Literatuur. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
Een vergeten gedicht van J.H. Leopold Nop MaasGa naar voetnoot+Poëzie ligt meestal op straat, maar soms ook verscholen in het advertentiekatern van een geïllustreerd tijdschrift: zo ook dit aan kenners ontsnapte vers van Leopold, met recht een ‘objet trouvé’.
J.H. Leopold is de afgelopen jaren komen bovendrijven als de belangrijkste Nederlandse dichter van de afgelopen honderd jaar. Nijhoff en Achterberg mogen onder elkaar uitmaken wie de tweede en wie de derde plaats op het erepodium mag innemen, een echte bedreiging voor de toppositie vormen ze niet. Dat Leopold tegenwoordig meer leeft dan welke andere dichter van vóór de Tweede Wereldoorlog, is voor een groot deel te danken aan het zendingswerk dat Johan Polak verrichtte als uitgever, als verhandelaar en als inspirator. Leopold heeft ook het geluk gehad een aantal vooraanstaande onderzoekers aan te trekken. A.L. Sötemann publiceerde de fraaie studie Op het voetspoor van de dichter, G.J. Dorleijn en J.D.F. van Halsema wijdden hun proefschrift aan Leopolds werk. De gedichten van Leopold zijn inmiddels in zeven delen Monumenta Literaria Neerlandica voor de eeuwigheid vastgelegd. Het is een opwindende gedachte aan deze zeven monumentale delen een klein gedicht van Leopold toe te kunnen voegen, dat kennelijk aan de verzamelde onderzoekers ontsnapt is. Het is een gedicht in middeleeuwse trant, zoals Leopold er wel meer heeft geschreven. Wanneer het precies ontstaan is, is onduidelijk, maar het verscheen in druk in juli 1898 in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Het gedicht luidt als volgt: Was ooc uw aengesight van gout
Was ooc uw aengesight van gout,
ic con het niet zoo minnen,
daerin is troost so menichvout,
mijn heil en eenigh sielsbehout,
mijn leven woont daerbinnen.
Dat soete hooft blijft voor mij staen,
waer of ic magh verkeeren,
syn wesen voel ic om my gaen
syn ooghelighten sien my aen,
ic kan mij niet afkeeren.
Den glans die in uw ooghen is
moet ic aldoor betraghten;
wat wel hun groot vermoghen is,
dat sy so seer ontsteltenis
in mijn jonc leven braghten?
De inconsequente spelling van dit liefdesgedicht is weergegeven zoals die in het tijdschrift wordt aangetroffen. | |
MuziekHet gedicht van Leopold kwam tot de lezers van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift via een compositie van Louis Schnitzler. Schnitzler werd in 1869 geboren | |
[pagina 236]
| |
in Rotterdam en overleed in 1933 in Scheveningen. Hij studeerde piano en compositie. Hij trad wel als solist op, maar vierde zijn grootste triomfen als accompagneur, zowel in binnen- als in buitenland. Hij componeerde piano-, viool- en cellowerken en liederen. Zijn liederen werden, volgens het Geïllustreerd Muzieklexicon van G. Keller en Philip Kruseman, dikwijls in de concertzaal ten gehore gebracht. Eerder had Schnitzler zich voor zijn opus 1 nummer 1 laten inspireren door Leopolds ‘Wiegeliedje’. En rond de eeuwwisseling zette hij nog een derde gedicht van Leopold op muziek. Op 28 maart 1900 werd zijn toonzetting van ‘In claghen, claghen’ uitgevoerd tijdens een concert van de Rotterdamsche Kunstkring. In druk verscheen dit laatste lied in het kerstnummer van De Haagsche Post van 1922. | |
Oud papierHoe is het te verklaren, dat ‘Was ooc uw aengesight van gout’ zich tot op heden aan de waarneming van de Leopold-onderzoekers heeft onttrokken? Waarschijnlijk is de oorzaak hiervan dat het overgrote deel van de gedrukte exemplaren weggegooid is. Om dat toe te lichten, moeten we even een blik werpen op de gemutileerde vorm waarin de meeste negentiende-eeuwse tijdschriften ons zijn overgeleverd. Zowel weekbladen als maandbladen hanteerden in de vorige eeuw doorgaans een rigoureuze scheiding tussen het redactionele en het advertentiegedeelte van hun tijdschrift. De Gids bijvoorbeeld had meestal een advertentiekatern achter in iedere aflevering. Populaire weekbladen als De Katholieke Illustratie en Eigen Haard waren ‘verpakt’ in een omslag en enkele pagina's waarin de advertenties geconcentreerd waren. Bij het inbinden van jaardelen echter zijn deze omslagen en advertentiekaternen bijna altijd weggegooid. Dat is betreurenswaardig om minstens drie redenen. In de eerste plaats is de tegenwoordige gebruiker van deze tijdschriften ook geïnteresseerd in die advertenties, omdat ze heel wat cultuurhistorisch interessante informatie bevatten. Een tweede reden waarom men die verpakking beter niet had weg kunnen gooien is, dat nu ook vaak de precieze datering van de tijdschriftafleveringen bijna onmogelijk is geworden. Jarenlang hebben een humoristisch blad als het Humoristisch Album en een satirisch blad als Uilenspiegel de datering van hun afleveringen alleen vermeld op die weggegooide omslagen en advertentiebladen. Terwijl een datum bij dergelijke op de actualiteit gerichte bladen voor de onderzoeker een onmisbaar aanknopingspunt is. En tenslotte is met de advertentiekaternen ook een deel van de redactionele inhoud verdwenen. Bij enkele tijdschriften bevatte het omslag de correspondentierubriek van de redactie met inzenders van kopij. Maar dat is niet alles. Ongetwijfeld om de lezer te prikkelen tot kennisname van de advertenties, strooit Uilenspiegel hier en daar een karikatuur of een olijke opmerking tussen de advertenties door en publiceert Eigen Haard aan de binnenkant van het omslag een vervolgverhaal. Ook Leopolds en Schnitzlers creatie is het slachtoffer geworden van deze gang van zaken. De maandafleveringen van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift werden omsloten door advertentiekaternen. In 1898 en 1899 werden die aantrekkelijker gemaakt voor de lezer door er behalve de maandelijkse inhoudsopgave ook telkens een aflevering in te verwerken van ‘Elsevier's Liederenbibliotheek’. De reeks bevat gedichten van P.C. Hooft, G.W. Lovendaal, Hélène Swarth, Marie Boddaert en anderen, op muziek gezet door componisten als Ant. Averkamp, Joh. Wagenaar, Willem Landré. Er zijn zelfs twee volledig vrouwelijke produkties: ‘Lenteliefde’ van Else van Brabant werd op muziek gezet door Bertha Koopman, Marie Boddaerts ‘Annunziata iv’ door Anna Vos. Overigens werden deze composities noch in de maandelijkse inhoudsopgave, noch in de cumulatieve jaarinhoud genoemd. ‘Was ooc uw aengesight van gout’ is verdeeld over de tien advertentiepagina's waarmee Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift van juli 1898 opent. De titelpagina staat op de eerste bladzijde, ingeklemd tussen een advertentie voor scheerzeep en een boodschap van een ‘borg-maatschappij’. Op pagina 3 staat de inhoudsopgave van de aflevering, op pagina 5, 6 en 7 staat de eigenlijke compositie. Uit een toevallig aan de selectieve inbinder ontsnapt stapeltje tijdschriftafleveringen kwam dit gedicht van Leopold aan het licht. Gelukkig worden in bibliotheken tegenwoordig meer en meer oorspronkelijke omslagen meegebonden in de jaardelen. Waarschijnlijk liggen op diverse zolders nog losse afleveringen van oudere tijdschriften te verstoffen. Die zouden nog menige aardige vondst kunnen opleveren. |