Literatuur. Jaargang 5
(1988)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Het probleem
| |
[pagina 44]
| |
te verbannen? Het Maerlant-standbeeld dat men in het vuur van de Vlaamse Beweging en bij Koninklijk Besluit van 1859 voor het raadhuis van Damme had opgericht, leek steviger dan ooit te staan. Volgens de laatste geschiedschrijver van de Middelnederlandse letterkunde, Gerard Knuvelder, wint het betoog ‘dat Jacob van Maerlant De Coster heette en in het Brugse Maerlant en omstreken zijn leven heeft doorgebracht, steeds meer aan waarschijnlijkheid’. Doch langzamerhand ging de fut uit het probleem. Misschien had het zijn lange leven tegen: vermoedelijk was het door de vele tientallen publikaties ook te complex geworden. En hoe te kiezen uit zulke disparate theorieën, waar er zoveel onbekenden in het spel zijn? Maar vooral: wat deed het er eigenlijk toe, waar Maerlant had geleefd, en of hij klerk of koster was? Voor ons is hij de dichter, en nog wel van een tiental grote werken, zo'n 230.000 verzen in totaal. Zou het vak er niet veel beter aan doen zich op Maerlants werk te concentreren, in plaats van zich te verliezen in vruchteloze speculaties over waar nu toch zijn schrijftafel zou hebben gestaan? Het was de tijd van literaire autonomie, de strikte analyse van de inhoud van de literaire tekst. En als het voor de literatuurwetenschap van geen belang was om te weten wat Achterberg nu wel en niet met zijn hospita had uitgevoerd, waarom dan wel zonodig wroeten in de biografie van Maerlant? Hier valt veel voor te zeggen, zeker waar aan de interpretatie van Maerlants werken nog zoveel minder is gedaan dan aan de poëzie van Achterberg. De kennelijke tegenzin onder neerlandici om met de studie van dit enorme oeuvre ernst te maken - wie kan zeggen dat hij de Spiegel historiael gelezen heeft, laat staan de hele Maerlant? - moet inderdaad met kracht worden bestreden, zeker nu bij schaarse dieptepeilingen telkenmale fraaie vondsten aan het licht kwamen. Maar intussen is toch ook het klimaat in het vak medioneerlandistiek wederom gewijzigd. Niet langer vormt de tekst-interne analyse nog alfa en omega van het bedrijf: zeker waar het historische teksten betreft wil men ze weer zien ingebed in hun oorspronkelijke context van ontstaan en functioneren. Zo staat de relatie tussen de auteur en zijn publiek in het brandpunt van de aandacht: waarmee we in het geval van Maerlant, met zijn hooggeplaatste opdrachtgevers, weer naar Holland lijken te verhuizen... Maar wat blijft dan nog over van de burgerlijke Maerlant? Is hij eigenlijk wel ooit scepenclerc te Damme geweest? Doch anderzijds: het valt toch moeilijk vol te houden dat aan zijn oeuvre elke burgerlijke invloed vreemd is? En nog iets: hoe kan Maerlant op Voorne al die boeken hebben geraadpleegd die hij voor zijn werken aantoonbaar heeft benut? Alleen al wat dat betreft behoudt de ‘Brugse’ theorie een onweerstaanbare bekoring, het Brugge met zijn scholen en abdijen vol geleerdheid en zijn schrijfcentra, die bovendien aantoonbaar hebben bijgedragen tot de verdere verspreiding van Maerlants werken? Inmiddels schrijven we 1988, twee eeuwen sinds Van Wijn zich voor het eerst over Maerlants leven uitliet. Hoelang zal het probleem nog meegaan? |
|