden niet te voorschijn gehaald en gestreeld en herlezen. Ze lagen tussen de papieren die Bakhuizen bij zijn overhaaste vertrek uit Nederland achterliet in het huis van zijn moeder. Van Hees, die Bakhuizens gemachtigde was, had ze uit voorzorg uit de boedel gelicht, waar deurwaarders en schuldeisers in zouden kunnen komen woelen. Bij hem zijn ze kwijtgeraakt. Hoe? Wiste hij om fatsoensredenen de sporen uit van de zo schandelijk verbroken verloving? Mocht het nageslacht niet weten hoe hartstochtelijk de bekentenissen van deze vrouw waren, zodat het wandadige gedrag van de man niet nog sterker veroordeeld zou kunnen worden? Of had Bakhuizen het hem verzocht, bang dat de brieven tegen hem gebruikt konden worden? Begrip heb ik er niet voor, maar wat doet dat er nog toe als er toch geen letter van de brieven van Toussaint aan haar passioneel beminde Reinier bewaard is gebleven?
Zeker, het nageslacht heeft geen recht op de nagelaten papieren van voorvaderen en voormoeders, en Bosboom en Van Hees deden niets onwettigs toen zij