Literatuur. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
Rein van der Wiel: ‘Ik denk dat een schilderij dingen kan ontsluieren’
| |
Het verhaalMijn hoofdpersoon, de zestienjarige Vincent, is iemand met aan de ene kant een enorme hoogmoed en aan de andere kant een sterke faalangst. Het is duidelijk dat hij tussen die twee krachten heen en weer geslingerd wordt. Hij heeft de psychische structuur van iemand die heel erg egocentrisch is. Voor alles wat hemzelf betreft legt hij een grote gevoeligheid aan de dag; tegenover anderen een afstandelijkheid en zelfs een enorme onaardigheid. Vooral tegenover zijn vader en stiefmoeder is hij nogal bot. Toch is zijn vader degene die hem tijdens een fietstocht met Gezicht op Haarlem van Van Ruisdael confronteert. Dat schilderij zoekt hij later in het geniep op, want hij wil aan zijn vader absoluut niet toegeven dat het beeld is blijven hangen. Toen ik met het verhaal begon, ging het mij om de Hippolytus-mythe. Halverwege kreeg ik het schilderij plotseling op mijn netvlies en toen ben ik het ernaast gaan houden. Bij een tweede versie is het in de structuur gaan zitten. | |
Het schilderijIk kende het schilderij zover ik me kan herinneren altijd al, hoewel ik het waarschijnlijk niet eens in het echt had gezien toen ik dit verhaal schreef. Vrij snel daarna, of misschien wel gelijktijdig, ging ik naar een tentoonstelling in het Mauritshuis waar de pendant van dit schilderij hing. Later ben ik naar het Rijksmuseum gegaan om het ‘echte doek’ te bekijken. Het bleek veel kleiner dan ik dacht, maar het blijft een magnifiek schilderij. Het is een panorama van de stad waar ik erg dol op ben en bovendien geschilderd vanuit een mij dierbaar gezichtspunt. Als je je best doet, kun je vanaf het Brouwerskolkje nog steeds dit gezicht op Haarlem hebben, met die kerk in | |
[pagina 159]
| |
de verte. Het is bovendien een heel dwingend schilderij dat heel sterk symboliseert wat er met de hoofdpersoon gebeurt. Door de spanning tussen het blauw en de wolken is de lucht onvoorstelbaar krachtig. Dat vind ik mooi en heel indrukwekkend. Je ziet dat de zon een aantal huizen belicht, waardoor het oranje van de daken er duidelijk uitspringt. Van een ander deel van de huizen wordt de schaduwzijde benadrukt. Die tegengestelde krachten van de lucht herkent Vincent bij zichzelf. Ik neem aan dat een schilderij voor mensen dingen kan ontsluieren. Op een andere manier dan het geschreven of gesproken woord. Dat ruimte je dus kan vertellen wat er op dat moment met je aan de hand is, welke krachten op je inwerken. Ook Vincent probeert voor zichzelf te verklaren waarom de spanning die in die geschilderde lucht hangt zoveel bij hem oproept. Als zijn vader het schilderij noemt, creëert hij daarmee een beeld. Een beeld dat Vincent wil afhouden, maar dat tegelijkertijd wel indruk op hem maakt. Het schilderij is voor hem zelfs aanleiding om te gaan schrijven. Hij hoopt daardoor meer van zichzelf te begrijpen. In een brief aan zijn moeder brengt hij het zo onder woorden: ‘'t Is alsof er twee heel sterke krachten in me in gevecht zijn, die eigenlijk één en dezelfde zijn, maar die, afhankelijk van hoe je je voelt, op een verschillende manier naar buiten kunnen komen.’ Hij voelt de spanning tussen aan de ene kant het goede en aan de andere kant het beuken daartegen. Je zou kunnen zeggen dat hij zich op het eind permitteert de zon toe te laten. Met andere woorden dat hij de moed heeft het goede, het positieve naar voren te laten komen. Maar die ontwikkeling hoeft er niet per se in te bestaan dat het goede in hem overwint, maar meer dat hij af en toe zijn ware gevoelens durft te tonen. Het is geen absolute catharsis zoals in de Griekse tragedie; dat iemand eindelijk het licht ziet of zo. | |
De kunstIk ben opgevoed met kunst. Op de middelbare school heb ik zelfs nog eens een scriptie geschreven over zeventiende-eeuwse Haarlemse schilderkunst. Toen ik vorig jaar de Frans Halstentoonstelling bezocht, was het alsof ik thuiskwam. Ik dacht meteen ‘wat is dit mooi’. Daar moet je voor oppassen, want die vertrouwdheid maakt dat je niet meer kritisch bent. Ik moet me steeds afvragen of ik het wel echt mooi vind. Je manier van kijken heeft uiteraard ook te maken met je stemming. Ik kan door een expositie lopen en dan heel erg getroffen worden door een schilderij, omdat ik blijkbaar in een stemming ben die zich daarmee verstaat. Als ik het doek een paar jaar later weer zie, kan ik wel begrijpen waarom het me toen raakte, maar dat hoeft dan op dat moment niet meer zo te zijn. Kunst is altijd boeiend als er iets van een ontsluierbaar mysterie in zit. Als ik er een verhaal in kan zien. In feite geldt hetzelfde voor literatuur; als het eenduidig is, is het niet zo interessant. Dat is eigenlijk zijn criterium om iets mooi te vinden. Daarom vind ik Gezicht op Haarlem zo mooi; de sfeer en bekendheid met de omgeving geven mij associaties. Natuurlijk is dat wel heel persoonlijk. Ik heb bijvoorbeeld een schilderij van Willem Witsen, dat mij een verhaal vertelt. Ik kan me voorstellen dat het een heleboel mensen helemaal niets vertelt. Niet alleen bij kunst kan er een verhaal achter zitten, maar ook bij allerlei objecten op straat. Daar moet je wel voor openstaan en dat heeft ook te maken met een manier van kijken. Picasso was daar een meester in. Het portret met die drie neuzen is daar een voorbeeld van. Dat is toch een verademende manier van naar de wereld kijken. Een ander voorbeeld geeft het verhaal dat Enno Endt mij vertelde. Hij liep eens met Chris van Geel 's ochtends vroeg door een buurt waar veel ijzer op straat lag en daar wees Van Geel hem op. Het is dan de vinger en de blik die het tot een ‘ready-made’ optillen, maar je kunt er nog wel alle twee je eigen verhaal bij hebben. |
|