‘Camera Obscura’: de nieuwe Republiek der Letteren
E.B.M.J. Blomme
Camiel Hamans laat er geen twijfel over bestaan: literaire radioprogramma's voegen ‘geen moer’ toe aan de literatuur. ‘Maar de bijlagen van een krant ook niet. Kijk: niets vervangt het lezen. Absoluut niet. Dat dergelijke radioprogramma's bestaan is gewoon een historisch gegeven. Er zijn ook zendgemachtigden die helemaal niets aan literatuur op de radio doen. Veronica bijvoorbeeld.’
Maar waarom zouden jullie er morgen dan niet mee ophouden?
‘Dat is ook steeds het gevecht. Je kunt daar wel een mooi verhaal over ophangen, over de meerwaarde van literatuur, over literatuur die je helpt om een beter inzicht in de werkelijkheid te krijgen, en ga zo maar door - al die frasen uit de programmatische stukken ken ik, want ik heb ze zelf geschreven. Maar dat is natuurlijk allemaal onzin. Er is geen enkele immanente reden waarom je voor een literair radioprogramma kiest. Behalve dan dat literatuur het goed doet op de radio.’
Sinds het vertrek van Louis Houet, een jaar geleden, is Hamans, chef van de afdeling cultuur van de kro, ook ad interim eindredacteur van het literaire radioprogramma Camera Obscura. Het programma gaat terug tot diep in de jaren zestig, toen in 1964 voor het eerst Babel werd uitgezonden. In 1978 doopte men het om tot Spektakel, waar later nog eens de ondertitel De Republiek der Letteren aan werd toegevoegd. Nu heet het sinds ruim een jaar Camera Obscura. Hamans: ‘We waren uitgekeken op Spektakel, dus moesten we iets anders hebben. Het liefst had ik het weer Babel genoemd, maar dat kan niet. Heel simpel Over literatuur hebben we overwogen, maar het gaat niet alleen maar over literatuur, het is wat ruimer. Een naam als Camera Obscura is natuurlijk een zinspeling op Beets, maar ook weer niet zo vanzelfsprekend. Het is geen typisch negentiende-eeuwprogramma. De feitelijke “camera obscura”, het op je eigen wijze naar de werkelijkheid kijken, dat soort zaken, dat zit er in.’
Het programma is op Radio 4 te beluisteren, op zaterdagavond van elf tot twaalf uur, ‘een rottijd,’ voegt Hamans daar onmiddellijk aan toe. ‘Dit soort programma's heeft zijn eigen publiek, zo tussen de vijftien- en de veertigduizend luisteraars. Maar sinds Met het oog op morgen ook op zaterdag zit hebben we daar wel last van. Liefhebbers van literatuur zijn ook maar gewone mensen die de actualiteit bij willen houden. We willen daar dus eigenlijk wel weg, maar voordat dat gebeurt moet er in Hilversum een enorme aardverschuiving plaatsvinden. En daar is men het nog niet over eens.
Je doet het natuurlijk voor een halve man en een paardekop, dus je moet er vooral zelf iets in zien. Ons doel is eigenlijk: dát te doen wat anderen niet doen. Je kunt natuurlijk wel de bijvoegsels van de kranten volgen, maar waarom zou ik? Waarom zou ik daar mijn goede tijd en energie in steken? Ik ga niet met een wagen het land in om een discussie tussen Hermans en Jaap Goedegebuure op te nemen, dan denk ik: laat maar, dat doet Ad Fransen wel [van vpro's Plantage Magazine, E.B.]. De presentatie van de Hanlo-correspondentie in Maastricht is opgenomen door de ncrv. Dat doe ik dus ook niet. Wij lezen zoiets, pikken er een paar brieven uit en stuiten dan op een uiterst poëticale brief van Hanlo die hij in 1944 aan Albert Jan Govers heeft geschreven. Daar ga ik dan ontzettend over lopen zeuren: Wat wil die man nou eigenlijk? Waarom wil hij dat? Helpt het bij de interpretatie van het werk? Verdomd, ja. Daar en daar helpt het. Nou, dat is het dan. Een minuut of vijftien.’
Naast het radioprogramma Camera Obscura geeft de kro samen met ncrv's Literama het blad Nadruk uit. ‘Maar,’ zegt Hamans hierover, ‘dat is duidelijk een valse start geweest. We maken deze jaargang nog af en dan houdt het op. De tekorten zijn te groot. We denken er nu aan om half-jaarboeken te gaan uitbrengen waar de belangrijkste radio-uitzendingen in voorkomen. Die kun je per uitgave op de markt brengen en per uitgave financieren. Dat willen we ook samen met de ncrv doen. We zijn heel goed met de ncrv.’
Wordt er dan ook samengewerkt op ander gebied, bijvoorbeeld wat de programmering van de literaire programma's betreft?
‘Nee, nee, nee. Wij werken toch duidelijk anders. De ncrv maakt veel minder documentaires. Zij zijn meer gericht op een scholierenpubliek, zijn encyclopedischer. Wij zetten ons daarentegen heel duidelijk af van de bijvoegselcultuur. We vullen elkaar dus wel aan. Maar er is voorlopig in het Hilversumse geen enkele behoefte om samen te gaan werken.’
Vijf literaire radioprogramma's in de Nederlandse ether. Is dat niet wat veel van het goede?
‘Het hadden er negen moeten zijn. Er zijn negen zendgemachtigden.’
Maar krijg je dan ook negen verschillende programma's?
‘Als ze het goed zouden doen wel. Er is toch ook niemand die de bijlage van de Volkskrant niet wil omdat