Het probleem
Dag Jeroen
De Weledelzeergeleerde Heer De Heer Jeroen Brouwers, Dr. h.c., Huize ‘Louwhoek’
Weledelzeergeleerde Heer, beste Jeroen,
Van harte gelukgewenst met je eredoctoraat! Wat een vertoning moet dat geweest zijn, al die universitaire zwartrokken die zich zo inspanden om je ter wille te zijn. Het lijkt wel of je ze allemaal belachelijk hebt gemaakt in je ‘Kroniek van een karakter’ (2 dln. Schoten, Uitgeverij Hadewijch, 1987), maar als ik goed gekeken heb, kwam alleen je erepromotor Jaap Goedegebuure in de index voor. Met Bunt, Extra, Noordman, Van Riemsdijk en mijn oud-collega Verdaasdonk heb je het toch nooit aan de stok gehad, of wel? In ieder geval doen ze alsof ze iets goed te maken hebben.
Nu is het natuurlijk wel zo, dat ze zich in Tilburg waar moeten maken, dus grossieren ze daar in eredoctoraten. Zo blijven ze in het nieuws. Als ik jou geweest was, had ik dat eredoctoraat dan ook nooit geaccepteerd. Uit principiële overwegingen ben ik niet naar het zuiden afgereisd om die vertoning mee te maken. Eerlijk gezegd, komt daar een persoonlijke aversie tegen Tilburg bij: een professoraat in de literatuurkritiek is mij daar onlangs onthouden, terwijl al die andere critici die toch duidelijk onder de maat blijven elders wel geaccepteerd zijn, al is het dan via part-time bijzondere-hoogleraarschappen.
Toch doet jouw acceptatie van dat doctoraat bij mij twijfels rijzen over je medewerking aan dat verfoeilijke druksel ‘Een bange mandarijn’. Je hebt officieel wel verklaard dat je part noch deel had aan die roofdruk die op 13 december vorig jaar in Paradiso te koop lag, maar nu je je door Tilburg laat inlijven, acht ik je tot alles in staat. Schrijf me daar nog eens eerlijk en nuchter de absolute waarheid over. Als je dat niet doet, publiceer ik mijn brieven aan jou.
Nu je via Jaap Goedegebuure toch goede relaties onderhoudt met de kub, kun je wellicht nog eens een balletje opgooien over een hoogleraarschap daar, voor mij dus. Als je dat niet doet, publiceer ik mijn brieven aan jou...
A propos, hoe zit het met die lening van ƒ 5.000, - die je mij voor augustus 1976 zou terugbetalen (zie ‘Kroniek van een [kl...]karakter’, dl. 1, p. 33-34)? Zie ik daar ooit nog eens wat van terug, want tegenwoordig moet ik alle bijverdiensten storten in de kas van de vakgroep Moderne Letterkunde waaraan ik nog steeds verbonden ben zolang het in Tilburg (of elders) niet lukt.
Hartelijke groet,
Tom
p.s. Overigens vind ik wel dat je een eredoctoraat verdiend hebt. Met name het epistolair proza in je ‘Kroniek’ is grandioos. Het tweede deel moet ik nog bespreken; schrijf me jouw mening, graag voor 1-4-88, zodat ik daar zelf niet al te veel werk aan heb.
T.