Literatuur. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
De relatie Groot Nederland en Forum
| |
Het beleid van CoenenDe jonge Greshoff bestookt Coenen al direct met de vraag om meer plaatsruimte voor zijn literaire vrienden, die volgens Coenen nogal ongeduldig zijn. In een brief aan Greshoff van 15 september 1932 reageert Coenen vrij kribbig: [...] En wat nu de ‘jongeren’ betreft? Ik heb, zover mij bekend, altijd voor hen ‘opengestaan’. Marsman werkte indertijd mee, Du Perron ‘droeg’ vaak ‘bij’. Ik begrijp niet goed, dat zij nu Uw intermediair behoeven, want natuurlijk wil ik graag hun medewerking, maar ik vond het ook niet meer dan natuurlijk, dat zij hun eigen organen hadden en liever bij elkaar zaten. Wij hebben tenslotte ook maar weinig ruimte en...gr.n. is allesbehalve een post d'avant garde. Zoo zal er [...] nog maar weinig van hun vele producten in ons tijdschrift te plaatsen zijn. Wat tot teleurstelling kan leiden en de meening, dat het mij aan waardeering en goeden wil ontbreekt. Als gij Uw vrienden voor dit alles wilt waarschuwen, zie ik verder niet in waarom gij ze niet naar gr.n. zoudt verwijzen. Ik kan tenminste beloven hen spoedig [...] bescheid te geven. En overigens...zullen deze jongere producten door mijn filter moeten, ik kan er voorloopig niets aan doen. Ik ben nu eenmaal nog redacteur van gr.n. Maar gewoonlijk worden de heeren boos als ik niet alles en niet onvoorwaardelijk opneem wat zij mij willen zenden. Zoo zijn ‘jongeren’ nu eenmaal en ik neem het hen niet kwalijk. | |
‘Ze heeft het zo nodig’Greshoff tracht toch zijn invloed uit te breiden, waardoor hij in conflict komt met Coenen, die steeds behoudender wordt, te veel zijn goede hart laat spreken en te weinig rekening houdt met het kwaliteitsgehalte van het tijdschrift. Greshoff vertelt hierover: Talloze bijdragen werden geplaatst, niet omdat hij ze waardeerde, doch omdat de auteurs hun nood bij hem kwamen klagen. Ik herinner mij maar al te goed hoe ik hem vroeg: ‘Maar Frans, vind je dat verhaaltje of gedicht nu werkelijk mooi?’ Waarop hij dan met zijn zachte [...] stem antwoordde: ‘Welnee, maar ze (of hij, maar meestal een ze) heeft het zo nodig.’ Vestdijk, die in 1936 redacteur van het tijdschrift wordt, herinnert zich van deze tijd dat men na de dood van Coenen een kist vond ‘vol ongeretourneerde bijdragen, onbeantwoorde brieven, expressebrieven, brandbrieven en telegrammen’, die alle betrekking hadden op Groot Nederland. Het beleid van Coenen, dat door velen - vooral door de mannen van Forum - wordt bekritiseerd, staat echter | |
[pagina 31]
| |
wel garant voor het feit dat Groot Nederland geen polemisch tijdschrift wordt. Coenen weert zich op cruciale momenten kranig, getuige zijn brief aan Greshoff over een te plaatsen bespreking van Du Perrons boek Uren met Dirk Coster: Beste vriend, De intentie van Coenen wordt door deze brief duidelijk; voor sterk polemische stukken als dat van Du Perron over Dirk Coster is in gr.n. geen plaats, daar is Forum goed voor. Maar weet Coenen eigenlijk nog wel wie er zoal in zijn ‘tam lectuurtijdschrift’ schrijven? De brave abonnees hebben volgens hem nooit van Du Perron gehoord, terwijl D.P., zoals uit de vorige brief van Coenen aan Greshoff blijkt, al regelmatig bijdragen aan het blad heeft geleverd. Greshoff reageert niettemin toegefelijk; de recensie wordt niet geplaatst. Maar de ventisten van Forum blijven op de loer liggen. Greshoff is niet tevreden, wil gr.n. reorganiseren en licht hierover Ter Braak en Du Perron in. In datzelfde jaar draait Forum ook niet best. De doelstellingen komen in het gedrang en in de zomer van 1933 wordt er al gepraat over het opdoeken van Forum. In oktober 1933 schrijft Du Perron aan Ter Braak: Heeft Jan je geschreven over de reorganisatieplannen van Gr. Nederland? Als men werkelijk iets van dat tijdschrift maken kan, dan lijkt het me niet 10x maar 100x verkieselijker dat jij met Jan in de redactie gaat, dan met Van Wessem en 4 of 6 anderen in de V.B. [=de Vrije Bladen]. Je kunt dan ook voor ‘ons’ oneindig meer doen, dunkt mij. In een volgende brief aan Ter Braak somt Du Perron de voordelen op: [...] 1e heb je daar een veel belangrijker plaatsruimte, 2e is het dan Coenen die ontkracht wordt, want niet alleen is hij oud en au fond onverschillig, maar Jan en jij samen vormen daar dan de meerderheid. Het schijnt dat Holkema en Warendorf er heel veel voor voelen om van Gr. Ned. juist een ‘actueeler literair’ blad te maken. (Houd dit geheim) [...] Maar Ter Braak voelt er niets voor om samen met Coenen in de redactie van het tijdschrift te zitten en prefereert voortzetting van Forum. Jan van Nijlen stemt wel toe en wordt redacteur, waarmee de zaak voorlopig weer gesust is. Coenen blijft echter allerlei literaire vriendinnen naar voren schuiven, zoals de schrijfster Eva Raedtde Canter, wier naam door Coenen eigenmachtig als tweede secretaresse op de omslag wordt geplaatst. Greshoff vertelt hierover aan A. v.d. Veen: [...] Hij [= Coenen] had herhaaldelijk gepoogd Eva Raedt-de Canter in de redactie opgenomen te krijgen. Dit is telkens door Van Nijlen en mij afgewezen omdat wij meenden, dat zij daartoe alle bekwaamheid miste. [...] In juni 1935 wordt Du Perrons idee om in de redactie van Groot Nederland te infiltreren weer actueel. Het einde van Forum is in zicht. [...] Ik vraag mij nu ook weer af, of er toch niet iets met Groot Nederland te doen is, [...] schrijft Ter Braak aan Du Perron. [...] Kon Coenen maar worden weggewerkt en Vestdijk in zijn plaats worden gecoöpteerd, dan was er veel gewonnen! [...] | |
‘Blad vol wijven’In een andere brief van Ter Braak aan Douke Zijlstra (de uitgever van Forum) van 7 juli 1935 kunnen wij de politiek van Ter Braak enigszins volgen. Hij schildert Groot Nederland af als een ‘blad vol wijven’ om zodoende Zijlstra te bewegen Forum te behouden. [...] Verdwijnt Forum, dan wordt de situatie voor de schrijvers van onze generatie zeer hachelijk. Er is maar één mogelijkheid: Groot Nederland, en ik voel er al | |
[pagina 32]
| |
buitengewoon weinig voor om bij Holkema en Warendorf onderdak te gaan zoeken voor mijn publicaties in tijdschriftvorm. Er zou één of ander belabberd compromis met Coenen moeten worden gesloten om nog iets te bereiken; en dan nog, wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen. [...] Inmiddels heeft Greshoff Van Holkema en Warendorf zijn reorganisatieplannen bekend gemaakt. In een brief van vijf april stelt de uitgever Greshoff het volgende plan voor: [...] U schrijft ons een brief op pooten, waarvan wij dan wel weten dat U het niet zoo erg bedoelt, maar met welk schrijven U duidelijk Uw bezwaren aan ons kenbaar maakt; desgewenscht met de mededeeling dat als het zoo doorgaat, U uit de redactie zult treden. U kunt daarbij dan alle vriendelijkheden schrijven, die U aan het adres van den heer Coenen wilt zeggen en dat Uw vriendschappellijke verhouding met hem de reden is dat U zich niet tot hem, maar tot ons wendt. Die brief van U kan dan voor ons aanleiding zijn om eens met den heer Coenen te gaan praten, waarvan dan, naar wij hopen, het resultaat is, dat er een bespreking plaats heeft op vrij korte termijn van de geheele redactie met de uitgevers, waarbij alles nauwkeurig kan worden geregeld. [...] Greshoff voelt blijkbaar niet veel voor dit plan. Op 6 september schrijft hij Coenen dat hij niet tevreden is over zijn positie binnen de redactie: Het feit dat mijn naam met koeien van letters op een tijdschrift staat, wekt bij de buitenwereld onvermijdelijk de indruk, dat ik mede verantwoordelijk ben voor de inhoud daarvan. Een verantwoordelijkheid die ik toch werkelijk moeilijk aanvaarden kan met een zoo minimale invloed op de samenstelling der nummers. [...] Greshoff stelt hem dan in dezelfde brief een algehele reorganisatie voor, waarbij het blad dan een fusie met Forum zou aangaan met twee man van Groot Nederland (Greshoff en Coenen), twee man van Forum (Ter Braak en Vestdijk) en een Belg, waarvoor hij Raymond Brulez de aangewezen man acht en niet Jan van Nijlen, ‘wiens gezichtsvermogen nog steeds afnemende is en zich daardoor onmogelijk met redactionele aangelegenheden kan bemoeien’. Dan kan deze vijfhoofdige redactie ‘werkelijk’ en ‘ernstig’ het redactionele werk ter hand nemen, aldus Greshoff. Hij vraagt Coenen begrip voor de zaak te hebben en legt hem zijn situatie nogmaals uit: [...] Je kunt me moeilijk verwijten, dat ik overijld te werk ben gegaan. Ik heb drie jaar kalm de kat uit de boom gekeken, gepoogd een beetje invloed uit te oefenen, aldoor hopende dat je zelf zou beseffen hoe scheef en pijnlijk mijn positie op den duur werd. Ik ken de litteraire kaart van Nederland als mijn zak en ik Greshoff stuurt met medeweten van Coenen een afschrift aan de uitgever en aan Ter Braak. De reactie van de uitgever is enthousiast; Ter Braak verwacht moeilijkheden: in een brief aan Du Perron schrijft hij op 29-8-1935: [...] Er is het nodige te bespreken. Er zal n.l. stellig weer gedonder komen, als Jan en ik voor den dag komen met het plan (strikt geheim!) om Forum en Gr.Ned. te combineren, [...] En Coenen reageert op de manier die Ter Braak verwacht: [...] En nu je voorstel van fusie met Forum. Ik voel er niets voor vriend, om de volgende redenen. gr.n. kan commercieel leven en Forum niet. Dat breng ik voor een goed deel terug op de wijze van redactie, op de scherpte van richting, op de hatelijke polemiek, het extremisme enfin, dat de lezer van de gewone soort tegenstaat. Dit te introduceren bij ons lijkt mij volmaakt ongewenscht, behalve dan commercieel, ook uit hoofde van mijn eigen tegenzin. Alle deze forummedewerkers kunnen immers bij ons terecht, maar ik zou hun geen beslissende stem willen geven. Wat gebeuren zou, als ik alleen tegen jullie drieën of vieren stond. | |
[pagina 33]
| |
Vestdijk, die mij een eenvoudig mensch en een begaafd auteur lijkt. En wèl voel ik - zoo je nu werkelijk dit jaar den tijd hebt! - voor een redactie van drie op grond van volledige kennis van zaken. [...] Coenen speelt op een handige manier het balletje terug naar Greschoff en verwijt hem dat de samenwerking van de redactieleden maar matig functioneert. Hij vervolgt zijn brief: [...] Indien jou dit voldoet, mij voldoet het zeker, want ik ben met den tegenwoordigen gang van zaken ook maar matig tevreden en zou mij zeer verheugen, als de redactie zelve evenwichtiger en elk nr. interessanter en beter ingedeeld kon worden. Dit zou trouwens vanzelf gekomen zijn, als je in dit jaar meer aandacht en tijd voor gr.n. overhad. [...] Coenen somt nog enkele welluidende namen op, zoals onder anderen Slauerhoff ‘[...] door zijn grillig karakter ongeschikt [...] Cola Debrot [...] begaafd maar te jong [...] en Du Perron [...] door jou verworpen [...]’ en besluit zijn brief als volgt: Maar laat ons nu - afziende van een noodlottige Forumfusie en den heer ter Braak - trachten ons leven te beteren ten bate van het tijdschrift, dat ons beiden, in elk geval mij - ter harte gaat. [...] Ik wil je niet graag missen als mederedacteur, indien n.l. je, gelijk in het laatste jaar, niet voor spek en boonen blieft mee te doen. Het spek en de boonen waren jouw schuld mijn waarde, niet de mijne en het ligt volkomen in je macht aan dat treurig maal een einde te maken. Ik wil waarachtig niets liever. [...] In een brief aan Coenen schrijft Greshoff op 7 oktober dat de zaak zeer vereenvoudigd is, doordat Nijgh en Van Ditmar (de uitgevers van Forum) een fusie met Groot Nederland van de hand hebben gewezen. Voorts herinnert Greshoff Coenen eraan dat hij twee jaar geleden Ter Braak de geschiktste man vond om de jongeren in de redactie van Groot Nederland te vertegenwoordigen. Hij is van mening dat Ter Braak nog immer de geschiktste man is als redacteur van Groot Nederland. Ook Hendrik Marsman en Simon Vestdijk zijn volgens Greshoff zeer geschikt. Coenen antwoordt Greshoff dat Ter Braak volgens hem de ‘ziel’ van Forum is, en die ziel is hem onaangenaam. (Op de ongeschiktheid van Du Perron wordt aan het eind van dit artikel nog teruggekomen.) Hij stelt voor om in Vlaanderen eens rond te zien en Marsman te vergeten, daar M. volgens Coenen een ‘beetje fini’ is. De nieuwe redacteur heeft zo'n haast nog niet. Coenen houdt de boot af; Greshoff heeft uiteindelijk begrip voor zijn Ter Braak-standpunt en vraagt hem dan om ronduit zijn mening over Vestdijk te geven. Het antwoord van Coenen is voorspelbaar: [...] Je bent zoo haastig gebakerd, vind ik, waarom hebben wij zoo'n haast? Alles trekt zich nu opeens op Vestdijk samen, alsof die de absoluut enige candidaat was. [...] Hij zal ‘geenszins saboteeren’ wanneer Greshoff Vestdijk in de redactie wil opnemen. Op 19 oktober antwoordt Greshoff hierop dat hij de nieuwe jaargang het liefst met een nieuwe redactie opent en niet opeens middenin de jaargang hiermee aan komt zetten. En wat Vestdijk betreft; er zijn weinig andere kandidaten meer voorradig na het veto van Coenen over Ter Braak en Marsman. Nog diezelfde dag schrijft Greshoff aan Vestdijk en verzoekt hem zitting te nemen in de redactie van Groot Nederland. Het officiële schrijven luidt: ‘Waarde Vestdijk, Mede uit naam van mijn vriend Mr. F. Coenen moet ik je vragen of je in beginsel bereid bent zitting te nemen in de redactie van Groot Nederland. [...] Het bijgesloten ‘persoonlijke’ schrijven is anders van inhoud en toon: Amice, | |
[pagina 34]
| |
ik je echter eens moeten spreken om je nauwkeurig op de hoogte te brengen van de voorgeschiedenis en om je de hele situatie van gr.n. uit te leggen. [...] Greshoff licht Ter Braak en Du Perron in over het behaalde resultaat. Ter Braaks reactie in een brief de dato 21-10-1935 aan Greshoff: Het heele Dossier Coenen las ik vanmorgen te bed, als een roman, je tactiek is uitstekend geweest; ik had het, vrees ik, tegen een zoodanigen zaniker afgelegd. [...] De tactiek van Coenen lijkt mij overigens duidelijk genoeg; hij wilde door zijn ouwehoeren en uitstellen aan de reformatie ontsnappen om zijn wanbeheer met zijn harem rustig voort te zetten. Alleen jouw dreigement om heen te gaan heeft hem op een inderdaad benepen manier gedwongen zijn toestemming tot het vragen van Vestdijk te geven. Ik kan mij het gedrag van den ouden heer natuurlijk best begrijpen; het is niet prettig om te hooren te krijgen, dat je een wanbeheer voert, maar wat mij het meest ergert, is Coenens volmaakt gemis aan inzicht in de principiële kant van de zaak; dat g.n. langzamerhand een gezellig vuilnisbeltje ging worden, dat het voor de zaak zelf van belang zou zijn, dat er nieuw bloed inkwam; daarvan interesseert hem niets. [...] Vestdijk stemt toe en Greshoff kan nu een eerste vergadering beleggen. Hij stelt Coenen en Vestdijk voor op twintig november bijeen te komen in Hotel Ponsen te Dordrecht. Jan van Nijlen, die dan weer enigszins hersteld is van zijn oogkwaal, zal de bijeenkomst ook bijwonen. Maar voordat het zover is, dreigt er een kink in de kabel te komen. Coenen vertelt Vestdijk op zes november, wanneer laatstgenoemde bij Coenen op bezoek is, dat hij Eva Raedt-de Canter in de redactie wil opnemen. Vestdijk schrijft hierover direct aan Greshoff en vraagt hem: Wat zeg je hiervan? Hoe moeten wij deze aanval pareeren? Ik heb mijn oordeel in petto gehouden en gezegd, dat jij de wenschelijkheid van Eva R. beter kon beoordelen. [...] Schrijf me [...] je oordeel over de kwestie. Eva, die door de slang Frans wordt uitgevonden om ons met een appel te verleiden. Twee Adams is te veel, het spijt me de allegorie niet beter te kunnen uitwerken! [...] Coenen maakt ook melding van Eva R. in zijn brief aan Greshoff, eveneens gedateert zes november 1935. Greshoff heeft Vestdijks brief nog niet ontvangen en schrijft hem onmiddellijk: Hierbij de copie van een brief, welke ik heden aan Coenen verzend, als antwoord op zijn voorstel Eva Raedt-de Canter in de redactie op te nemen. In zijn brief meldt hij mij, dat jij daar je instemming reeds mee verklaard hebt. Ik kan niet anders doen dan mij met hand en tand en tot het laatste oogenblik daartegen te verzetten. Ze is ten eenenmale ongeschikt, weet van toeten noch blazen en beschouwt het tijdschrift eenvoudig als een melkkoetje. In de brief aan Coenen vertelt Greshoff in duidelijke taal dat hij niets voor een redacteurschap van Eva R. voelt: [...] Zij is altijd buitengewoon vriendelijk en aardig tegen mij geweest, hetgeen ik ten zeerste waardeer en er is dus geen enkele reden om aan mijn eerbied en genegenheid voor haar te twijfelen. Dit gezegd zijnde, moet ik je zeggen, dat ik Mevr. R.-de C. niet geschikt acht voor een redacteurspositie en dat ik mij er met hand en tand en tot het laatste toe tegen zal verzetten. [...] Mevrouw R.-de C. kamt de grootste lorrepijperij op [...] en gaat tegen het goede zonder eenige motiveering te keer. [...] Ik heb het indertijd op prijs gesteld, dat je ronduit je meening over Ter Braak uitsprak, ofschoon ik die in geen enkel opzicht kan delen; je zult het mij dus moeilijk ten kwade kunnen duiden, dat ik hetzelfde doe. Met dit verschil, dat jij Ter Braak antipathiek en ik Mevr. R.-de C. hoogst sympathiek vind. [...] Het hele meningsverschil tussen Greshoff en Coenen valt op de laatste zin terug te voeren: Coenen laat te veel zijn hart spreken, waarbij hij zijn taak als redacteur - het beoordelen van de literaire kwaliteit van de bijdragen - verwaarloost. Hij komt hierdoor in conflict met Greshoff, die als vertegenwoordiger van de jongere garde, kwaliteit eist maar vooral vernieuwingsgezind is. Coenen reageert op acht november per brief aan Greshoff: [...] Nu, tenslotte, E. is een schrijfster van zekere reputatie. Dit is al wat en kan in de toekomst veel meer worden. Wou je alleen prima talenten? Waar vind je die? [...] En...zijn wijzelven zoo prima? of ook maar secundair? Wat tenslotte nog niet zoo te versmaden is. [...] Coenen onderneemt nog een tweede poging om Eva Raedt in de redactie te krijgen. Het zal hem echter niet lukken. In een brief van 10 november van Greshoff aan Coenen, komt Greshoff tot de kern van het conflict: [...] Denk er vooral om, dat er zich geen verkeerde meening bij je mag postvatten: het ligt niet in mijn bedoeling om van g.n. een filiaal van Forum te maken. Forum was een strijdtijdschrift met een zeer bepaalde beteekenis in een bepaalde periode; g.n. daarentegen mag geen strijdtijdschrift worden. Het moet zoo algemeen mogelijk een beeld geven van de actualiteit der Nederlandsche litteratuur. Iedere eenzijdigheid is uit den booze. Het mag niet afhankelijk gesteld worden van een richting, een strooming, een school, een groep, een vriendenkring. Hoe bonter, hoe beter, maar: in alle richtingen moeten wij naar de kwaliteit zoeken. Ik zou dan ook altijd stemmen voor een bijdrage, die geheel tegen mijn persoonlijke concepties gaat, mits ik erken, dat ze in hun soort goed zijn. Ik kan je zonder overleg | |
[pagina 35]
| |
Inmiddels heeft Van Nijlen zijn goedkeuring ook gegeven en is er bovendien ‘heel bij mee’. De coup van Greshoff is gelukt. De nieuwe jaargang 1936 heeft niet alleen een nieuwe redactie, maar ook een ander uiterlijk. De ondertitel is niet meer ‘Maandschrift voor den Nederlandschen Stam’ maar ‘Letterkundig maandschrift onder leiding van...’. Mevrouw Elisabeth Couperus, die haar man na zijn dood in 1923 als redactielid opvolgde, is zonder enige kennisgeving uit de redactie verdwenen. Zoals uit een beschrijving van Vestdijk blijkt, legt Coenen zich bij de situatie neer. [...] Coenen was een groot stoïcijn: hij bleef gewoon met Greshoff, Van Nijlen en mij in de redactie, en als fluwelige grijsaard met een bouffante om vergezelde hij mij per trein naar een redactievergadering in Brussel. Hij sprak zo zacht, dat men zich voortdurend tot zijn kleine gestalte overbuigen moest, niet alleen om zijn milde sarcasmen op te vangen, maar ook om te laten zien hoe aardig men hem vond. Greshoff en de andere redactieleden willen van het blad een kwalitatief hoogstaand tijdschrift maken. Coenen denkt er echter nog steeds anders over, getuige zijn brief aan Greshoff de dato 29-5-1936: [...] Ik houd een beetje mijn hart vast, als ik lees, dat je van plan bent Groot Nederland tot het beste Nederlandsche tijdschrift op te werken...Een uiterst gevaarlijke onderneming. Het laatste jaar zijn wij al danig in de schuld gekomen en ik prefereer nog altijd een levenden hond boven een dooden leeuw. [...] Niet alleen Greshoff verzet zich tegen het beleid van Coenen. Ook Vestdijk ergert zich aan Coenen. Hij laat zich door ‘Oome Frans’ niet meer op de vingers kijken en gaat zelfs over tot het stellen van een ultimatum, waarin hij kort gezegd als eis ‘hij eruit of ik eruit’ op tafel legt. Zover hoefde het niet te komen. Op 23 juni 1936 overlijdt Frans Coenen aan een pijnlijke huidziekte. Vestdijk schrijft over zijn crematie: [...] Het enige, dat ik hem kwalijk heb genomen, was dat ik naar zijn crematie moest, als vertegenwoordiger van de redactie, aangezien Greshoff verhinderd was uit Brussel over te komen. Dat liep allemaal mis; Greshoff had mij als punt van samenkomst het Amsterdamse ziekenhuis opgegeven waar Coenen was verpleegd, en waar ik vóór alles medicus, nabestaanden ergerde door naar de doodsoorzaak te informeren; waarna ik op de een of andere manier toch nog in Westerveld terecht kwam, en met hanige passen en verbeten weggetrokken mond vlak achter de urn liep, ik geloof nog voor de nabestaanden uit, en mij pas een beetje behaaglijk begon te voelen onder de vaderlijke glimlach van A. Roland Holst, die van dit soort plechtigheden meer ervaring had dan ik. In het julinummer van dat jaar verschijnt een ‘In Memoriam’ over Coenen, waarin hij wordt geprezen voor de onnavolgbare humor waarmee ‘onze nestor’ de menings- en waarderingsverschillen, ‘welke in een veelhoofdige redactie bestaan moeten’ oploste. De enige tegenstelling, vervolgt het In Memoriam, die in de redactie wel eens tot uiting kwam, was die ‘tussen gemoed en verstand’. Bij Coenen ‘lag steeds het accent op het hart’. | |
Het beleid van Jan GreshoffGreshoff is de aangewezen man om Coenen als redactiesecretaris op te volgen. Toch zijn er meer sollicitanten naar deze functie geweest. Du Perron, die om ‘betaald’ werk verlegen zit, schrijft in een brief aan Greshoff gedateerd op 10-4-1936 vanuit Parijs: [...] Ziekte van Coenen is zielig, maar de kans bestaat nu dus dat hij uit dit leven verdwijnt, gegeven zijn hoge leeftijd. Je sprak me indertijd over een mogelijk secretariaat van Gr. Ned., voor ca. Fl. 100,-. Als Mevrouw Raedt daar niet dadelijk op gaat zitten, of Vestdijk, dan solliciteer ik er ernstig naar. [...] Ik zal dit werk uitstekend doen, als ‘naam’ geloof ik dat ik ook besta, tegenwoordig, en ik heb het hoog noodig een baantje te vinden zoowel financieel als moreel. Als ik zoo iets als dit niet krijg, wat dan ooit wel? [...] In een volgende brief van vijftien en zestien april 1936 schrijft Du Perron aan Greshoff dat hij het zelfs voor minder dan ƒ 100,- wil doen en vraagt hij Greshoff uitdrukkelijk zijn best te doen. Maar de wens van Du Perron gaat niet in vervulling. Wanneer Greshoff redactiesecretaris is, verwachten Ter Braak en Du Perron meer ruimte in g.n. te krijgen. | |
[pagina 36]
| |
Ter Braak hierover aan Du Perron: [...] Nu Coenen dood is, zal hij in Gr. Ned. wel meer bewegings vrijheid krijgen. [...] In de prospectus voor 1937 stelt de uitgever dat het blad ‘aan geen groep, school of richting gebonden is’, dat het ‘geen bepaalde strekking heeft en zich verre houdt van iederen vorm van partijpolitiek’. Het januarinummer van 1937 is een goed bewijs van dit beleid. De lijst van auteurs in dit nummer vermeldt de namen van onder anderen Slauerhoff, Van Schendel, Marsman, Bloem, Roland Holst, Ter Braak, Binnendijk en Du Perron. Ter Braak noemt het nummer in Het Vaderland van 8-1-1937 ‘een representatief overzicht van wat er op dit ogenblik in de Nederlandsche literatuur omgaat’ en hij gaat voor zijn doen erg ver wanneer hij het ‘het beste litteraire-tijdschrift-nummer sedert jaren’ noemt. Noch de ‘Vrije Bladen’, noch ‘de Stem’, noch ‘Forum’ hebben ooit zulk een veelzijdigheid weten te bereiken.
Toch komt Greshoff nu zelf in conflict met de doortastende ventist Du Perron, die het tijdschrift vanuit Indië overlaadt met bijdragen die hij liefst direct geplaatst wil zien. Greshoff kan hier als goed redactiesecretaris niet altijd aan voldoen. Du Perrons enthousiasme voor gr.n. wordt danig op de proef gesteld wanneer niet al zijn bijdragen, maar wel een bijdrage van zijn aartsrivaal Saks wordt geplaatst. Dit artikel ‘Het ontslag van Ed. Douwes Dekker’ oordeelt negatief over Multatuli, hetgeen Du Perron in woede doet ontsteken. Hij begrijpt niet, schrijft hij Greshoff, ‘dat gr.n. zulke laffe Janlubbesserij dankbaar tot zich neemt; alsof er van dit quasi “overwogen” geklieder niet genoeg in Holland gedrukt is’. Greshoffs reactie waarin hij Du Perron wijst op a de objectiviteit van het blad, b de vrijheid van opinie en c het feit dat Coenen indertijd de belofte al had gedaan het stuk te plaatsen, beweegt Du Perron ertoe nog eens fel uit te halen: [...] Je theorie van objectief tijdschriftleiderschap aanvaard ik geen moment. Jij bent leider van het tegenwoordige g.n., en het tegenw. g.n. is wat het is, omdat jij Jan Greshoff bent. Als jij niet jij was, wij niet wij, en dùs g.n. geen g.n., was alles best geweest. Nu heb je je, èn als Jan Greshoff èn als leider van g.n., tegenover onze (ik zeg niet mijn) trouw aan Multatuli misdragen. [...] Wat die sterfbedscène zelf betreft, daarover heb ik één opinie. Coenen, die de triomf was van de labbekakkigheid, was inderdaad karakterloos genoeg - hij, die immers zoo'n prachtig portret van Mult. op zijn schrijftafel had staan - om het stuk te apprecieeren van Jan Lubbes Saks. [...] Het is niet verwonderlijk, dat Greshoff en de andere redactieleden van gr.n. Du Perron niet als de meest geschikte redactiesecretaris zagen. Hij zou er een sterk polemisch blad van hebben gemaakt, hetgeen niet in het verlengde zou liggen van het verleden en de doelstelling van het tijdschrift. Ter Braak mengt zich in het geschil door zijn vriend Du Perron tot de orde te roepen en een lans te breken voor Greshoff: [...] Ik heb hier van nabij gevolgd, hoe hij zich voor de handhaving van het peil in Groot Ned. heeft ingespannen, zonder eenige andere vergoeding dan het plezier van het werk, en hoe hij, tegen v.h. & w, boekhandel, abonné's etc. in, je Blocnotes door dik en dun heeft verdedigd; wanneer je hem dan om een simpel meeningsverschil over het peil van een paaar artikelen over Multaltuli op die manier attaqueert, voel ik me, zonder eenige ‘nobelheid’ gedwongen te zeggen wat ik er van denk. [...] Wanneer Du Perron in februari 1938 zijn reactie op het tweede stuk van Saks: ‘Multatuli, tweede pleidooi’ in gr.n. geplaatst wil zien en Greshoff het artikel enige tijd laat liggen, rakelt hij de zaak weer helemaal op. Du Perron schrijft aan Ter Braak: [...] Dat blad ‘bevoorkeurt’ Vestdijk die er de eene vervolgroman na de andere in krijgt in groote porties, en niet in kleine à la de Blocnotes, en verder Elsschot, die er op slag in gewurmd krijgt, desnoods als ‘extranummer’, wat hij maakt. [...] Ter Braak kiest in deze kwestie enigszins de partij van Du Perron, hetgeen blijkt uit zijn brief aan Du Perron van 22-3-1938: [...] de oorzaak ligt m.i. toch ergens anders. Misschien [...] wel in Groot Nederland, dat Jan tot iederen prijs wil behouden, en waarmee hij zich, als tijdschriftredacteur, misschien meer vereenzelvigt, dan hij zelf weet. Goddank ben ik voor dat dilemma gespaard gebleven, na den ‘val’ van Forum; nooit meer tijdschriftredacteur! Want hoe je het ook draait, het dilemma blijft bestaan voor iemand, die zich nu eenmaal voorgenomen heeft zijn tijdschrift op de been te houden. - Blijft het onweerlegbaar feit, dat Jan veel | |
[pagina 37]
| |
meer interesse toont voor Henny Marsman en Vestdijk, dan voor jouw werk; het mijne kan buiten beschouwing blijven, want ik heb hem niet veel gestuurd; [...] Wordt hier door Ter Braak de plaats van Groot Nederland niet duidelijk geschetst? Groot Nederland was een anthologisch tijdschrift en Coenen en Greshoff hadden zich als objectieve tijdschriftleiders te houden aan de beginselen van het blad. Het streven naar kwaliteit zonder engagement vereiste neutraliteit. Zonder het zwakke en te persoonlijke beleid van Coenens laatste jaren als redactiesecretaris goed te keuren, moet in het algemeen gezegd worden dat hij de juiste man was op de juiste plaats. De Forum-criteria waren daarentegen ‘vent tegenover vorm’, ‘persoonlijkheid’ en ‘oorspronkelijkheid’ en pasten dus niet in het redactionele beleid van Groot Nederland. Dat Greshoff als redacteur zijn literaire vrienden van Forum meer ruimte wilde geven is begrijpelijk. Maar wanneer Groot Nederland door de invloed van de Ventisten een filiaal van Forum dreigt te worden, grijpt hij als objectief tijdschriftleider in, om zodoende het bestaan van het blad te waarborgen. Dit werd zowel hem als al eerder Coenen niet in dank afgenomen. In juli 1939 vertrekt Jan Greshoff naar Zuid-Afrika, waarna Arthur van Rantwijk als waarnemend redactiesecretaris optreedt. De oprichting van de Kultuurkamer en de arrestatie van Vestdijk zijn voor Van Rantwijk redenen zijn functie in januari 1942 neer te leggen. Wanneer het tijdschrift dan uit commerciële overwegingen van de heer Van Holkema wordt voortgezet en bij de uitgeverij een ‘Sachverwalter’ wordt aangesteld, betekent dit het einde van de integriteit van Groot Nederland. Het blad verschijnt in de jaren 1943-44 in een ‘nieuwe reeks’ onder leiding van een ss-redactie bestaande uit S. Modderman, J. v.d. Made en J. Spaan. In juni 1944 verschijnt het laatste nummer. | |
LiteratuuropgaveD.A.M. Binnendijk, ‘J. Greshoff als tijdschriftleider’. In: Criterium, 6e jg. (1948), p. 711-715; M. ter Braak en E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940. deel iii en iv. Amsterdam 1967; Groot Nederland. Jaargang i t/m 44 (1903-1944), Nieuwsblad voor den boekhandel. Uitgave van de Vereniging ter bevordering van de belangen des boekhandels. Amsterdam, 1902; J.J. Oversteegen, Vorm of Vent; opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen. Amsterdam 1978; E. du Perron, Brieven. deel 6. Amsterdam 1980; K.F. Proost, Frans Coenen; een beeld van zijn leven en zijn werk. Arnhem, 1958; M. Roelants, Roman van het tijdschrift Forum of Les Liaisons dangereuses. Den Haag/Rotterdam, z.j.; H.J. Stratemeyer, ‘W.G. van Nouhuys’. In: Den Gulden Winckel, 4de jg. nr. 12 (dec. 1905) p. 177-180; A. v.d. Veen, ‘Herinneringen van een tijdschriftredacteur’. In: Den Gulden Winckel, 37-ste jg. nr. 12 (dec. 1938), p. 7-10; J.H.W. Veenstra, D'Artagnan tegen Jan Fuselier; E. du Perron als Indisch polemist. Amsterdam 1962, S. Vestdijk, Gestalten tegenover mij; persoonlijke herinneringen. Den Haag 1975; De overige brieven van Ter Braak, Coenen, Greshoff, Vestdijk en Van Holkema en Warendorf zijn nog niet eerder gepubliceerd. Zij zijn in het bezit van het Letterkundig Museum. |
|