Noord en Zuid: apartheid of integratie?
Ton Anbeek
Eind vorig jaar verscheen er een speciaal nummer van het Vlaamse tijdschrift Dietsche Warande en Belfort geheel gewijd aan de relatie tussen de Noord- en Zuidnederlandse letterkunde. Het kreeg er zelfs een prijs voor van dat mysterieuze orgaan, de ‘Taalunie’, dat de eenheid van de Groot-Nederlandse letteren propageert. Het grappige van deze dikke tijdschriftaflevering is nu dat vrijwel alle medewerkers erop wijzen dat er van integratie Noord-Zuid op het gebied van de letteren geen sprake is. De Taalunie heeft dus ten dele haar eigen ondergraving gesubsidieerd.
Natuurlijk zijn er mensen in Noord en Zuid die deze separatie erkennen maar betreuren. Ik zou een ander standpunt willen innemen: de verschillen tussen de Vlaamse en de Nederlandse letterkunde zijn veel te interessant om ze uit te roeien in naam van een holle eenheidsfrase.
Er bestaan uiteraard naïeve geesten die beweren: maar er is toch ook maar één enkele taal (ondanks alles wat Hermans daarover beweert), en dus één literatuur? Die koppeling berust op een misverstand. Aangenomen dat Amerikanen en Engelsen één taal spreken (en vooralsnog wordt er op de middelbare scholen één vak Engels onderwezen), betekent dat gegeven nog niet dat er dus één Engels-Amerikaanse literatuur bestaat. Niemand haalt het nog in zijn hoofd om de geschiedenis van de Engelse en de Amerikaanse literatuur als een eenheid te presenteren. Dat zijn twee gescheiden vakken geworden. Met raakvlakken natuurlijk (Eliot enzovoort), maar in principe gaat het om twee verschillende onderwerpen. Het delen van een taal hoeft dus allerminst in te houden dat er een gemeenschappelijke cultuur, en als onderdeel daarvan: literatuur bestaat.
De relatie Engels-Amerikaans kan vergeleken worden met de verhouding Vlaanderen-Nederland. (Engeland en Vlaanderen voorop: omdat ze de oudste rechten hebben.) Het verschil tussen de Engelse en de Amerikaanse literatuur heeft uiteraard alles te maken met verschillen tussen de twee staatkundige eenheden waaruit die literatuur voortkomt. In de Engelse roman vormt standsverschil een vruchtbaar thema. Een rigide maatschappijstructuur die tot conflicten leidt, brengt de literatuur tot bloei. (Deze cynische sententie kan nog verscherpt worden: een dictatuur kan creatieve explosies van verzet wekken, zoals Spaans-Amerika laat zien. Ik heb een Vlaming horen beweren dat de Nederlandse literatuur pas van haar beperktheid verlost zou worden wanneer er in Den Haag bijvoorbeeld een kolonelsregime regeerde.) De Engelse geobsedeerdheid met ‘stand’ zal men in de Amerikaanse literatuur niet zo makkelijk vinden: raciale spanningen nemen daar eerder die plaats in.
Zo komt men in de Vlaamse roman herhaaldelijk het thema tegen van een vitale plattelandsbevolking die tegenover een verwekelijkte, Franstalige adel staat (Timmermans, Walschaps Houtekiet, Teirlinks Gevecht met de Engel; zelfs bij Elsschot en Boon is een glimp van die tegenstelling te zien). In Nederland heeft dit onderwerp bij mijn weten nooit grote romans opgeleverd, omdat de burgerij daar nu eenmaal al vroeg de dominante positie inneemt. Een ander verschil: de Nederlandse roman over de oorlog ontluistert vooral het verzet, de Vlamingen houden zich meer bezig met het thema collaboratie (van Walschaps Zwart en wit tot Claus' Het verdriet van België).
Nu kan men natuurlijk zeggen: maar dat zijn allemaal historische verschillen. Toch zijn er de laatste tijd juist een paar interessante discrepanties geconstateerd die ook op dit moment niets van hun geldigheid verloren hebben. Hugo Bousset heeft onlangs een boekje gepubliceerd, Grenzen verleggen, waarin hij stelt dat de bereidheid tot het experimenteren met proza in het Zuiden altijd veel groter is geweest dan in Holland. Men zou daar nog een ander aspect aan kunnen toevoegen: Nederland heeft geen belangrijke schrijvers opgeleverd die het aandurfden de politieke werkelijkheid te ontleden zoals Boon of Walter van den Broeck dat deden. Begrijpelijk, want in een land dat zo door politieke tegenstellingen verscheurd wordt als België, dringt dit thema onvermijdelijk door in de literatuur.
Ook op het gebied van de poëzie springt een verschil in het oog. Hugo Brems schrijft in het eerder genoemde tijdschriftnummer over de Hollandse ‘poetica van de eentonigheid’. Het ontbreekt de Nederlandse dichter aan gepassioneerd-