Literatuur. Jaargang 5
(1988)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Het probleem
| |
[pagina 169]
| |
den en gebleven? Hebben zij tijdens hun prille vormingsjaren nog net kunnen profiteren van de aanwezigheid van een geordende literaire ambiance (rederijkerskamers?), terwijl zulke externe stimulansen ontbraken voor de jongeren van tien of twintig jaar later? En komt het daardoor dat vijftigers als Van Mander, Visscher, Spiegel, Spiegel, Dousa en Van Hout rond 1600, toen de stormen van de oorlog wat waren gaan liggen, nog het beeld van de literatuur bepalen in plaats van de generatie die toen tussen de dertig en veertig was? Men zou zelfs kunnen veronderstellen dat de revolutionaire veranderingen in de literaire vormgeving in het begin van de zeventiende eeuw precies in deze merkwaardige situatie hun oorsprong hebben gevonden. De jonge Hooft, Heinsius, Bredero en Vondel vonden immers tegenover zich hun literaire grootvaders: Spiegel, Dousa, Visscher, Van Mander, en niet of nauwelijks een literair actieve vertegenwoordiging van de generatie van hun vaders. Helaas valt te vrezen dat deze veronderstelling berust op een te moderne theorie van het literaire veranderingsproces en dat de oorzaken aanzienlijk gecompliceerder zullen zijn. En misschien is de héle redenering over de ontbrekende generatie wel niet meer dan een zandkasteel. Zou het misschien ook kunnen gaan om een fout in de registratie? De auteurslijstjes berusten voornamelijk op vermeldingen in het grote handboek van Te Winkel. Maar valt er wel te werken met individuele auteurs in een periode waarin een flink deel van de poëzie collectief en anoniem was? Is het niet een moderne preoccupatie om de literaire activiteit te meten aan het oeuvre van herkenbare individuen? Aan de andere kant is er geen anoniem werk dat in de schaduw kan staan van Spiegels Hertspiegel of Bredero's boertige liedjes. Of is dat weer gezien vanuit ons perspectief en lag het voor de tijdgenoot anders? Kortom meer vragen dan antwoorden. De literatuurhistoricus die de zaak probeert te overzien, zal echter op zijn minst aan het denken gezet worden door een namenlijst van Nederlandse dichters in Den Nederduytschen Helicon van 1610. Deze vermeldt honderdzestien (!) dichters uit de voorafgaande eeuw. De meesten van hen zullen helaas nooit meer dan een naam zijn.
Mededeling van de redactie
De redactie betreurt bij nader inzien de opname van ‘Het probleem’ in het vorig nummer van Literatuur. |
|