Het probleem
H. van Gorp
‘Tekstverwerking’ aan een letterenfaculteitGa naar voetnoot+
Aan een letterenfaculteit zou je moeten lezen en schrijven. Ik heb dat de laatste tijd wat minder gedaan (behalve rapporten) en hou me zelfs meer met cijfers bezig dan met letters: becijferen hoe de letteren niet in de rode cijfers raken. Een beetje afstandelijkheid tegenover de eigen vakbeoefening is echter niet onverdeeld nefast. Je leert de zaken wat van buitenaf bekijken en je werk relativeren. Ik ben ertoe genoopt geworden door confrontaties met collega-decanen van andere ‘humane’ faculteiten, die allen hun ‘rechten’ (lees centen) opeisen en hun patrimonium verdedigen of, zo het eventjes kan, willen uitbreiden.
Wat is er eigenlijk aan de hand. Door een nogal spectaculaire vermindering van het aantal studenten aan de Belgische letterenfaculteiten is niet alleen hun onderzoeksruimte duidelijk afgenomen, maar dreigt ook, wat erger is, het onderzoeksveld te worden versmald. En pogingen om dat te verhelpen stoten zowel op administratiefwettelijke (de Belgische wetgever heeft de letteren aan de universiteit in een soort dwangbuis gestopt) als op inhoudelijk-disciplinaire barrières. Het gevolg daarvan is dat meer en meer jongeren opteren voor het Hoger Onderwijs buiten de Universiteit (hobu), bijvoorbeeld in een richting ‘Tolk-Vertaler’, waar interessante talencombinaties (bijv. Engels Spaans) wel kunnen, of voor andere richtingen binnen de universiteit. En hier zitten wij, denk ik, bij de kern van de zaak: de discipline zelf. Laat ik mij beperken tot de literatuurstudie.
Ik ben, dacht ik, nooit een beeldenstormer of hoeraroeper binnen de literatuurwetenschap geweest. Nieuwe stromingen lieten mij echter niet koud. Zo heb ik, met vele collega's, wel wat zwenkingen meegemaakt en de zaken ‘bijgesteld’ om niet in de buitenbaan terecht te komen. En dat gevaar zat er de laatste decennia ruimschoots in met al die nieuwe modes en methodes. Maar ik begim mij nu ernstig af te vragen: is er nog wel een binnenbaan? Er is ons van alle kanten gezegd en geschreven dat het object van onze discipline niet meer de literaire tekst an sich is, maar alles wat met literaire teksten in onze hedendaagse cultuur gebeurt en vroeger gebeurd is. En wat constateren wij? Dat wij dat object - noem het ‘literaire feit’ - niet meer naar eigen goeddunken mogen bestuderen, omdat het ondertussen door anderen als deel van hun domein is opgeëist. Met literaire feit bedoel ik ‘tekstverwerking’ in de ruimste betekenis van het woord: literatuur als vorm van tekstcommunicatie met aandacht niet alleen voor het afgewerkt produkt, maar ook voor de producenten en consumenten, bemiddelende instanties (ik zei haast handelsvertegenwoordigers) incluis. En hier rijst het probleem. Boekhandels puilen uit van ‘fiction’, maar psychologen en sociologen trekken deze ‘literatuur’ naar zich toe met het argument dat die massaproduktie van populaire genres toch niet van esthetisch niveau is en dus geen voer voor literatuurwetenschappers. Zij worden daarin gesteund door een vijfde colonne binnen de letterenfaculteiten zelf die het onderzoek van, zeg maar, detectives, jeugdliteratuur, strips, schriftromans en dergelijke maar niks vinden en de geïnteresseerde collega's opzadelen met een slecht geweten. Verre van mij om deze ‘fictie’ tot hét onderzoeksobject bij uitstek van de literatuurstudie te willen proclameren. Maar ze behoort mijns
inziens tot ‘het literaire feit’, net zoals de orale literatuur die wij goeddeels reeds hebben overgelaten aan antropologen en volkskundigen.
Maar er is meer. Datzelfde literaire feit omvat heden ten dage ook de grote porties ‘literatuur’ die via het toneel, het bioscoopscherm, de beeldbuis of het radiotoestel in tal van ‘tekstverwerkingen’ dagelijks op ons afkomt. Er wordt misschien op dit moment meer literatuur gezien en beluisterd dan gelezen. Ik weet wel, ook letterenstudenten maken eindverhandelingen over de verfilming van roman x, de tv-bewerking van novelle y, de enscenering van gedichtencyclus z..., maar hier komen anderen met hun claims. De theaterwetenschappers zijn meestal nog in de letterenfaculteiten gehuisvest, maar voor hoelang nog? De communicatiewetenschappers hebben zich meestendeels al afgescheurd en eisen, vanuit een welbegrepen eigenbelang - hoe zou je zelf zijn - alles op wat met ‘de media’ te maken heeft: film, tv,