Literatuur. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
De boekhandelaar: ‘Ik ben een bewaarder’
| |
[pagina 270]
| |
bestellen aankomt, dan ga ik toch veelal op mijn eigen gevoel af. Je kunt uiteindelijk toch niet van tevoren zien wat een “seller” wordt. Soms ga je ook hopeloos de mist in. Omdat je in Amsterdam zit heb je nog wel het voordeel dat je desnoods extra boeken bij de uitgever kunt gaan ophalen. Want mensen kopen steeds meet allemaal hetzelfde. Als er een nieuw boek verschijnt van een volstrekt onbekende schrijver en die man komt op een goede avond op tv bij Van Dis, dan wil ineens iedereen dat boek hebben. Voor de vpro-radio geldt hetzelfde - wat daar besproken wordt, dat merken wij onmiddellijk. Walter van den Broeck wordt nooit gekocht, maar als er een uitzending van een uur over hem is geweest bij de vpro-radio, dan vragen ze er naar. De media zijn heel belangrijk, vooral de televisie.’ Ook kranten als nrc Handelsblad en de Volkskrant hebben veel invloed op de vraag naar bepaalde boeken. Senstius: ‘De invloed van de pers is gigantisch. Als de nrc op vrijdagmiddag binnenkomt en er staat in het Cultureel Supplement een prachtig verhaal van Bas Heijne over Janet Winterson, dan wordt dat onmiddellijk opgepikt. Helaas zijn de magazijnen dan al dicht, dus als je dan maar zes exemplaren hebt, dan ben je te laat, jammer dan. Maar het gebeurt natuurlijk veel vaker dat er boeken verschijnen die niet worden opgepikt door kranten en na korte tijd gewoon weer verdwijnen. Er wordt zo ontzettend veel uitgebracht, dat kan nooit allemaal gerecenseerd worden. Ik schat de levensduur van een titel die bij ons op de boekentafel ligt op zo'n zes weken. Daarna verdwijnt dat voorraadje in de kelder. Dat kan aardig oplopen. Het grootste probleem van de boekhandel, en zeker van de literaire, is dat er bij de inkoop te weinig wordt gekozen. Je moet heel selectief zijn. Je bent een literaire boekhandel, dus je moet ook achter bepaalde boeken durven te gaan staan. Je moet je profileren, zeker ook wat het aanbod van Engelstalige boeken betreft. Wij letten zelf altijd op hetgeen er in de buitenlandse kranten geschreven wordt. We hechten waarde aan een goede recensie in de New York Review of Books of de tls, want dat zijn de tijdschriften waar ons publiek zijn informatie uit haalt. Desondanks is het niet te vermijden dat je voorraad gestaag oploopt. En dat kan ook weer niet tot in het oneindige, want zoiets drukt enorm op je middelen. Dus zou je eigenlijk moeten zorgen dat je zo min mogelijk voorraad hebt. Dat is de eeuwige strijd tussen boekhandel en uitgeverij.’ | |
SolidariteitsaankopenSenstius zit nu ruim twaalf jaar in het boekenvak, waarvan hij de laatste tweeënhalf jaar bij Athenaeum heeft doorgebracht. Senstius: ‘Ik heb het idee dat mensen vroeger nieuwsgieriger waren. Ze gingen meer zelf op zoek en lazen ook wat meer onbekende auteurs. Dat gebeurt nu steeds minder. De lezers gaan steeds meer op de pers af.’ Daardoor kan het ook voorkomen dat ‘moeilijke’ boeken goed verkopen, aldus Senstius. ‘Een goed voorbeeld daarvan is het boek van Rushdie. Ik kan mij niet voorstellen dat al die mensen dat lezen. Misschien een bladzijde of tachtig. Ik heb het zelf geprobeerd en ben niet verder gekomen dan honderdtwintig. Maar zoals Kees van Kooten het bracht, met die Turkse man die dat boek koopt omdat hij zich dan een echte Nederlander voelt, zo was het volgens mij ook echt. Wij noemen dat solidariteitsaankopen. Op dezelfde manier kunnen “slechte” boeken goed lopen: een duidelijk voorbeeld daarvan is Ver heen van professor P.C. Kuiper. Dat verkoopt al een half jaar heel goed, waarschijnlijk alleen maar vanwege de enorme aandacht in de pers - een media-hype. Daarentegen krijgt een prachtig boek als Terug naar Kongo van Lieve Joris nauwelijks aandacht, verkoopt dus veel minder, terwijl dit boek het verdient een bestseller te zijn. Soms denk ik weleens dat het publiek zich moet schamen.’ Dat de invloed van de pers echter ook andersom kan werken illustreert hij aan de hand van het boek Roosjes thuiskomst, of het dubbelleven van J.v.K. door Frits van Noord, dat eind 1987 bij Manreau verscheen. ‘Dat boek had alles tegen: het omslag, de titel en het kreeg maar een hele kleine recensie in de nrc. Maar dan wel een hele goede. “De nieuwe Elsschot” stond er boven of iets dergelijks. Dat boek vond ik fenomenaal goed, maar niemand kocht het. Samen met een vriend heb ik die schrijver toen opgezocht en een paginagroot interview met hem gemaakt. Dat hebben we aan Vrij Nederland aangeboden, en die hebben het toen niet genomen omdat ze hem niet kenden. “Frits van Noord” was echter een pseudoniem van Flip Droste, die al twaalf boeken op zijn naam had staan en hoogleraar Algemene Taalwetenschappen is in Leuven. Toen dat eenmaal bekend werd en ons stuk in Het Parool verscheen, begon dat boek pas te lopen. Tot weken erna, zeg maar een lokale bestseller.’ Maar een boek moet niet alleen aangeprezen worden in de media, het moet ook betaalbaar zijn voor het publiek. In hoeverre is de prijs van invloed? ‘De laatste jaren wordt er ontzettend goedkoop herdrukt. Alle uitgevers hebben tegenwoordig goedkope reeksen. Dat begint het publiek zich te realiseren, en daar wacht men tegenwoordig op. Als het een Nederlandse vertaling is, dan wachten ze op de goedkopere buitenlandse editie, die er onvermijdelijk op volgt. En als het gebonden is wachten ze op de pocket. En terecht natuurlijk want boeken zijn in Nederland te duur. Wat dat betreft heeft de consument altijd gelijk vind ik. Maar als De Arbeiderspers een actie voert met de Privé-domein reeks, dan loopt dat niet omdat het zo goedkoop is, maar omdat er zoveel kabaal omheen gemaakt wordt. Het is een heel goede serie, maar die boeken zijn belachelijk duur. En wat me ook opvalt is dat de gebonden edities van Engelse boeken het goed doen. What am I doing here van Bruce Chatwin kost gebonden ongeveer vijfenvijftig gulden, maar dat is kennelijk geen probleem. Wie kunnen zich dat veroorloven? ‘We hebben een vaste klantenkring die steeds ouder | |
[pagina 271]
| |
wordt naarmate de winkel ook ouder wordt. Die mensen blijven gewoon komen. Een groot deel van de grachtengordel, een deel van de Volkskrant- en nrc-lezers, journalisten. Relatief weinig jongeren. Het leuke van een boek als Gimmick van Joost Zwagerman is dan ook dat je mensen van twintig, vijfentwintig jaar ziet binnenkomen. Geen studenten, maar mensen die naar de Roxy gaan, ze weten dat dat boek er is. En je ziet ze anders zelden of nooit in de boekwinkel. Dat is de verdienste van Zwagerman. Hun ouders kopen het omdat het gerecenseerd is, omdat er over gepraat wordt, of misschien omdat ze het gewoon leuk vinden. Maar die jeugd koopt het omdat het gaat over hún wereld. Als je over tien jaar wil weten hoe het er aan het eind van de jaren tachtig aan toe ging, dan pak je dát boek. Ik zou weleens een gesprek tussen die ouders en hun kinderen over Gimmick willen horen. Een andere grote groep onder onze klanten zijn de studenten. Maar dat zijn niet de mensen die Chatwin gebonden kunnen kopen. Als ze bezig zijn met een onderwerp als Emants, dan kopen ze daar een paar boeken van, en die secundaire titels die ze nodig hebben halen ze in de bibliotheek. Maar een van de mooiste Nederlandse biografieën over Emants, die door Pierre Dubois is geschreven, die is niet meer te krijgen. De wegen der uitgevers zijn vaak ondoorgrondelijk. Dus daarvoor moet je ze dan doorverwijzen naar de (moderne) antiquariaten. Daar kopen heel veel studenten. Ik koop daar zelf trouwens ook.’ | |
BewaarcentrumVelen kennen de naam Wout Vuyk nog van de boekhandel in Hilversum, maar achttien jaar geleden deed Vuyk zijn winkel in nieuwe boeken van de hand en nam een antiquariaat over in Amsterdam. Achter een klein geveltje aan de Spuistraat gaan zo'n 150.000 boeken verscholen. Ondanks dat er in zijn etalage een levensgroot bord hangt ‘Wout Vuyk Antiquariaat’, vindt Vuyk zich geen antiquaar. ‘Al die boekhandelaren die zeggen dat ze antiquaar zijn, hebben eigenlijk gewoon een tweedehands boekwinkel. Een antiquariaat verkoopt echt oude boeken uit vorige eeuwen. Ik heb een tweedehands boekwinkel waar je alles kunt vinden, en ook wel eens een antiquarisch boek. Die verzamelaars die echt antiquarische boeken verzamelen komen niet bij mij. Ik had van mijn levensdagen niet gedacht dat ik ooit belangstelling zou krijgen voor zeldzame boeken of eerste drukken. Dat idee van die eerste drukken sprak me vroeger helemaal niet aan. In Hilversum heb ik nooit eerste drukken achtergehouden. Achteraf had ik dat wet moeten doen, want dan had ik met die eerste drukken van Hermans al die lieden die dat nu verzamelen gelukkig kunnen maken. Ik had toen zelf ook helemaal geen boeken in huis. Boeken waren om te lezen en niet om te hebben. Ik ben hier pas tot de ontdekking gekomen dat mensen alleen maar kopen om te hebben. Wij kunnen ook niet bestaan van mensen die boekenWout Vuyk: ‘Die winkel van mij is belachelijk, het is geen winkel, het is een bewaarcentrum, ik zit er als bewaarder’
lezen,’ gaat Vuyk verder. ‘Het zijn hebbedingetjes: bijzondere boekjes, uitgaven in kleine oplage. En dat wordt onder andere verzameld. Er zijn mensen bij me binnengekomen omdat de dokter tegen ze had gezegd: “U moet een hobby hebben.” Dus die gingen alle Prismaboeken verzamelen. Dat waren hele brave mensen, en die hadden dan een bezigheid. Het laatste boek uit een verzameling willen die mensen liever maar niet vinden. Vroeger was je blij als je ze dat kon leveren, maar tegenwoordig niet, want dan zijn ze hun hobby kwijt. Ik vind dat ik een sociale functie heb. Je kunt die mensen echt gelukkig maken met dat een-na-laatste boek. Het leuke aan het handelen in boeken vind ik dat je ze zelf dan niet hoeft te bezitten. Ik houd me dan natuurlijk een beetje voor de gek, want ik doe dan net of ik helemaal niet aan bezit hang. “Ik koop het wel, maar het is niet voor mezelf,” denk ik dan, “het is voor een ander.” Maar ondertussen bezit ik het toch maar allemaal.’ Vuyk legt uit dat hij het vooral moet hebben van ‘die gekken die een onderwerp verzamelen’. Studenten vormen maar een kleine groep van zijn klanten, omdat de prijzen van studieboeken zelfs in een antiquariaat hun | |
[pagina 272]
| |
budget vaak te boven gaan. ‘Een studieboek dat nieuw 120 gulden kost, daar kan ik dan wel 65 gulden voor vragen, maar dan is het nog een hoop geld. Op het gebied van de neerlandistiek heb ik kasten en dozen vol, maar dat verkoopt het slechtste.’ Gevraagd naar het waarom, wijst hij op de vierhonderd antiquariaten die Amsterdam rijk is. ‘Iedereen handelt daarin. En dat is ongunstig voor de prijzen, want op de veiling zitten ze allemaal mee te bieden.’ Een enkele keer komt er ook wel eens iemand van een museum, die een hele collectie opkoopt. Vuyk: ‘Dat had ik dan natuurlijk al lang moeten aanbieden. Je moet je klanten opzoeken, en dat doe ik veel te weinig. Daardoor krijg ik ook zo'n gigantische voorraad. Die winkel van mij is belachelijk, het is geen winkel, het is een bewaarcentrum, ik zit er als bewaarder.’ Het merendeel van zijn boeken koopt Vuyk op veilingen. Om van particulieren te kopen is wel voordeliger, maar ook lastiger, want die mensen voelen zich gauw tekort gedaan omdat ze er te weinig kijk op hebben, aldus Vuyk. ‘Er zijn ook mensen die heel moeilijk afstand kunnen doen van hun boeken, net als ikzelf. Die hebben hun leven lang die boeken gekoesterd, en dan berg jij dat allemaal woest in een doos op om het mee te slepen. Dat is natuurlijk ook helemaal niet leuk. Op een veiling heb je daar geen last van, dan ken je die mensen niet. Maar ook daar gaat het altijd door me heen: Dat hebben die mensen nou zo lang gekoesterd! Er zijn ook veel handelaren die een hele grote partij kopen en daar zonder pardon alleen de boeken uithalen die ze willen hebben en de rest bij het oud papier zetten. Dat kan ik niet. Ik denk altijd: er komt nog wel een keer iemand die dat leuk vindt. Maar dat is niet waar, want het ligt er veel te lang. Ik vind het heel moeilijk om te beslissen wat ik weg moet gooien. Bovendien vind ik zelf in allerlei stomme boeken toch altijd nog wel weer iets waarvan ik zeg: dat dat ooit zo stom geschreven is en dat dat toch door vele mensen gelezen is! Dat moet toch iets zeggen over dat tijdvak? Daarom denk ik altijd dat ik het moet bewaren. Veel mensen worden overdonderd door die voorraad van mij. Ze hebben ook allemaal haast, geen tijd, geen geduld en geen rust. En dan gaan ze weg zonder een boek te kopen. Dan is de keus te groot. Er zijn ook collega's die expres een klein, schoon, fris winkeltje maken, waar nergens een stapeltje boeken ligt of een rommelig plekje te vinden is. Het is saai, maar men ziet onmiddellijk war er is. In mijn zaak is ook alles op onderwerp en alfabet gerangschikt. Er is alleen wat geduld nodig om het systeem te onderkennen. Dat hebben steeds minder mensen.’ | |
‘Livres d'artistes’Klein, schoon en fris. Zo zou men ook het winkeltje in de Amsterdamse Sint Anthoniebreestraat van de Stichting Minotaurus Boekwinkel kunnen noemen. ‘Minotaurus’ behoort echter niet tot de categorie van de antiquariaten, maar is van een zeldzaam, zo niet uniekNol Sanders van de bibliofiele ‘Minotaurus boekwinkel’ ‘Hebbedingetjes, daar moet ik niets van hebben’
soort. Nol Sanders, 's ochtends bibliothecaris neerlandistiek van de letterenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam, zwaait er vijf middagen in de week de scepter. ‘Het betreft zowel binnenlandse als buitenlandse boeken die in kleine oplagen met de hand worden gemaakt, en waarbij we meer op de vormgeving en de typografie letten dan op de inhoud. In Nederland noemen we dat “marginaal drukwerk”, maar je kunt het ook bibliofiele uitgaven, “livres d'artistes” of “private press books” noemen. Het winkeltje is vorig jaar september voortgekomen uit de Stichting Drukwerk in de Marge, die zich inzet voor het bibliofiele boek in Nederland. Sanders: ‘We hadden er in het verleden al wel eens over gepraat of we als drukkers in de marge niet een eigen winkeltje zouden moeten hebben, om de boekjes die onze mensen maken eens in een andere omgeving te kunnen presenteren. Op die manier kunnen anderen er ook van gemeten en er naar kijken, zonder meteen te hoeven beslissen of ze het willen kopen. Daar is toen uiteindelijk allemaal niets van gekomen, totdat ik vorig jaar februari minder ging werken en dat plan weer ter sprake kwam. We zijn toen naar een pandje uit gaan kijken en hier terecht | |
[pagina 273]
| |
gekomen. We hebben toen de Stichting Minotaurus opgericht die zich inzet voor het mooie en schone boek en die in de toekomst ook tentoonstellingen wil gaan organiseren en lezingen wil houden. Maar dat is nu nog niet aan de orde.’ In het winkeltje van pakweg vier bij vier meter worden een paar honderd boekjes aangeboden. ‘Het loopt gauw op,’ aldus Sanders, ‘want er zitten hele kleine dingetjes bij.’ De meeste boekjes liggen er in consignatie, alleen de buitenlandse exemplaren die Sanders zelf importeert en de secundaire literatuur heeft hij moeten inkopen. Ook tijdschriften op het gebied van boekdrukkunst en typografie vindt men er: Boek & Band, Art et Métiers du Livre, Arte Grafika en Fine Print. Het aanbod van de Minotaurus varieert in prijsklasse van ƒ 2,50 voor een minuscuul boekje getiteld ‘Een Out Liedeken’ dat Jacques de Coo maakte in een oplage van een dertigtal exemplaren, tot het ‘Tagebuch der Reise in die Niederlande’ van Albrecht Dürer dat circa 2500 gulden moet kosten. Dit vlaggeschip van de Minotaurus, dat 62 pagina's telt en 24 lichtdruk-reprodukties van prenten van Dürer, is met de hand gezet uit de Romanée van Jan van Krimpen met letters die nog door de gieterij van Enschedé werden gegoten, vervolgens in een oplage van 185 exemplaren gedrukt, en met de hand gebonden en voorzien van een gevoerd foudraal. Het papier is van Barcham Green, een van de beroemdste Engelse papiermakers die vorig jaar zijn deuren sloot. De maker van het boek is er een jaar mee bezig geweest. Het boekje Zoals mijn vader het mij vertelde is tot nu toe een van de ‘bestsellers’ van de Minotaurus. Het is een boekje waarin een vader aan zijn kind probeert uit te leggen wat de eeuwigheid is, dat eindigt met: ‘En als de berg is afgesleten, dan is er minder dan een seconde van de eeuwigheid voorbij. Snap je dat?’ ‘Ik denk het wel...’ Sanders: ‘Die lagen rond Sinterklaas in de etalage voor vijftien gulden. Een leuke prijs voor een leuk boekje.’ Sanders verkocht zestien van de twintig exemplaren. De marginale boekhandelaar laat nog wat uit zijn collectie zien. Het boekje Wishbone (oplage 21 exemplaren, ƒ 330, -) waarvoor men eerst een borstbeentje van een kip moet breken voordat men het kan openslaan. Het gedicht Silence van Edgar Allan Poe in een leren editie die echter met gemak in een lucifersdoosje zou passen (ƒ 270, -), en een boekje van de Franse drukker/uitgever Guy Lévis Mano waarvan de toekomstige eigenaar eerst de pagina's nog moer lossnijden voordat men aan het lezen kan slaan. ‘Dat komt wel vaker voor bij marginaal drukwerk,’ aldus Sanders. ‘Je kunt het vergelijken met maagdelijkheid. Je weet dan zeker dat je de eerste bent, zeg maar. Het heeft wel iets.’ De klanten van Minotaurus komen voor een deel zelf uit het circuit van het marginale drukwerk, maar daarnaast zijn er ook passanten die uit nieuwsgierigheid binnenwandelen. ‘Mensen die een mooi cadeautje willen kopen omdat ze iemand kennen die van mooie boeken houdt, bijvoorbeeld. Laatst liep de conservator van de New York Public Library binnen. Bovendien heb ik een verzamelaar die zich heeft toegelegd op het verzamelen van het Nederlandse bibliofiele boek en zoveel mogelijk via mij koopt. En ik koop zelf wel eens wat, maar niet veel.’ Sanders verzamelt uitgaven van de Franse bibliofiele drukker Guy Lévis Mano, die 540 titels het licht deed zien. ‘Ik denk dat ik langzamerhand over de helft ben, maar aan de rest is niet meer te komen. Die bevatten etsen van Picasso en zo.’ Wanneer is iets dan nog marginaal drukwerk, en wanneer behoort het tot de gevestigde uitgeverijen? ‘Geen idee. Sommigen drukken in een oplage van duizend stuks, anderen twintig. Als je het voor je lol doet en je hoeft er niet van te leven, dan ben je een marginale drukker of uitgever. Maar een echte definitie, daar zijn we nog niet uit.’ Behoren deze uitgaafjes nu ook tot de categorie van de hebbedingetjes? ‘Geen hebbedingetjes, nee, alsjeblieft niet. Het zijn meer verzamelobjecten. Hebbedingerjes, daar moet ik niets van hebben.’ |
|