Illustratiepagina uit Auteur en drukker in de geschiedenis van de typografische vormgeving
dat in een aantal gevallen de auteur geweest moet zijn, komt Janssen tot de stelling dat ‘de analytische bibliografie zich ook bezig (dient) te houden met de historische typografische vormgeving, voor zover het de betekenisdragende elementen daaruit betreft.’ De soms gehoorde malicieuze uitspraak dat analytisch-bibliografen niet hoeven te kunnen lezen, wordt hier weerlegd: het belang van onderzoek naar al dan niet geautoriseerde betekenisdragende elementen in de typografie voor de analytische bibliografie ‘ligt in het inzicht dat de betekenis van een tekst óók verbonden is met vormkenmerken van het boek waarin die tekst openbaar gemaakt is’. Een boek is, aldus Janssen, vormgegeven tékst.
Hoe die typografische kenmerken overigens door de analytischbibliograaf beschreven dienen te worden, is nog niet duidelijk; ze laten zich waarschijnlijk minder goed vangen in formules dan collatie, paginering en fingerprint. Het boek dient verder beschouwd te worden in zijn context binnen het fonds van de drukker-uitgever en in het totale kader van zijn provenance, hetgeen niet alleen collatie van veel exemplaren impliceert, maar ook (eens te meer) de nadruk legt op de elkaar aanvullende bezigheden van de angelsaksische analytisch-bibliografische school en de franco-germaanse bibliologische opvattingen.
Janssen ziet drie concrete doelstellingen voor de boekgeschiedenis. Allereerst is zij de zelfstandige discipline die de archeologie of geschiedenis van het boek als medium (passief én actief!) voor het vastleggen van de voortbrengselen van de menselijke geest bestudeert. Vervolgens is zij - onder het aspect van de analytische bibliografie - hulpwetenschap voor historici, filologen, literatuur- en tekstwetenschappers, bibliografen en bibliotheekmedewerkers. Ten derde ondersteunt volgens Janssen de boekgeschiedenis de documentaire informatie, maar het verschil tussen een steun- en een hulpwetenschap komt niet duidelijk uit de verf.
De standpuntbepaling van Janssen in bibliologicis is hiermee duidelijk verwoord; die van Van Selm, de pas benoemde bijzonder hoogleraar vanwege de dr. P.A. Tiels-stichting vernemen we ongetwijfeld op korte termijn.
PJV