kritische beschouwingen op, waaruit de auteur nadien voor zijn zesde bundel Verzamelde opstellen negenentwintig bladen ‘Aanteekeningen bij Maeterlinck’ selecteerde. Ik noem ze Manuscript ii. De resterende papieren - hierna aangeduid als het Rest-Manuscript - borg Van Deyssel in een enveloppe waarop hij de inhoud op 3 december 1900 kernachtig omschreef als: ‘Ongedrukt en ondrukbaar gedeelte van de Maeterlinck-studie, geschreven Januarie-Maart 1897’, om ze daarna voorgoed te laten rusten.
Sindsdien is het Rest-Manuscript ongedrukt gebleven. Dat is jammer, want om verschillende redenen is het een bijzonder intrigerende bron. Aantrekkelijk zijn om te beginnen de editorische mogelijkheden en een genetisch-interpretatief onderzoeksaspect. De Manuscripten i, ii en het Rest-Manuscript kan men op grond van hun oorspronkelijke paginering in elkaar schuiven tot één geheel: het ‘moedermanuscript’ (geschreven tussen 15 januari en half april 1897) waaruit Van Deyssel zijn twee publikaties over Maeterlinck compileerde. Zo'n reconstructie werpt licht op Van Deyssels werkwijze en autorisatiecriteria (autorisatie in de zin van: goedkeuring voor publikatie).
Hoewel Van Deyssel van meet af aan een thematische ordening aanbracht in zijn aantekeningen en de paginering dus afwijkt van de chronologie, is het schrijfproces van dit moedermanuscript ook chronologisch met precisie te reconstrueren. Van Deyssel nam immers aan het begin van elke ‘schrijfzitting’ de moeite dag en tijdstip te noteren. Gaat men het moedermanuscript per aldus gedateerd tekstsegment strikt chronologisch lezen, dan wordt pas goed duidelijk hoezeer Van Deyssel zijn gepubliceerde studie over Maeterlinck heeft geschreven met de methode van gissen en missen. Het proces van kritische oordeelsvorming doet denken aan een gis- en vooral gistingsproces, waarbij de criticus zijn mening over het werk uitpuurde en verhelderde door steeds doeltreffender formuleringen. Omdat Van Deyssel het hart op de pen had, is het Rest-Manuscript dan ook doorspekt met aardige zelf-aanmaningen en observaties als: ‘Gij voelt wel wat gij bedoelt, maar kunt het nog niet juist in woorden brengen’, ‘Wat gij zegt, is wel juist, maar niet in-dezaak-ingedrongen genoeg geformuleerd’, ‘Deze oppervlakkige aanduiding nu omzetten in dieper begrip’, of: ‘Ik hoop door telkens nauwer omschrijvingen, den kern van mijn besef eindelijk te bemachtigen.’
Zoveel onzekerheid en schroom zijn te verklaren uit twee factoren die aan het Rest-Manuscript een onmiskenbaar literairhistorisch belang verlenen. Ten eerste bekritiseerde Van Deyssel hier een auteur die hij beschouwde als ‘den grootsten kunstenaar, die thans bestaat’, met het doel diens schrijfstijl tot op de bodem te doorgronden. Dit met al zijn gevoelens van creatieve rivaliteit op scherp. En ten tweede besprak hij een geheel nieuw en exogeen kunstprocédé, waar geen landgenoot noch hijzelf al een adequaat kritisch jargon voor had ontworpen. Het Rest-Manuscript laat zich daardoor lezen als een (door de auteur zelf onpubliceerbaar geacht, maar des te revelerender) meta-discours, waarin voortdurend de geldigheid van de eigen kritische beginselen wordt bevraagd.
Het is tegelijk een aftastende verhandeling geworden over symbolisme en symboolgebruik, waarin kwesties centraal staan als de verhouding symboolwerkelijkheid, en de wenselijkheid van allegorische of ‘door-voelde’ symbooloplossing. Vermoedelijk zijn er in Nederland weinig zulke scherpzinnige en gedetailleerde contemporaine leesverslagen te vinden van een symbolistische tekst. Ik ben daarom geneigd de onlangs door Ton Anbeek als titel gebruikte vraag ‘Bestaat er een Nederlands symbolisme?’ minstens te beantwoorden met: er bestond, al vóór de eeuwwisseling, een eigen Nederlandse theorievorming over symbolisme en symboliek.
Een kopie van het Rest-Manuscript en de Manuscripten i en ii, aanwezig in het Van Deyssel-archief te Maastricht, werd mij door dr. Harry G.M. Prick voor studie beschikbaar gesteld. In het kader van een proefschrift dat aan het eind van dit jaar voltooid zal zijn, heb ik de drie manuscripten in samenhang met elkaar geëditeerd, geannoteerd en voorzien van een inleiding over de receptie van Maeterlinck in Nederland. Ik zoek een uitgever.
Elisabeth Leijnse