Literatuur. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Gevaarlijk voor de slijmvliezen of de vertrossing van Nooit meer slapen
| |
Beperking en interpretatieEen hoorspel is een kunstwerk in geluid. Wat dit aangaat maakt het niets uit of het is gebaseerd op een origineel scenario dan wel op een toneelstuk, een film of op een prozatekst. Wie, zoals in het geval van de hoorspelbewerking van Nooit meer slapen, het resultaat bekijkt, dient dit in zijn achterhoofd te houden. Obligate kritiek wil ik dan ook vermijden, dat wil zeggen, kritiek die geen rekening houdt met de verschillende mogelijkheden en beperkingen van de twee media waar het om gaat. Door deze verschillen is een echte ‘vertaling’ niet mogelijk. Het feit dat papieren personages vervangen worden door acteurs is zo'n beperking. Als de lezer van een roman zich voorstelt hoe een personage eruit ziet, beweegt en spreekt, dan blijft er ook bij een zeer realistische en gedetailleerde beschrijving nog heel wat in te vullen. Bij een film of een toneelstuk niet, daar zien we de concrete acteur x, in een hoorspel horen we altijd nog de stem van acteur x. Ik ben het overigens eens met Bulte waar zij, in tegenstelling tot haar voorgangers die het hoorspel als een medium tussen literatuur en drama beschouwen, het genre liever situeert tussen literatuur en film, met name vanwege de montagemogelijkheden. Een andere beperking ligt in het gebruikmaken van de tijd. Een vertraging, zoals in een roman, bestaat in een hoorspel, dat zich nu eenmaal in de reële tijd voltrekt, niet. Een versnelling heeft een verteller nodig, een onderbreking moet het in een hoorspel stellen zonder de typografische middelen die een boek tot zijn beschikking heeft. Trouwens: de overgangen zijn in de hoorspelbewerking van Nooit meer slapen inventief en adequaat opgelost met muziek van een dwarsfluit (het instrument waaraan de hoofdpersoon, Alfred Issendorf als kind zijn ambities had verbonden) of een sopraansax. Natuurlijk kunnen we over de oplossingen van mening verschillen, niet over het feit dat er oplossingen zijn gezocht. Eigenlijk is Nooit meer slapen een heel makkelijk boek om tot een hoorspel te bewerken. De roman wordt | |
[pagina 67]
| |
immers verteld in de eerste persoon presens en zou daarom door een adequate acteur integraal kunnen worden voorgelezen. Of wanneer men dit te saai vindt, zou men de door deze acteur geciteerde dialogen van zijn antagonisten door andere acteurs kunnen laten inspreken en door hem beschreven of gesuggereerde geluiden uit de omgeving realistisch laten weergeven via geluiden uit het archief (bus, boot, vliegtuig, beekjes, fluit, vogels, insekten, voetstappen, wind, regen, onweer, knal et
jutka rona, amsterdam
Willem Frederik Hermans, oktober 1985 cetera). Ik vind dat laatste zelfs beter, omdat de mogelijkheden van een geluidskunstwerk op deze manier beter worden uitgebuit. Maar integraal voorgelezen zou het hoorspel zeer lang duren en misschien een te kleine groep luisteraars boeien. Zeker in de tijd dat ook de geschreven media steeds meer het ritme van de tv volgen: korte, opvallende, direct toegankelijke partjes, afgewisseld met duidelijke scheidingssignalen. Misschien luistert het hoorspelpubliek zoals het naar de tv kijkt. De belangrijkste beperking bij het onderhavige hoorspel is dan ook de tijdsduur, zo'n 85 minuten voor een roman van 252 pagina's. We zouden zo'n project per definitie kunnen afwijzen, vanwege het snijden dat het onvermijdelijk betekent (en het toevoegen. het overgebleven weefsel moet worden gedicht) Met het kortwieken haalt de bewerker zich wel ingrijpende problemen op de hals. Een groot deel van Nooit meer slapen bestaat niet uit dialogen, maar speelt zich in het hoofd van de verteller af En die gedachten hebben met alleen betrekking op wat hij op dat moment om zich heen ziet, ook op herinneringen, meningen, dromen. Voor een realistische weergave kan men een acteur niet al te vaak in zichzelf laten praten. Behalve de problemen die inherent zijn aan het medium, zijn er dus ook problemen die elke specifieke tekst met zich meebrengt. Een speciale handicap voor de bewerker van Hermans' roman is bijvoorbeeld de manier waarop het landschap wordt beschreven. Het speelt een zeer belangrijke rol, niet alleen kwantitatief, maar vooral door de wijze waarop het wordt waargenomen. Hiermee komen we op het terrein van de interpretatie. De beslissingen die de bewerker neemt, worden immers met alleen ingegeven door louter technische overwegingen, ze worden evengoed gedetermineerd door de interpretatie die hij van de betreffende tekst huldigt. Wanneer een bewerker zijlijnen afkapt, betogen inkort en personages afvoert, heeft hij in ieder geval het idee | |
[pagina 68]
| |
gehad dat deze elementen minder belangrijk zijn dan die welke hij heeft gehandhaafd. Wanneer hij opmerkingen of beschrijvingen toevoegt, zal hij menen dat die een uitbreiding, dan wel verduidelijking behelzen van informatie in het boek. De bewerking is een uitingsvorm van receptie en de serie beslissingen die tot het eindprodukt leidt een uitingsvorm van interpretatie. Iedere lezer, ook de hoorspelbewerker, heeft recht op een eigen interpretatie. Toch is het niet onhandig wanneer de bewerker zijn interpretatie vergelijkt met die van andere lezers. Hij boft, want er is door beroepslezers veel over Nooit meer slapen gepubliceerd. Los van de mogelijke interpretaties die door de diverse critici worden aangedragen, zou de bewerker in ieder geval op een aantal problemen kunnen stuiten die zijn voorgangers hebben gesignaleerd. Laat ik beginnen met een aantal problemen die zich op een globaal niveau bewegen. Peeters (1980) wees er in het kader van de film op welke problemen een ik-verteller kan opleveren, voor een hoorspel zijn die vergelijkbaar. Belangrijk is daarom om eerst vast te stellen wat voor roman Nooit meer slapen nu precies is. Gaat het inderdaad om een direct verslag, op het moment zelf, van een geologische expeditie in het Noorden? Is het een herinneringsroman, die schijnbaar op het moment van handelen wordt verteld? Of een literaire structuur die vooruitwijzingen en terugwijzingen bevat, waarin motieven, symboliseringen en vergelijkbare operaties een grote rol spelen, een situatie waarmee het verslagkarakter flink wordt ondergraven? Hierover bestaan diverse meningen (zie: Musarra 1983, Den Boef 1984, Raath 1985). Zo ook over het genre waartoe Nooit meer slapen zou behoren. Gaat het om een avonturenverhaal vol fysieke ontberingen in barre streken, dan wel om een verslag van een queeste, om een ideeënroman (over natuurwetenschap, kunst, psychologie, filosofie, geschiedenis, literatuur, godsdienst), een initiatieroman, of om een combinatie van verschillende romangenres (zie: Beekman 1987)? Het zich verdiepen in vorm en genre kan de bewerker behulpzaam zijn bij het maken van zijn keuzes en het onderbouwen daarvan. Andere vragen bewegen zich op een gedetailleerder niveau. Is Alfred Issendorf het slachtoffer van het noodlot of van een komplot dat Noorse geleerden hebben gesmeed? Gaat het om een intrige tussen zijn Amsterdamse promotor Sibbelee en de Noorse grijsaard Nummedal, die over Issendorfs hoofd wordt uitgevochten, dan wel om een andere; namelijk die tussen Nummedal en diens Noorse antagonist Oftedahl, of om allebei? Bevoordeelt Nummedal bewust de Noorse student Mikkelsen door aan hem de door Issendorf ontbeerde luchtfoto's wel te verstrekken? En zo ja, zijn Issendorfs reisgenoten van deze machinaties op de hoogte? Is zijn vriend Arne Jordal wel te vertrouwen? Of - heel iets anders - is Alfred Issendorf zelf wel te vertrouwen? Hella Haasse (1971) opperde namelijk ooit de mogelijkheid dat Arne Jordal niet door een ongeval om het leven is gekomen, maar door Issendorf werd vermoord. | |
SelectiecriteriaWanneer de bewerker vastgesteld heeft hoe zijn plot eruitziet, is hij nog niet klaar. Er zijn episoden in de roman, die misschien onnodig zijn voor het plot, maar in het geheel van het hoorspel moeilijk gemist kunnen worden. Omdat ze typerend zijn voor de personages, omdat ze een welkome onderbreking van de verhaallijn vormen, omdat ze grappig zijn of omdat ze de ‘sfeer’ van de wereld weergeven waarin het hoorspel zich afspeelt. Dus wanneer episoden in de roman een geïsoleerde indruk maken, in casu in aanmerking komen om weggesneden te worden, welke criteria legt de bewerker dan aan? Toegespitst op een concrete keuze: is het fraaie en veelgeciteerde betoog van Issendorf over de spiegelstadia in de ontwikkeling van de mens een essentieel element in het boek, ook al lijkt het niet direct tot de intrige te behoren? De bewerker moet zich niet alleen buigen over de intrige(s), maar uiteraard ook over de personages. Wat voor iemand is Issendorf precies? Is hij te onhandig voor een expeditie door Finnmarken, mist hij de vereiste wetenschappelijke instelling voor zijn dissertatie-onderzoek? Kunnen we constateren dat zijn onderzoek definitief is mislukt of moeten we stellen dat hij er geen zin meer in heeft (omdat hij niet meer wil nagaan of de knal in de buurt van Karasjok inderdaad van een meteoorinslag afkomstig is)? Is de relatie met zijn moeder en zuster (en met zijn verongelukte vader) belangrijk? Problematischer: heeft het een en ander soms met elkaar te maken? Een van de manieren om het aantal lijnen in een structuur te beperken is het schrappen van personages. Bovendien kan men in het kader van deze economie elementen van diverse personages in één figuur concentreren (een geslaagd voorbeeld vind ik het concentreren van de figuur Jacob en de Zwitserse professor tot één personage in de film Een vlucht regenwulpen, 1981). In Nooit meer slapen treffen we de volgende personages aan, in volgorde van opkomst: Alfred Issendorf; een invalide portier; de eveneens visueel gehandicapte hoogleraar Nummedal (de ‘Adenauer van de geologie’); zijn Nederlandse collega Sibbelee; een antichauvinistische Noorse restaurantbezoeker; Oftedahl, directeur van het ‘Statens Råstofflaboratorium’ te Trondheim; een Nederlandse scheepskok die Engels leert; een Amerikaanse dame die Alfred een oneerbaar voorstel zou hebben gedaan als hij een Italiaan was geweest; de Noorse geologen Arne Jordal, Qvigstad en Mikkelsen (Issendorfs drie reisgezellen); een anonieme bioloog in Ramnastus; Inger-Marie, een Noorse buspassagiere; Jack ‘Fred Flintstone’, de echtgenoot van de Amerikaanse; Issendorfs moeder; zijn zuster Eva. Toch zijn dit niet alle personages van belang die in het boek een rol spelen en doet de volgorde van opkomst aan sommige andere weinig recht. Issendorfs | |
[pagina 69]
| |
De huidige editie van ‘Nooit meer slapen’. De omslagfoto is van Hermans zelf
moeder en zuster spelen immers al eerder, in zijn herinnering en via een brief, een rol. In het vliegtuig naar Trondheim leest hij in de krant over de Himalayaexpeditie waaraan zijn studiegenoot Brandel deelneemt en later herinnert hij zich een excursie die hij ooit met hem in het Zweedse deel van Finnmarken heeft ondernomen. Verder herinnert Issendorf zich discussies die hij met zijn vriend Diederik Geelhoed heeft gevoerd en hij ziet soms een vriendin van zijn zuster (hij noemt haar ‘Dido’) voor zich, die nogal indruk op hem heeft gemaakt. Regelmatig moet hij ook aan zijn vader denken, een botanicus die een fatale val maakte toen Issendorf zeven jaar oud was. De hierboven gecursiveerde figuren zijn bij de bewerking verdwenen. De blinde portier, de scheepskok en de bioloog zijn misschien niet essentieel voor het verhaal. Evenzo de Noorse eter (de volledige restaurantepisode ontbreekt overigens). De rol van Geelhoed zou wellicht kunnen samenvallen met die van Arne Jordal, maar het ontbreken van Dido maakt Issendorfs aanvankelijke ambities minder duidelijk (cum laude promoveren, met Dido trouwen en professor worden). De functie van het meisje Inger-Marie in het vertalen van de dagboekaantekeningen van Issendorfs omgekomen tochtgenoot Arne en het bespreken van de geheimzinnige hevige klap, wordt in het hoorspel overgenomen door een volkomen nieuwe figuur: dokter Johanssen. De luisteraar weet dan ook meteen wat de op een donderslag lijkende knal betekende die hij hoorde, vlak na het moment dat Issendorf het lijk van Arne ontdekte (in het boek komt de klap veel later, als Issendorf uit Ramnastua is vertrokken en zich in de buurt van Karasjok bevindt). Deze dokter Johanssen zorgt bovendien voor enige toevoegingen. Hij vraagt namelijk aan Issendorf informatie over de familie van Arne en raadt hem af diens lichaam nog te gaan zien (voor de onschuldige luisteraar slechts een griezelig detail tussen de regels, want in tegenstelling tot de lezer van het boek weet hij niet dat de gemutileerde stoffelijke resten bovendien ruim twee weken oud zijn). Waarom vervangt de bewerker een personage door een dat hij zelf heeft bedacht? Voor zo'n krachtige ingreep kan ik geen begrip opbrengen. De Johanssen-passage is overigens de laatste keer dat in het hoorspel de knal aan de orde komt. Weggelaten is namelijk het kranteartikel dat Issendorf in het vliegtuig naar Nederland leest en waarin van geologen melding gemaakt wordt die gaan kijken of er een meteoor is ingeslagen. Belangrijker is dat hiermee ook Issendorfs desinteresse in zijn project uit het hoorspel is verdwenen. Hiermee verdwijnt grotendeels het effect van de zinloosheid van de meteoriet-manchetknopen die Issendorf door zijn moeder bij terugkomst worden geschonken. En het gaat hier om een effect dat een belangrijke rol speelt in de thematiek van het boek. | |
Liever erotiek dan filosofieWelke effecten vindt de bewerker dan wel belangrijk? Dat kunnen we zien aan de personages die hij niet heeft geschrapt, aan de dialogen die hij heeft gehandhaafd en aan hetgeen hij heeft toegevoegd. In het hoorspel vinden we vrijwel integraal alle passages terug waar de Amerikaanse vrouw Wilma optreedt. Is haar dieptepsychologische verhandeling over de seksuele connotaties van een vrouwelijke ritssluiting interessanter dan het weggelaten betoog van Issendorf over de spiegelstadia van de mens? Ik vrees dat de Wilmafiguur is gehandhaafd vanwege het erotische element dat zij in de roman vertegenwoordigt. In het verlengde hiervan beschouw ik ook haar toegevoegde, clichématige verleidingsdialoog: ‘Ik logeer in dit hotel. Heb je zin | |
[pagina 70]
| |
in een borrel? [...] Oh, goed, gezellig [...] Heh, kom hier bij me op de divan zitten! [...] Maar nu moet je iets over jezelf vertellen.’ De bewerker vindt zulke elementen belangrijk, gezien ook de andere ‘pikante’ en anekdotische elementen uit de roman, die in de hoorspelbewerking zijn terug te vinden. Hiermee begeeft hij zich op glad ijs. Wie uit het ingewikkelde netwerk van onderwerpen die door de verteller Issendorf en door zijn antagonisten worden
herman kattenberg, leeuwarden
Het panorama vanaf de berg Vuorje, dat Alfred door de mist niet kon zien. Aan de overkant van het meer de Vaddasgaissa aangeroerd, zeer veel wegsnijdt, maar de anekdotische passages laat staan, geeft de laatste veel te veel nadruk. Een duidelijk voorbeeld over het effect dat optreedt als element a gehandhaafd wordt, maar b niet, zien we in het gesprek dat Issendorf in Oslo met Nummedal heeft. De opmerkingen van de hoogleraar over de geweldige talenknobbel van Nederlanders, over hun hoge wetenschappelijke standaard en hun fraaie geologisch instituut in Amsterdam, heeft de bewerker laten staan. Op deze observaties van de Adenauer van de geologie kan de Nederlandse luisteraar trots zijn; als hij het boek had gelezen, wist hij dat Nummedal daarnaast een nogal snierende tirade over ons platte landje heeft geplaatst. Eén zinnetje daaruit, en dan nog het minst pijnlijke, vinden we in het hoorspel terug. Kortom, door de weglatingen verschuift de sfeer van zo'n passage sterk in de richting van de small talk. Sommige onderwerpen die in het boek door de diverse personages (of in het hoofd van de verteller) worden aangesneden, zijn zo belangrijk dat zij tot de motieven behoren. Het gaat om een hele lijst, Sjaalman in Finnmarken, zouden we bijna denken: natuurwetenschap, ontdekkingsreizigers, alchemie, sagen, klassieke mythologie, psychoanalyse, godsdienst, kunst, taal, klein land. In het hoorspel is van deze onderwerpen, een enkele passage uitgezonderd die direct met de intrige te maken heeft, niets terug te vinden, zeker niet van de elementen die de motieven met andere verbinden. Juist door die veelheid van onderwerpen wordt Nooit meer slapen zo interessant. Juist door de manier waarop Hermans de motieven met elkaar in verband brengt, maakt hij het boek zo boeiend. Iets daarvan zou het hoorspel in ieder geval moeten laten horen. Hermans heeft bijvoorbeeld allerlei parallellen gecreëerd. Parallellen tussen wetenschappers, alchemisten en ontdekkingsreizigers, tussen Issendorf en deze voorgangers, tussen Issendorf en Aeneas, tussen de klassieke en de Germaanse mythologie, tussen het bedrog in de literatuur en dat in de wetenschap. Ik heb het dan nog niet over de parallellen tussen personages (Issendorfs moeder is literair criticus, dat Wilma muziekcriticus is, verneemt de luisteraar niet). Welke onderwerpen heeft de hoorspelbewerker dan wel gehandhaafd in de gesprekken van Issendorf met zijn antagonisten (en met zichzelf)? Integraal vinden we Qvigstads opmerking terug over Anna Bella Gray, de vrouw met twee hoofden en drie borsten, voorts diens seksuele voorkeur voor zwarte vrouwen (en de psychologie van de koude grond die hij daarvoor als verklaring hanteert) en zijn anekdote over de penissen waarop ‘s.e’ stond getatoeëerd. Ze zijn gehandhaafd vanwege de anekdotische waarde. Want in de visie van het tros-publiek praten gezonde academici van in de twintig niet over het verschijnsel wetenschap maar over de klusjes van hun vak, niet over religie maar over borsten en niet over Wittgenstein maar over hun moeder. Jongens moeten het zijn, toffe jongens, net als in tv-series. Wanneer het gaat om Issendorfs gesprekken met Arne Jordal, blijken de opmerkingen behouden die over hun persoonlijk leven gaan. Issendorfs verhaal over zijn vader die is overleden, over zijn moeder die als literatuurcriticus het gezin onderhoudt (maar zonder het structurele plagiaat dat zij hierbij pleegt), over zijn domme, gelovige zuster Eva en Arne over zijn rijke vader | |
[pagina 71]
| |
en zijn extreme zuinigheid. Ook de gesprekken over de luchtfoto's zijn in het hoorspel terug te vinden. Een en ander maakt nog eens duidelijk welk basisplot de bewerker in Nooit meer slapen heeft ontdekt. Namelijk een intrige in engere zin (luchtfoto's, dissertatie, ploeteren), waarvan hij een groot deel heeft gehandhaafd. Hiernaast een ruimere intrige die het komplot en de fatale val omvat. Het (vermeende) komplot speelt in het hoorspel nog wel een rol, de minutieuze manier waarop Hermans de val voorbereidde is verdwenen. Dit betekent dat we in het hoorspel ook in dit opzicht een groot deel van de onderhuidse spanning hebben verloren. Ik wil in dit verband resumeren wat de bewerker precies heeft gedaan. Hij heeft elementen weggelaten en andere toegevoegd. Sommige toevoegingen in de dialoog zijn niet uit zijn koker afkomstig. Het zijn observaties van de verteller die de bewerker als dialoog in de mond van een van zijn acteurs heeft gelegd. Ze sluiten aan bij de anekdotische toevoegingen die de bewerker zelf heeft bedacht. Met als resultaat dat de hoorspelbewerking in vergelijking met de roman Nooit meer slapen te veel op een jongensboek lijkt. | |
JongensboekDat laatste is vrij gemakkelijk te illustreren aan de hand van de hoorspeldialoog. Aan de bovengenoemde voorbeelden zijn er namelijk nog veel toe te voegen. Al in de eerste minuut horen we een jongensachtige toevoeging, als Issendorf de barrière van de blinde portier heeft genomen. ‘Nou, vriendelijk is anders,’ laat de bewerker hem lakoniek opmerken. In de gesprekken tussen Issendorf en Arne valt op hoe de bewerker zijn dialogen aan beschrijvingen van de verteller heeft ontleend en bij de formulering het geheel af en toe in eigentijdse zin heeft veranderd. De begroeting met Arne is wel erg jongensachtig geworden (‘dingen kopen’ wordt ‘dingetjes kopen’) en later wemelt het van zinnetjes als: ‘O ja, er lag vanmorgen op het postkantoor een brief voor je, hier’; ‘En hier een hoedje met een muggennet...’; ‘Alfred, we zijn er’; ‘Als jij nu die slaapzakken uitrolt, ga ik even op zoek naar de eigenaar van de villa [...] Geen enkel probleem. Wat een vriendelijke mensen om ons zomaar op hun veranda te laten’; ‘Blijf hier rustig zitten. Ik ga even hulp halen, ben zo weer terug’; ‘Kom eens bij de mensen, jongen.’ Een voorbeeld van hoe de bewerker het taalgebruik uit het boek wijzigt (Issendorf bedenkt dat hij de vastgelopen film pas 's nachts uit zijn camera kan halen): ‘Dat wordt het hier dus niet!’ In de roman staat op deze plaats: ‘Maar het wordt hier geen nacht.’ Hoe de bewerker hele alinea's romantekst reduceert tot enkele woorden hoorspeldialoog, zien we aan het slot. Issendorf krijgt van zijn moeder manchetknopen, herkent niet waarvan zij zijn gemaakt en verneemt van zijn moeder dat het om een gekloofde meteoriet gaat; zijn zuster meent dat het een geschenk uit de hemel is. Dan besluit hij, met de laatste woorden van het hoorspel: ‘Onbenul!’ ‘Dank je moeder, dank je.’ Niet echt de sfeer van een ‘masochistisch delirium’, zoals Hermans het eind van zijn romans graag ziet. In het boek Nooit meer slapen staat hier na een uitweiding over de domme zus en een opmerking over het verdriet van de moeder: ‘Zij is trots op mij. En, trouwens, er is geen enkele instantie in mijn omgeving die iets anders van mij wil, dan wat ik zelf ook altijd heb gewild. Hier zit ik, in elke hand een manchetknoop, aan elke manchetknoop een halve meteoriet. Samen een hele. Maar geen enkel bewijs voor de hypothese die ik bewijzen moest.’ Nu kan ik mij voorstellen dat de bewerker niet al deze slotzinnen als dialoog wil laten fungeren, maar hij had zich er wel door kunnen laten inspireren. Als deze hoorspelbewerking niet zo'n oppervlakkige indruk maakte, zou ik haast menen dat de inspiratie uit het alternatieve slot van de drukproef van Hermans' roman afkomstig is: ‘...en als het zover komen mocht dat ik een ander leven begin, zal ik haar alleen maar verdriet doen en zij zal er nooit iets van begrijpen.’ Toch blijft zo'n bedankje aan de moeder een wat mager slot. Waarom heeft de bewerker hierover niet wat beter nagedacht? | |
Interpretatiearmoede en inconsistentieEvenmin goed nagedacht heeft de bewerker over de manier waarop hij het (vermeende?) komplot vormgaf. Ik heb al gezegd dat er verschillende interpretaties mogelijk zijn, maar elk daarvan moet verdedigd kunnen worden vanuit de romantekst. Belangrijk voor Issendorf is de vraag of zijn vriend Arne Jordal ervan op de hoogte was dat hij de begeerde luchtfoto's niet kreeg, die later in het bezit van hun tochtgenoot Mikkelsen bleken te zijn. Een cruciale rol hierbij speelt de dialoog tussen Issendorf en Arne over zijn vergeefse bezoek aan Trondheim. Hermans heeft in zijn roman verscheidene malen een naam met | |
[pagina 72]
| |
‘(Onverstaanbaar)’ weergegeven, waardoor hij verschillende interpretaties van dit gesprek mogelijk maakt. (Omdat een en ander wat schematisch aandoet en wellicht niet ieder interesseert, de weergave hieronder in een afzonderlijk kader.) | |
Weergave en interpretatie van de dialoog over het vergeefse bezoek aan Trondheim.Arne: ‘Wie heb je daar gesproken? (Onverstaanbaar)? Alfred: Hvalbiff was er niet. Arne: (Onverstaanbaar) is de aartsvijand van Nummedal.’ In de hoorspelbewerking is de opzettelijke onverstaanbaarheid, die het een en ander dubbelzinnig maakt, verdwenen. Arne: ‘Wie heb je daar gesproken? Alfred: Oftedahl. Hvalbiff was er niet. Arne: De aartsvijand van Nummedal.’ Deze invulling laat voor de luisteraar slechts twee interpretaties over: of Arne Jordal weet niets van de identiteit Hvalbiff-Oftedahl of hij houdt zijn vriend van de domme. Al vroeg in het verhaal wordt zo de luisteraar een aantal interpretatiemogelijkheden ontnomen. Dit, terwijl de ingreep niet uit ruimtegebrek is begaan en juist bij een geluidskunstwerk veel verfijndere, minder opvallende mogelijkheden beschikbaar zijn dan bij een roman om een of meer woorden onverstaanbaar te maken. (Paradoxaal genoeg heeft de bewerker op andere plaatsen de verstaanbaarheid van de dialoog verminderd, namelijk door de studenten hoorbaar te laten eten onder het spreken. Misschien is dat inderdaad realistisch, het luisterplezier komt het niet ten goede.) Wat de bewerker gedaan heeft, heeft hij bovendien niet consistent gedaan. In het laatste deel van het hoorspel keren namelijk opeens enkele fragmenten terug van zijdraden uit de roman die al waren afgeknipt. Van de ‘Brandel-draad’ bijvoorbeeld. Aan het slot is Issendorfs moeder, conform de roman, nogal aangedaan bij de terugkomst van haar zoon, omdat diens studiegenoot Brandel in een invalidewagentje van een expeditie is teruggekeerd. Maar de lange passage over Brandels Himalaya-expeditie uit het begin van het boek heeft de bewerker weggelaten. Hierin wordt Brandel geïntroduceerd en de verteller komt op allerlei details (Sherpa's bijvoorbeeld) regelmatig terug. Nu zouden we verwachten dat Issendorfs herinnering aan een excursie die hij jaren geleden samen met Brandel in het Zweedse deel van Finnmarken heeft gemaakt, wel weer in het hoorspel is terug te vinden. Deze herinnering werd namelijk direct opgeroepen door de bezorgdheid van zijn moeder. Maar deze excursie is weer weggelaten. Zulke inconsistenties zijn aan het eind van een hoorspel des te hinderlijker. | |
Karsenbargs dynamiekDe tros is zo attent om iedere luisteraar die dat wenst, gratis een brochure over het hoorspel te sturen. Afgezien van een ‘Korte inhoud’ van de roman (met fouten, maar die wil ik in dit kader negeren) bevat het boekje onder andere een interview met de bewerker en regisseur, Hans Karsenbarg. Een interview waaruit blijkt welke visie de bewerker tot zijn eclectische activiteiten heeft gebracht. Het bevestigt mijn bange vermoeden: Karsenbarg heeft in de dynamiek van het bewerken een aantal dingen uit Hermans' roman niet begrepen. Ik zal mij beperken tot het onbegrip ten aanzien van kwesties die ik hierboven heb behandeld. De belangrijke functie van het landschap in het boek is Karsenbarg inderdaad opgevallen, maar hij heeft slechts de klok horen luiden: ‘De natuur speelt eigenlijk de hoofdrol in dit verhaal. Wat de mens ook onderneemt, het is vergeefs, de natuur wint toch.’ Wat Karsenbarg hier stelt, is de specifieke thematiek van Nooit meer slapen verengen tot: kleine mens tegenover (Gods?) machtige schepping. Dat klopt niet met de visie die Hermans in zijn werk op de natuur heeft en helemaal niet met de realiteit van de roman. Want de kleine mens Issendorf heeft, eenmaal gescheiden van Arne Jordal, een louterende en tot geluksgevoelens leidende ervaring in de natuur en is, nadat hij het lichaam van Arne heeft gevonden, uitstekend in staat om temidden van de machtige schepping zijn weg naar Ramnastua te vinden, in zijn eentje nog wel, veertien dagen lang. Hierboven signaleerde ik dat er wat gehannest werd met de knal. Karsenbarg meent ‘dat het cruciale moment zit in de enorme klap die aan het eind zit: was het een bolbliksem, was het een neergestort vliegtuig? De kans is groot dat het een ingeslagen meteoriet was en de hoofdpersoon die continue in de weer is geweest met meteoriet in slagen die wel of niet plaatsgevonden hebben, loopt dit moment suprème gewoon voorbij’. De lezer van Hermans' roman constateert dat Karsenbarg weinig van de betekenis van die klap heeft begrepen. Issendorf loopt het moment niet voorbij: het interesseert hem eenvoudig niet meer, als hij in het | |
[pagina 73]
| |
vliegtuig leest dat er geologen op weg zijn naar Karasjok om te bekijken of er een meteoriet is ingeslagen. Als symbolisering van deze desinteresse laat Hermans zijn protagonist op de laatste pagina's een gespleten meteoriet cadeau krijgen die deze niet als zodanig herkent. Ook over de personages in Nooit meer slapen heeft Karsenbarg merkwaardige ideeën. Zo stelt hij: ‘Het is het verhaal van een jongen die een krankzinnige theorie wil bewijzen.’ Onconventioneel misschien, de meteorieten-hypothese van Issendorfs promotor Sibbelee, maar niet zo krankzinnig dat Nummedal daar aan het einde niet iets positiefs over kan zeggen. Aan het einde van het boek, want Karsenbarg heeft die opmerkingen weggelaten. Een manie heeft Issendorf wel: het tellen van zijn voetstappen. Dit maniakale tellen heeft Karsenbarg echter uit zijn hoorspel weggelaten. Weliswaar horen we Issendorf één keer tellen, maar dat is nu precies op het enige moment dat het in het boek functioneel is. Functioneel, dus niet maniakaal. Met het verdwijnen van deze manie verdwijnt trouwens meer. Volgens het boek weet Issendorf immers dankzij het maniakale tellen in zijn eentje de weg naar Ramnastua te vinden. Verder is Issendorf volgens Karsenbarg ‘het braafste jongetje van de klas, ietwat schijnheilig ook, die niets waard is op het gymnastiek’. Waar staat dat laatste? Dat Issendorf zijn woede en wantrouwen niet kan uiten, is dat schijnheiligheid? Of dat hij niet in staat is Nummedal zodanig op te vleien, dat de oude hem de foto's leent? En als Karsenbarg ooit in het onderwijs had gewerkt, zou hij kunnen weten dat het meest ambitieuze jongetje van de klas niet per definitie het braafste behoeft te zijn. Een andere observatie van de bewerker: ‘Alfred is een streber die niet gehinderd wordt door enige vaardigheid. Het is een enorme kluns die absoluut niet capabel is om die reis te gaan maken.’ Issendorf heeft wellicht last van faalangst en misschien van vervolgingswaanzin, in ieder geval had hij zich wat beter kunnen voorbereiden en toerusten, maar volkomen ongeschikt voor de expeditie is hij, gezien de dagboekaantekeningen hierover van Arne Jordal, niet. Op de figuur Arne heeft Karsenbarg trouwens ook een merkwaardige visie: ‘Arne is de enige echt sympathieke persoon in het boek. Het is een door en door goed mens tot het einde toe.’ Alleen al vanwege de onduidelijke rol van Arne in het luchtfoto's-komplot en de hyperzuinigheid met zijn uitrusting die ook Issendorf benadeelt, klopt Karsenbargs observatie niet. Los hiervan weet elke middelbare scholier dat in het werk van Hermans geen door en door goede mensen voorkomen. Vergelijkbare misvattingen koestert de bewerker over andere reisgenoten: ‘Mikkelsen is een vage, kleurloze meeloper die Qvigstad naar de mond praat.’ Onzin., Mikkelsen spreekt slecht Engels maar verdedigt met verve tegen Qvigstad zijn hypothese over de vissers als stichters van godsdiensten (een passage die in het hoorspel ontbreekt). Karsenbarg maakt hier dezelfde fout die kolonialen eeuwenlang tegenover autochtonen hebben begaan: een geringe beheersing door de laatsten van een koloniale taal als bewijs voor de eigen superioriteit beschouwen. | |
SlotDe hoorspelbewerking van W.F. Hermans' Nooit meer slapen is best spannend als produkt op zich, het zit niet slecht in elkaar en er wordt heel behoorlijk in geacteerd. Maar we vinden onvoldoende terug van het typerende, belangrijke en raadselachtige uit Hermans' roman. De bewerker concentreert zich te veel op een basisplot, handhaaft te veel anekdotische passages en verwijdert te veel interessante, voegt te veel small talk toe, beperkt de mogelijkheden tot interpretatie van zijn publiek en is in dit alles bovendien niet consequent geweest. Uit het interview met Hans Karsenbarg maak ik niet op dat hij goed over zijn werk heeft nagedacht. Misschien is hij ook wat slordig tewerkgegaan. Van iemand die een bioloog uit een boek in een hoorspel opeens van een meesterstitel voorziet, zou je dat kunnen verwachten. Wellicht sluit het Himalaya-dagboek van Bart Vos meer bij de aanwezige talenten en doelstellingen aan. Als de hoorspelbewerking van Nooit meer slapen nog eens wordt uitgezonden, waarschuw ik degene die het boek heeft gelezen. Het lijkt op de muggenolie die Issendorfs vriend Arne voor hem had aangeschaft: ‘gevaarlijk voor de slijmvliezen’. Tekenend voor de sfeer van het hoorspel is dat deze medische waarschuwing door de bewerker wel in de dialoog werd opgenomen. Ik had - dat mag inmiddels duidelijk zijn - de onschuldige luisteraar liever andere dingen uit het boek laten horen. Prettig dat men in Parijs de tros-radio niet kan ontvangen. | |
LiteratuuropgaveKlaus Beekman, ‘Omgang met genres’. In: Klaus Beekman en Frans de Rover, Literatuur bij benadering. Vormen van literatuurbeschouwing. Dordrecht 1987, p. 127-128. August Hans den Boef, Over Nooit meer slapen van W.F. Hermans. Amsterdam 1984. Hanneke van Bogget (samensteller), Nooit meer slapen. Een hoorspelbewerking van Hans Karsenbarg gebaseerd op de gelijknamige roman van W.F. Hermans. Hilversum 1988. Ineke Bulte, Het Nederlandse hoorspel. Aspecten van de bepaling van een tekstsoort. Utrecht 1984, p. 30-31. Hella S. Haasse, ‘Doodijs en hemelsteen’. In: Raster, jrg. 5, nr. 2, zomer 1971, p. 170-206. W.F. Hermans, Nooit meer slapen Amsterdam 1983 (1966), zeventiende druk. Ulla Musarra, Narcissus en zijn spiegelbeeld. Het moderne ik-verhaal. Assen 1983, p. 81-88. Jean-Marie Peeters, Van woord naar beeld. De vertaling van romans in film. Muiderberg 1980. G.F.H. Raat, De vervalste wereld van Willem Frederik Hermans. Amsterdam 1985, p. 33 en 47. Jef van de Sande, W.F. Hermans. Nooit meer slapen. Vaassen/Apeldoorn 1983. |
|