Literatuur. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Een onnavolgbaar grensgeval gevolgd door een kleine gids voor de poëzie van J. Slauerhoff
| |
[pagina 139]
| |
Eenerzijds is letterkunde een liefhebberij, zooals bijvoorbeeld hengelen dat is. En het is waar, er zijn hengelaarsbonden, die land- of liever waterkantdagen houden, met veel jenever en prijzen voor de dikste blei en den kleinsten baars. De roman over Camoës is bekritiseerd vanwege de historische fouten: de Portugese dichter heeft zijn kunstenaarschap in feite helemaal niet als een vloek gezien, maar Slauerhoff heeft een idee van zichzelf op Camoës overgebracht. Een juiste, voor de interpretatie van Het verboden rijk belangrijke opmerking, maar als argument tegen de roman helemaal niet ter zake. Dan is kritiek op de lollige brief aan de Maatschappij beter te begrijpen. Maar roman en brief komen hier vooral ter sprake om hun gemeenschappelijk onderwerp: de dichter als dwangarbeider. Het komt ook voor in de verhalen uit zijn beste boek, Het lente-eiland, en staat centraal in een van de gedichten die Slauerhoff óók nog over Camoës geschreven heeft: Camoës
Camoës wou vrij zijn, smaadde zich een keten,
Zwierf in China, maar schreef de Lusiade,
Zijn leven lang door 't heldenlied bezeten,
Het was een dwangarbeid en toch genade.
Soms vluchtend, soms gekerkerd, soms vergeten,
Aan 's levens eind ook door den roem verraden,
Stierf hij in 't pesthuis, eenzaam zonder eten.
Gij martelt mannen, Muze, nooit verzade!
Vergeet toch niet dit afschrikwekkend voorbeeld.
Voordat ge uzelf tot 't zelfde lot veroordeelt:
Het sterkste droombeeld zwicht voor armoe, leed...
't Is al gebeurd, 't gedicht is al begonnen,
En voortaan werkt ge of ge tranen zweet,
Totdat het bloed in de aadren is geronnen.
Misschien krijgt deze negatieve opvatting van het schrijverschap elders, ook op plaatsen die aanleiding zijn geweest de schrijver en zijn werk te beschouwen als een grensgeval, uitdrukking op minder directe manier. Misschien spreekt in de Slauerhoff aangewreven schrijverszonden op een of andere manier de tegenzin van de dwangarbeider, die zijn zakken en tonnen neergooit zo gauw het kan, zonder zich af te vragen of ze wel netjes terechtkomen. Niet alleen aantrekkelijk dus, deze redenering die fouten laat verkeren in hun tegendeel, maar tenslotte ook waar, althans: waar voor een gedeelte. Grensgevallen vindt men tenslotte aan weerszij van een grens; het zou onzin zijn om te doen of nu werkelijk alle kritiek op Slauerhoff hiermee weerlegd is. Maar welke banaliteiten nu precies ‘het accent van de rampzalige waarachtigheid’ suggereren, en welke als banaliteit op zichzelf blijven staan? Mijzelf leek de slapstick met ‘bekkeneelen’ in ‘De piraat’ niet geslaagd:
Vertrouwlijk met de vaste winden reeglen
De zeilen zichzelve. Eenige mannen keeglen
Met bekkeneelen op het achterdek.
Sommigen spelen, op een of ander wapen,
Met hun leven, of kaart, andren drinken en slapen
Om beurten. Ordelievenden maken bestek
Van de laatstleden verslagen slachtoffers.
Maar ‘met hun leven, of kaart’ hoorde ik kort geleden door een lezeres met gevoel voor poëzie verdedigen als ‘een pracht van een zeugma’, en daar is ook nog wel iets voor te zeggen. Al is het toch heel wat minder dan ter beschikking staat aan de verdedigers van Slauerhoffs ‘Boegbeeld’. Wie Slauerhoffs ‘fouten’ eigenlijk onmisbaar vindt, heeft die fouten daarmee dus niet weggeredeneerd, en hoeft die bedoeling ook niet gehad te hebben. Wel lijkt hiermee de gedachte, dat Slauerhoff een veel groter schrijver geworden zou zijn als hij veel meer naar de kritiek zou hebben geluisterd, duidelijk weerlegd: een model-Slauerhoff is geen Slauerhoff meer.
De criticus kan het hierbij laten, zich steeds weer openstellen voor Slauerhoffs oneffenheid en zich afvragen wat hij erin leest. Maar dit standpunt is onmogelijk voor de tekstverzorgers, die al bij het eerste optreden van Slauerhoff moesten aantreden om te voorkomen dat zijn werk in de knop gebroken zou worden door zijn eigen slordigheid. Het is bekend dat Slauerhoff geen persklare kopij leverde, en zwaar leunde op helpers die, in min of meer nauwe samenwerking met de schrijver, van zijn manuscripten en tiksels publikaties maakten. Hoe rommeliger een schrijver te werk gaat, des te belangrijker en des te zwaarder wordt de verantwoor- | |
[pagina 140]
| |
delijkheid van de tekstverzorgers; des te meer precisie en omzichtigheid wordt van ze geëist. Na Slauerhoffs dood heeft K. Lekkerkerker de taak op zich genomen om Slauerhoffs verzamelde werken (wat bij zijn leven gedrukt was, maar ook een deel van de manuscripten en tiksels die altijd tiksels en manuscripten gebleven waren) zo smetteloos mogelijk te publiceren. Hij begon met een achtdelige reeks zonder verantwoording (1941-'54). Daarvan afgeleid zijn de Verzamelde gedichten (eerste druk 's-Gravenhage 1947). Sinds 1978 verschijnt een verantwoorde editie van Slauerhoffs verhalend proza, terwijl Lekkerkerker daarnaast nog andere Slauerhoffuitgaven op zijn naam heeft. Hoewel het volstrekt duidelijk is, dat Slauerhoffs werk nooit zonder ingrepen van anderen verschijnen kan, zal men altijd van mening verschillen over de vraag, welke ingrepen noodzakelijk zijn en welke overbodig. Ook om andere redenen hebben deze uitgaven altijd de aandacht getrokken. Al bij verschijning van het eerste deel van Slauerhoffs Verzamelde werken (1941) ontstond een persrel, omdat een uitgever die buiten de onderneming was gehouden, over onmisbare documenten bleek te beschikken, maar daar pas mee voor de dag (= in de krant) kwam toen het produkt van zijn concurrent al in de winkel lag. Over de geschiedenis van de uitgave van het werk van Slauerhoff zou een monografie te schrijven zijn, en misschien ook wel een roman. De meest omstreden beslissing is zonder twijfel geweest, dat men (om nog altijd niet helemaal duidelijke redenen van uitgeverspolitiek) de dichtbundels, zoals ze bij leven van Slauerhoff waren verschenen, later niet als afzonderlijke werken gehandhaafd heeft. Misschien heeft hier Slauerhoffs eigen, betrekkelijk afzijdige houding een te grote rol gespeeld; ook al zijn de bundels niet door de dichter samengesteld, toch heeft hij zijnwerk in deze en in geen andere vorm gepubliceerd. In de Verzamelde werken (en dus ook in de later almaar herdrukte Verzamelde gedichten) vindt men wel de titels van de bundels, maar die titels kondigen daar niet de bijbehorende bundels aan. Het gaat hier om voor de Verzamelde werken gecomponeerde ‘afdelingen’, die veel omvangrijker zijn dan de oorspronkelijke bundels: aan iedere bundel is ongebundeld werk toegevoegd. Deze ingreep heeft andere met zich meegebracht, waarbij de losse (maar beslist niet chaotische) ordening van de bundels vervangen is door een strakkere: gedichten die een opvallende trek met elkaar gemeen hebben, kwamen bij elkaar te staan. Zo werd ‘Uitreis van het kaperschip’ uit de bundel Eldorado, bewerking van ‘Aquarelle’ van Tristan Corbière, overgebracht naar de afdeling ‘Archipel’ omdat in de bundel Archipel andere gedichten naar Corbière te vinden zijn. De werkwijze is door Lekkerkerker aangegeven in een verantwoording van de Verzamelde gedichten, maar die verantwoording is gek genoeg lang niet in alle drukken te vinden. Het gevolg is natuurlijk verwarring. De lezers realiseren zich het verschil bundel-afdeling niet, zoals in veel stukken over Slauerhoff makkelijk is aan te wijzen. Een zekere prof. Oxenaar heeft op het bankbiljet van ƒ 250,-, de vuurtoren, versregels van Slauerhoff afgedrukt (onder het lichthuis, in onleesbaar kleine letter: de poëzie is ook hier weermiddel tegen valsemunters). Oxenaar gaf hierbij een verkeerde bronvermelding. Hij had gewoon in de Verzamelde gedichten gekeken, zonder zich te verdiepen in de geschiedenis van die uitgave, en wist dus niets over het verschil tussen bundels en afdelingen. Literatuurjournalisten hebben hem daarvoor te kijk willen zetten als ongeletterde barbaar, maar precies dezelfde fout is te vinden bij een aantal letterkundigen, waaronder hooggeleerde. Ik geloof dat niet Oxenaar, maar de Nederlandse literatuurstudie te kijk staat, als een literatuurminnende bankemployé vijftig jaar na de dood van Slauerhoff nog altijd nergens kan naslaan uit welke bundel een bepaald gedicht stamt, en voordat hij zijn pers laat draaien eerst het Letterkundig Museum moet opbellen. Slauerhoff-liefhebbers die van de hoed en de rand weten, willen uiteraard uit elkaar houden, welke gedichten tijdens het leven van de dichter gebundeld zijn (en waar), en welke niet. Wie weet is Slauerhoff ook in de samenstelling van zijn bundels onmogelijk en veelzeggend tegelijk, al of niet op aansporing van anderen. Maar gegevens daarover zijn niet te vinden. De fans bezoeken bibliotheken, kopiëren inhoudsopgaven, geven elkaar hun aantekeningen door en creëren achter in hun exemplaar van de Verzamelde gedichten prachtige schema's. Het heeft wel iets, dit officieuze Slauerhoff-genootschap, maar nu in 1988 opnieuw een ‘geheel nieuwe’ uitgave van de Verzamelde gedichten verscheen in de ordening van veertig jaar geleden (er bleek aan de tekst één letter veranderd) heb ik er ook wel een beetje verschrikkelijk genoeg van. | |
[pagina 141]
| |
Daarom volgt hier een eenvoudig overzicht zonder teksteditorische pretentie, waar ieder die de Verzamelde gedichten (afgekort vg) bezit, kan nagaan welke gedichten in welke bundel horen. Het moet grotendeels voor zichzelf spreken, zeker voor wie bij lezing steeds het verschil in het oog houdt tussen een bundel (bij leven van de dichter verschenen) en een afdeling van de vg (na zijn dood samengesteld). Mijn vergelijking tussen de laatste druk bij leven van Slauerhoff aan de ene, en de vg aan de andere kant, gaat volledig op voor alle edities vanaf de zesde druk van de vg ('s-Gravenhage 1961). | |
Kleine gids voor de poëzie van J. Slauerhoff | |
ArchipelDe eerste druk vetscheen in 1923: 30 gedichten, geordend in vier afdelingen. Een herziene tweede druk is uit 1929. Er zijn twaalf gedichten geschrapt, twee samen-, en acht toegevoegd. Er zijn drie afdelingen: ‘Archipel’, ‘Uit het leven van Tristan Corbière’ en ‘Contes cruels’ In de afdeling ‘Archipel’ van de vg zijn in vergelijking met deze tweede druk 27 gedichten tussengevoegd: tien van de twaalf die in 1929 waren weggelaten; verder ‘Uitreis van het kaperschip’ uit Eldorado, ‘De gouvernante’ uit Saturnus en vijftien andere. Bovendien is ‘Sirenen’ uitgebreid (onder nummer ii). In de volgorde is weinig verandering; de derde afdeling is gesplitst, alleen de tweede heeft de titel behouden. De volgende gedichten uit de vg staan in de tweede druk van Archipel (gecursiveerde ook al in de eerste); volgorde en afdelingnummers zijn naar de tweede druk: 1. Het boegbeeld: de ziel (onder de titel Het boegbeeld; de toevoeging alleen in de eerste druk), Sirenen (maar alleen i en iii), Oceaannacht, Chineesche dans, Het tempeleiland Philae, Het doodeneiland, Onderzeesch bosch, Voorwereldlijk landschap, Voorwereld i en ii, Rapanui i, ii en iii; 2. Een avond, Scène au crépuscule, Sentimental journey, L'archibelle, Nachtelijk Parijs, Mirliton, Kapitein Ledoux; 3. De vazal, De vluchtelinge (onder de titel Faux départ), Sardanapalus, Pastorale, De dienstmaagd, De vriendinnen i, ii en iii, De prinsessen, Elegie. | |
Oost-AziëDe eerste druk verscheen in 1928 onder de naam John Ravenswood met een voorbericht, ondertekend J. Slauerhoff. In de afdeling ‘Oost-Azië’ van de vg zijn in vergelijking met de bundel Oost-Azië vier gedichten tussengevoegd en zes gedichten weggelaten. Van deze zes staan er vijf in de afdeling ‘Yoeng poe tsjoeng’ omdat Slauerhoff ze ook opnam in de tweede druk van de bundel Yoeng poe tsjoeng. Het zesde, ‘Captain Miguel’, werd herdrukt in de bundel Een eerlijk zeemansgraf, maar staat in de vg in de afdeling ‘Eldorado’ Volgorde en indeling van de bundel zijn gehandhaafd; het voorbericht is niet herdrukt. De eerste en vierde onderafdeling van de afdeling ‘Oost-Azië’ van de vg zijn gelijk aan de overeenkomstige afdelingen van de bundel. In de tweede onderafdeling is ‘Uitzicht op Macao van Monte af’ tussengevoegd. De volgende gedichten uit de vg vormen, in deze volgorde, de derde afdeling van de bundel: Manila, Portugeesch fort, Het eiland Kau Lung Seu, Het nachtasyl te Hang Tsjow (in de vg in ‘Yoeng Poe Tsjoeng’), Landschap, Nacht, Het Steenvischmeer, Zeilend in den herfst (de laatste drie in de vg in ‘Yoeng Poe Tsjoeng’), Tai Sjan-pagode, Captain Miguel (in de vg in ‘Eldorado’), Çiwa, Thibet, Reizend naar Njoe Tse Wang (in de vg in ‘Yoeng poe tsjoeng’), Winterval op zee, Sjantoeng Promontorium. | |
EldoradoDe eerste druk verscheen in 1928. In de afdeling ‘Eldorado’ van de vg zijn in vergelijking met de bundel Eldorado veertien gedichten tussengevoegd, waarvan een (‘Captain Miguel’) afkomstig uit Oost-Azië en Een eerlijk zeemansgraf. Bovendien is ‘De vliegende Hollander’ sterk uitgebreid (onder nummer i). Eén gedicht is weggelaten (verplaatst naar de afdeling ‘Archipel’). De oorspronkelijke ordening in zeven afdelingen is vervangen door een ordening in vijven; de volgorde is veranderd. De volgende gedichten uit de vg staan in Eldorado (afdelingnummers en volgorde zijn die van de bundel): 1. De piraat; 2. Afrikaansche elegie, De renegaat, Het laatste zeilschip; 3. Het eeuwige schip; 4. Droomland, Uiterste kust, De profundis, Spookschip, De vliegende Hollander (maar hiervan alleen nummer ii); 5. Columbus, Camoës' thuiskomst, De ontdekker; 6. Brief in een flesch gevonden, Outcast, Zeekoorts, Pacifique, De matroos, Uitreis van het kaperschip (in de vg in ‘Archipel’); 7. Dsjengis. | |
[pagina 142]
| |
Fleurs de marécageDe eerste en tweede druk verschenen in 1929 in kleine oplaag; de derde in 1934. Steeds gaat een brief van Franz Hellens vooraf. De eerste druk telt tien gedichten, in de tweede zijn er twaalf tussengevoegd, waarvan er in de derde twee zijn weggelaten. In de afdeling ‘Fleurs de marécage’ van de vg zijn in vergelijking met de derde druk drie gedichten tussengevoegd: ‘Le galérien’ en ‘Sixain pour une croyante’ (uit de tweede druk) en ‘Un sage’. De volgorde is gehandhaafd; de brief van Hellens is niet herdrukt. | |
SaturnusDe eerste druk verscheen in 1930. Clair-obscur (1927) is volgens het colofon in Saturnus opgenomen, maar in feite staat één gedicht (‘Le passé vivant’) alleen in de oudere bundel. In de afdeling ‘Saturnus’ van de vg zijn in vergelijking met de bundel Saturnus dertien gedichten tussengevoegd (waaronder ‘Le passé vivant’ uit Clair-obscur), terwijl één gedicht is weggelaten (verplaatst naar de afdeling ‘Archipel’). Er is een verdeling in vier onderafdelingen aangebracht; een cyclus van drie gedichten is opengebroken. De volgende gedichten uit de vg vormen de bundel Saturnus (de volgorde is die van de bundel, de gecursiveerde staan ook al in Clair-Obscur): Chlotarius, Louis xi, De chimaeren, Hathor, Priesteres, Pharao's minne (de laatste drie vormen in de bundel een cyclus Egypte), In den ouden koningstuin, Fête galante, Avondvaart, Versailles, Aan de fontein, Fin de siècle, Oraison célèbre, Menuet (maar hiervan slechts de eerste vier strofen, en onder een andere titel: Metamorfosen), Ballade, Sépulture d'un poète maudit, Voor den meestbiedende, Rondeel, De gouvernante (in de vg in ‘Archipel’), De vrouw aan het venster, De bezoeker, Na jaren, Landelijke liefde, De terugkeer. | |
Yoeng poe tsjoengIn 1930 verscheen Mo yang ke onder de schuilnaam J. Ravenswood. In hetzelfde jaar verscheen dezelfde bundel opnieuw, met de titel Yoeng poe tsjoeng en onder de naam van de dichter. Bij de tweede druk (1933) werd de bundel sterk uitgebreid (o.a. met vijf gedichten uit Oost-Azië); hierbij is ook de volgorde veranderd. In de afdeling ‘Yoeng poe tsjoeng’ van de vg zijn in vergelijking met de tweede druk van de bundel veertien gedichten tussengevoegd; in de volgorde is verder één verandering. De volgende gedichten uit de vg staan in de tweede druk van Yoeng poe tsjoeng (gecursiveerde ook al in de eerste). De volgorde is die van de tweede druk: Wachten, Mijn zonen of Rampspoed geeft recht op dronkenschap. Festijn, Marschlied, Vroege sneeuw, De doode beminde. Chrysanten in den oostelijken tuin, Herfst, De moede soldaat, Epitaaf, Herfstwind, Zeilend in den herfst, De tuin der martelingen, Landschap, Gelijkenis, Weerkaatsing, Tsjirak, Dronken in de lente, Van den overkant, Riet plukken, Zuidland, In Hsien Yang, Reizend naar Njoe Tse Wang, Aan den reiziger, Pelgrimstocht, Het nachtasyl te Hang Tsjow, Uitzicht.Mijn kind Goudklokje, Na Goudklokjes dood, Herfst, Nacht, Eenzaamheidsverlangen (maar onder de titel Verlangen naar eenzaamheid), Zelfzucht, De wijze, De luiaard, Op zijn kalen kop, De oude, De hoed door Li Tsjen aan den dichter gegeven, Overwegingen van Po Tsju i, Lo Yang de gezegende, Op den herbergmuur, Het steenvischmeer, Taoïsme, Na Tsjens dood. Lao Tse. | |
SerenadeDe eerste druk verscheen in 1930. In de afdeling ‘Serenade’ van de vg zijn in vergelijking met de bundel Serenade dertien gedichten tussengevoegd. De volgorde is veranderd; de ordening in drie onderafdelingen is nieuw; ‘Voor kinderen’, in de bundel een cyclus van vier gedichten, is in de afdeling een onderafdeling van zes gedichten. De volgende gedichten uit de vg vormen de bundel Serenade (de volgorde is die van de bundel): Tot mijn erfgenaam, De vagebond, Complainte, De schalmei, Voor kinderen (Scheppingsverhaal, De dooden en de kinderen, Sterrenkind, Kindervrage), Tzigane, Pierrot, Herfstlied, Cythaera, Bezinning, In mijn leven..., Ster, De voorpost, Huivering, De ochtendzon, Birds in the night, Voor de verre prinses, Arcadia, Verleden, Avond, Zwanezang, Spleen, De argeloozen, Het einde. | |
SolearesIn 1933 verscheen Soleares in kleine oplaag. Bij de tweede druk (1934) werden twaalf gedichten weggelaten. Bij de derde druk (1935) werd ‘Eenzame rit’ toegevoegd. In de afdeling ‘Soleares’ van de vg zijn in vergelijking met | |
[pagina 143]
| |
de derde druk van de bundel achtentwintig gedichten tussengevoegd; hierbij de twaalf weggelaten gedichten uit de eerste druk; in de volgorde is verder één verandering. De volgende gedichten uit de vg staan in de derde druk van Soleares. De volgorde en indeling in afdelingen is die van de derde druk: 1. Argentina (maar in een andere versie en onder de titel: Eenzame rit); 2 (Tristes). El cantor va por el mundo, Nocturne, Guanito; 3 (Islas). Fogo, Fernando de Noronha, Fernando Poo, Sala y Gomez; 4 (Saudades). Het doode Macao, Fado's, Vida triste, O engeitado, Saudade, Fado; 5 (Zambas). Territorio, Andina; 6 (Sonetos). Ziekentroost, Aardbeving Nicaragua, Amor de Dios; 7 (Coplas). Jouw oogen zijn diep en blauw, Ik ging naar de bron en dronk, Ver, ver van jou, mijn leven, Hoe verder ik van je vlucht; 8 (Desengaños). Aan een maagd, Odette. | |
Een eerlijk zeemansgrafDe eerste druk verscheen in 1936. De bundel bestaat uit negenentwintig gedichten, waarvan twee overgenomen uit Archipel, een uit Oost-Azië en drie uit Eldorado. De gedichten zijn geordend in twee afdelingen, allebei met een motto. In de afdeling ‘Een eerlijk zeemansgraf’ van de vg zijn invergelijking met de bundel twintig gedichten tussengevoegd, terwijl bovendien ‘Uitvaart’ is uitgebreid mer een nieuw beginstuk (onder nummer i) en sterk gewijzigd. Er zijn zeven gedichten weggelaten (vijf die Slauerhoff uit andere bundels had overgenomen, zijn a.h.w. teruggeplaatst; ‘Captain Miguel’, door Slauerhoff overgenomen uit Oost-Azie, staat in de vg in ‘Eldorado’; ook ‘Rimboe’ is verplaatst). De oorspronkelijke ordening in twee afdelingen is vervangen door een nieuwe, wel in twee onderafdelingen en met handbaving van de oorspronkelijke motto's, maar met volstrekt andere inhoud en volgorde. De volgende gedichten uit de vg staan in de bundel Een eerlijk zeemansgraf (afdelingnummers en volgorde van de bundel): 1. De ontdekking der Nieuwe Hebriden, Uitvaart (alleen nummer ii, andere versie), Ach, wie ist's möglich dann..., Het einde, Winter op zee, Het veroordeelde vaartuig, Onderzeesch bosch (in de vg in ‘Archipel’), Zeeroep, Kustland, Spaansche kust, De ontdekker 2. William en zijn beide Irene's, Donkeyman, De havensteden, Dar es Salaam, Zwartbaard, Outcast (in de vg in ‘Eldorado’), La voyageuse, Waakdroom, Brieven op zee, Captain Miguel (in de vg in ‘Eldorado’), De lichtwachter van Ockseu, Het laatste zeilschip (in de vg in ‘Eldorado’), Zeemans herfstlied, Rimboe (in de vg in ‘Al dwalend’), Kapitein Ledoux (in de vg in ‘Archipel’), Verzadiging, Brief in een flesch gevonden (in de vg in ‘Eldorado’), O Konakry! |
|