inmiddels vrij omvangrijke Weyerman-literatuur, regelmatig vermeerderd via het mededelingenblad van het Genootschap, is onlangs een teksteditie toegevoegd door Arno van der Plank als nummer 3 in de serie Deventer Drukken: de Nieuws tyding uit de andere waereld of samenspraak tusschen den beroemden schilder en schryver Jacob Campo Weyerman en den beruchten doctor en astrologist Ludeman (Deventer, Sub Rosa, 1986; 2 dln.: 6 + xxx + 46 + 32 p.; isbn 90-70591-16-2; prijs f 22,-).
De Elyzeese velden vormen blijkbaar een willig decor voor satirische dialogen: Kersteman laat Weyerman in deze tekst de vloer aanvegen met Ludeman; later (1832-1833) situeert Jacob Geel er een gesprek tussen Bilderdijk en Schiller; beiden hebben de truc kunnen afkijken van Lucianus.
Johan Christoffel Ludeman, in 1683 in Duitsland geboren, maakt in het achttiende-eeuwse Nederland naam en een enorm fortuin als medisch-astrologisch wonderdokter. Gysbert Tysens typeert hem als ‘fieltesoof’. Wanneer Ludeman in 1757 overlijdt, blijven onder zijn naam nog allerlei publikaties verschijnen. Die worden niet verzonden vanuit de Elyzeese velden, maar vanuit het tuchthuis waar de advocaat-van-kwaaie-zaken, oplichter-jurist en publicist Franciscus Lievens Kersteman een deel van zijn bestaan gedwongen is door te brengen.
Een van de talrijke publikaties van Kersteman is de in 1758 verschenen Spiegel der weereld, waarin zogenaamd twaalf brieven worden gepubliceerd van Ludeman aan Meester Franciscus (= F.L. Kersteman). Een passage uit de achtste brief, waarin de patriotten worden aangevallen, is in 1768 (een jaar na de herdruk van de Spiegel der weereld) aanleiding voor de anonieme pamflettist om de Nieuws tyding te componeren. De auteur hiervan moet natuurlijk ook weer dezelfde Kersteman zijn, de man die in 1756 - negen jaar na Weyermans dood - een biografie van Weyerman had geschreven, de Zeldzame levens-gevallen van J.C. Weyerman.
Zo zijn deze drie schuinsmarcheerders uit het verlichte tijdperk door de Nieuws tyding met elkaar verbonden. In de dialoog is Ludeman de domme aangever en Weyerman de gevatte satiricus. Kersteman lijkt zich dus duidelijk aan de kant van Weyerman op te stellen. De ingewikkelde verhoudingen en de complexe materie (historische verhoudingen in verband met patriotten; vrijmetselarij en dergelijke) worden door Van der Plank in zijn inleiding uit de doeken gedaan en in het tweede deeltje geannoteerd. De titelbeschrijvers op de kb Den Haag hebben alles niet zo goed kunnen volgen, want in de cip-gegevens wordt Weyerman als hoofdwoord gegeven en niet Kersteman.
PJV