dat ‘alles rot was wat er maar rot kan zijn’ aan dat boekenweekgeschenk uit 1962.
Meer affiniteit heeft Huib van Krimpen met Jan Tschichold, wiens Opstellen over typografie hij uit het Duits vertaalde (Gerards & Schreurs, Maastricht 1988, 127 p., ƒ 35, -). Tschicholds opvattingen uit de jaren twintig over ‘nieuwe typografie’ zijn van grote invloed geweest, vooral ook sinds hij docent was aan de Meisterschule für Deutschlands Buchdrucker te München. Later, in de jaren veertig, keerde hij terug tot meer traditionele opvattingen over typografie. Na de Tweede Wereldoorlog, die hij in Zwitserland doorbracht, werd hem gevraagd de Penguin Books van een nieuw uiterlijk te voorzien. De opmerkingen van Tschichold over waarom alinea's ingesprongen moeten worden, over cursief, klein-kapitaal en aanhalingstekens in de tekst van boeken en wetenschappelijke tijdschriften, met name wat betreft de juiste zetwijze van literatuurlijsten en bibliografieën, over interlinie en het zetten van noten, kunnen ook nu nog door menig auteur en typograaf ter harte genomen worden. De vertaling van 19 van de 25 Ausgewählte Aufsätze bevat tevens een biografische inleiding (p. 5-7), een naschrift en verantwoording (p. 111-115) en een termenlijst (p. 117-123) door vertaler Huib van Krimpen.
Jan van Krimpen is een naam die regelmatig valt in nr. 14 van
Gravisie: Persoonlijke visies op verleden, heden en toekomst van de grafische industrie, het blad van Van Boekhoven-Bosch bv grafische industrie (postbus 2035, 3500
ga Utrecht). Dit nummer bevat de teksten van Max Caflisch en Gerard en Marjan Unger, uitgesproken op 12 november 1987 te Stuttgart, over
Hoogtepunten van het letterontwerpen in Nederland (p. 1-27) en
Hollands landschap met letters (p. 28-53). De directe aanleiding voor deze uitgave vormde de toekenning van de Gra-
Gerard Unger:
inspiratiebron voor de Swift
visieprijs 1988 aan Unger voor zijn ontwerp van het lettertype Swift, waaruit de Nederlandse teksten in Gravisie 14 zijn gezet (de Engelse paralleltekst is gezet uit de Bitstream Amerigo).
De hoogtepunten van letterontwerpen worden gevolgd vanaf Henric Lettersnider in de vijftiende eeuw, via Hendrik van den Keere uit de zestiende, Christoffel van Dijck uit de zeventiende, Johann Fleischman en J.-F. Rosart uit de achttiende eeuw naar de twintigste-eeuwers S.H. de Roos, Jan van Krimpen, Sem Hartz, Chris Brand, Bram de Does en Gerard Unger. De vele illustraties worden in het tweede opstel van absolute onmisbaarheid, waar de eventuele invloed van het Hollandse landschap op de typografie en de typografen wordt onderzocht. ‘Indien die invloed er is, dan zal die waarschijnlijk tot uitdrukking komen in karaktertrekken die even abstract zijn als de lettertekens zelf,’ aldus Unger op p. 31. Evenals in het monumentale werk van G. Knuttel Wzn., De letter als kunstwerk (1951), worden Hollandse interieurs, gebouwen en andere (kunst)uitingen geplaatst naast en tegenover buitenlandse specimina en naast en tegenover letterontwerpen. In het Hollandse lanschap tieren de ontwerpen welig, zo is de conclusie, en men kan zelfs het verschil zien tussen de door Gerrit Noordzij beinvloede Haagse academie en de Arnhemse waar de invloed van Van Krimpen nog geldt.
PJV