Literatuur. Jaargang 4
(1987)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Genootschapsleven 1
| |
Titia's testamentHet ontstaan van de Stichting Jacobus van Looy zou men kunnen zien als een toevallige tegemoetkoming aan de wens van Van Looy zelf. In de laatste jaren van zijn leven bracht Van Looy regelmatig een bezoek aan G.D. Gratama, directeur van het Frans Halsmuseum en persoonlijke vriend van het echtpaar Van Looy. Bij een van dergelijke gelegenheden bracht hij al de mogelijkheid ter sprake om na zijn dood een soort museum te maken van zijn huis aan de Kleine Houtweg. Gratama's reactie hierop is niet bekend, maar als Van Looy op 24 februari 1930 komt te overlijden, blijkt hij in zijn testament aanwijzingen in die richting opgenomen te hebben. Zijn vrouw, de niet onbemiddelde Titia van Looy-Van Gelder, neemt vervolgens de taak op zich om de herinnering aan haar man levendig te houden. In de tuin van hun huis laat zij een expositieruimte bouwen, waar zij het werk van Van Looy exposeert en avonden organiseert waarbij zij voorleest uit het werk van haar man. In 1937 en 1938 publiceerde zij: Tot het lezen in Jacobus van Looy, door zijn vrouw (twee delen). | |
[pagina 34]
| |
De heer Van Borssum Buisman zegt over de voorleesavonden van Titia: ‘Ik heb ook nog mensen gekend die dat meemaakten. Zij hield die lezingen bij haar thuis en ze las dan voor uit het werk van haar man. Dat was een heel plechtstatig gebeuren. Dat werd plechtig aangekondigd en in een soort religieuze sfeer las ze dan voor.’ Maar op 28 december 1940 sterft ook Titia. In haar testament heeft zij de aanwijzingen van haar man met betrekking tot het museum enigszins gewijzigd overgenomen. Wim Helversteijn beschreef dit in het Haarlems Dagblad van 2 februari 1979 als volgt: ‘Zij bedacht een knappe oplossing, waarmee zij in haar opzet zeker dacht te slagen. Per testament vermaakte ze het huis en de expositieruimte aan de Gemeente Haarlem, plus de hele inventaris en daarboven een bedrag van honderdduizend gulden. Zij verbond echter aan haar vorstelijke schenking een beslissende voorwaarde: alles moest blijven zoals het was.’ Maar intussen was de Duitse bezetting een feit geworden, en de gemeente wacht tot na de oorlog met het nemen van een besluit omtrent de nalatenschap van Van Looy. Gedurende die tijd is een nicht van Van Looy, Kitty Nederkoorn, ‘Bewindvoerster van het Huis van Looy’. Het duurde tot 1948 voordat het onderwerp op de agenda van de gemeenteraad verscheen en de beslissing genomen werd of de gemeente de schenking van Titia zou aanvaarden. Ondertussen was het kapitaal al aardig geslonken. ‘Het is een tumultueuze affaire geworden, die bepaalde, zeer geïnteresseerde kringen op stelten zette. De gemeente zei “nee” tegen de notaris, ze zag er geen heil in, zich te schikken naar de bijzondere testamentaire voorwaarde en er tot in de eeuwigheid verantwoordelijk voor te zijn, dat het huis Van Looy met z'n hele hebben en houwen in tact bleef,’ vervolgt Helversteijn. Ook Van Borssum Buisman spreekt van een ‘opzienbarende weigering’ van de gemeente Haarlem. ‘Dat had niemand verwacht. Sinds ik zelf lang in een museum heb gewerkt (Van Borssum Buisman was conservator van het Teylers Museum, E.B.), begrijp ik ook wel waarom je bepaalde schenkingen moet weigeren. Als er bijvoorbeeld bepalingen aan verbonden zijn dat het permanent moet hangen, dan kan een museum zich daar nooit aan binden. Ik heb echter het idee dat het hier niet helemaal elegant is gebeurd, maar affijn... in ieder geval is toen die erfenis geweigerd.’ | |
Van Looys werk geveildHet gevolg van dit besluit was, dat de familie van het echtpaar Van Looy - dat kinderloos was gebleven - het huis en de inboedel te koop aanbood. De collectie dreigde uiteen te vallen, en dat ging velen te ver. In de loopDe door Pieter d'Hondt vervaardigde penning, behorende bij de Jacobus van Looyprijs
frank diemel van 1948 vormden een aantal Haarlemse notabelen onder leiding van B.F. Enschedé en dr. C. Spoelder daarom het ‘Comité tot het behoud van Huis Van Looy’. Zij wisten een bedrag van f 14.000 te verzamelen, dat gebruikt werd om op de veiling aankopen te doen, die ondergebracht werden in de ‘Stichting Huis Van Looy’. Op 25 januari 1949 vond de veiling van de boedel plaats. Van Borssum Buisman was daarbij aanwezig en kocht voor f 10,- een spiegel. ‘De mensen van dat comité hadden natuurlijk een plan bekokstoofd,’ vertelt Van Borssum Buisman. ‘Ze hadden van tevoren brieven rondgestuurd en gevraagd of de mensen zo vriendelijk wilden zijn om op die dingen die de stichting wilde kopen, niet te bieden. Dat is ook nog eens gezegd aan het begin van de veiling. Er zat trouwens niet zo'n groot gezelschap, een klein zaaltje vol in het Huis Van Looy. Op die manier kon men voorkomen dat de prijzen werden opgedreven en zo werd zo veel mogelijk bij elkaar gehouden van het werk van Van Looy. Maar op die spiegel werd natuurlijk niet geboden, ook niet door de stichting, dus die heb ik toen gekocht.’ Het comité slaagde in zijn opzet. Met het ingezamelde geld kon men een representatieve keus maken uit de schilderijen en tekeningen. De gemeente kocht van de erfgenamen het huis en de expositieruimte en kwam daarmee op een handige manier onder de dwingende bepalingen van Titia van Looy uit. Brieven en manuscripten werden door de erfgenamen aan de stichting geschonken. Zo kwam er toch nog een kleine tentoonstelling in het huis aan de Kleine Houtstraat. Vol enthousiasme begon het bestuur van de stichting te werken aan haar doelstelling: Het bevorderen van de belangstelling voor, en de kennis van leven en werken van Jacobus van Looy. Op 13 april 1949 opende burgemeester Cremers van Haarlem de eerste tentoonstelling. Bij deze gelegenheid kreeg de gemeente het gehele bezit van de stichting in langdurige bruikleen aangeboden. Het daarop volgende jaar organiseert de stichting haar jaarlijkse tentoonstelling, een gebruik dat men zo'n tien jaar zal weten vol te houden. | |
[pagina 35]
| |
Na het eerste jubileumjaar, 1959, beginnen de activiteiten van de stichting echter af te nemen. In 1960, '62, '64 en '65 melden de annalen van de stichting ‘geen aktiviteiten’. Ook het aantal bezoekers aan het museum Huis Van Looy neemt af en pas wanneer de gemeente in 1967 te kennen geeft dat men het huis van Van Looy wil gaan verkopen, komt de stichting weer tot actie. | |
Terug naar het weeshuis‘Het architectonisch niet interessante huis aan de Kleine Houtweg nog langer handhaven als Van Looy museum ging echt niet meer: 90 à 110 bezoekers per jaar waren ontoereikend om de jaarlijkse 35 mille aan onderhouds-, bewakings- en exploitatiekosten goed te maken,’ schrijft Hans Leerink in Elsevier van 11 juli 1970. Bovendien was de Vishal aan de Grote Markt aan restauratie toe, en het geld dat de verkoop van het Huis Van Looy op zou leveren kon men daar goed voor gebruiken. Het aantal bestuursvergaderingen van de stichting neemt even toe, vanwege de ‘crisis en verkoop van Huis Van Looy’. Uiteindelijk weten gemeente en stichting tot een akkoord te komen. De stichting krijgt een ‘Van Looykabinet’ in het Frans Halsmuseum, het voormalige weeshuis waar Van Looy zestien jaar lang woonde. Huis Van Looy werd voor f 225.000 verkocht aan de Katholieke Provinciale Bibliotheekcentrale Noord-Holland. De ‘goudleerzolder’ van het Frans Halsmuseum werd in 1969 verbouwd en er werd een permanente expositie van het werk van Van Looy ingericht. Maar nadat men het kabinet feestelijk in gebruik had genomen, viel er weer een diepe stilte. Het vijfentwintigjarig bestaan van de stichting laat men geruisloos passeren en ook wanneer de collectie van 1976 tot 1979 niet voor het publiek toegankelijk is vanwege verbouwingen in het museum, zwijgt het bestuur. De verlovingsfoto van Jacobus van Looy en Titia van Gelder, door Willem Witsen, 1891
Van Borssum Buisman: ‘Ja, dat was erg vervelend. Er is wel gereageerd, maar er werd gezegd - en dat was ook zo - dat we er op vooruit zouden gaan. Het Van Looy-kabinet zou beter toegankelijk worden. En ik moet zeggen dat ik er persoonlijk niet ontevreden over ben; achteraf bezien is het niet zo gek. Voor het onderhoud van de collectie is nu de gemeente aanspreekbaar. Die kunnen zorgen voor conservatie, die hebben hier depotruimte aangeboden en die kunnen ook zorgen voor de toegankelijkheid. Er zijn nu meer mensen die kennis nemen van de collectie dan in het Huis Van Looy.’ | |
De Jacobus van Looy-prijsHet zou tot 1982 duren voordat de stichting weer van zich deed spreken. Inmiddels was het duo Peter Winkels en Chris Will deel uit gaan maken van het bestuur van de stichting. Winkels, neerlandicus, en Will, kunsthistoricus, schreven beiden hun doctoraalscriptie over Van Looy. In 1982 maakten zij in nauwe samenwerking met het Frans Halsmuseum een grote overzichtstentoonstelling onder de titel: Jacobus van Looy. Schilder van huis uit, schrijver door toevallige omstandigheden. In dat jaar verscheen onder dezelfde titel een biografische schets over het leven van Van Looy, eveneens van de hand van Winkels en Will ('s-Gravenhage 1982). De tentoonstelling, die deels te zien was in het Teylers Museum en deels in het Frans Halsmuseum, werd een succes en het aantal leden van de stichting nam zienderogen toe. ‘We hebben toen vrij snel na '82 de Van Looy-prijs ingesteld. Dat was eigenlijk een idee van Jan Elburg en Louis Ferron, twee Haarlemse literatoren die daarnaast ook beeldend werk hebben gemaakt,’ vertelt Van Borssum Buisman. ‘Die vonden dat we een Van Looy-prijs in moesten stellen waarbij dat dubbeltalent werd beloond. Ze waren op het idee gekomen naar aanleiding van de tentoonstelling. Toen lieten ze ook al een woordje tegen me vallen in die richting. Later hebben we daar nog eens over gesproken en toen kwamen we tot de conclusie dat het een uitstekende gedachte was. Zo kun je in de toekomst namelijk de naam van eigentijdse kunstenaars verbinden aan de Stichting Van Looy en daardoor blijft het levendiger. Als bestuur ben je ook meer gedwongen om je te bezinnen op je eigen tijd en een keuze te doen op het gebied van de beeldende kunst en de literatuur.’ Er werd een jury samengesteld die moest uitzien naar mogelijke kandidaten voor de prijs. Naast de initiatiefnemers Elburg en Ferron, en Van Borssum Buisman, hadden ook de beeldend kunstenaar Reinier Lucassen en de directeur van het Frans Halsmuseum, dr. D. Snoep zitting in de jury. ‘Het gaat om het hele oeuvre,’ zegt Buisman. ‘Gelijkwaardig moeten de beide genres beoefend worden en dat moet kwalitatief goed zijn. Er moet dus wel iets | |
[pagina 36]
| |
aanwezig zijn waar je dat op kunt baseren, want het is geen aanmoedigingsprijs!’ Zodoende kon men in 1985 in het stadhuis van Haarlem de eerste Jacobus van Looy-prijs overhandigen aan Armando. Hij ontving een penning en een geldprijs van f 5000,- die ter beschikking was gesteld door het F.E.D. Enschedé Fonds. Werk van Armando werd tentoongesteld in de Vishal van het Frans Halsmuseum en bij uitgeverij De Haan verscheen een monografie over zijn werk. De penning werd gemaakt door Pieter d'Hondt, ondanks dat er toch verscheidene beeldende kunstenaars in de jury zaten. Van Borssum Buisman is immers zelf beeldhouwer. ‘Ja, inderdaad, eerst zou ik het ook zelf doen. Maar, en dat is wel een mooi verhaal, de moeder van Pieter d'Hondt is Aaltje. Van Looy heeft namelijk in de tijd dat hij in Soest woonde verschillende tekeningen en schilderijen van een klein meisje gemaakt, dat Aaltje heette, en dat was zíjn moeder. Hij wilde graag een tekening hebben van zijn moeder en nu woonde er in Delft nog verre familie van de vrouw van Van Looy die nog tekeningen van Aaltje had. Welnu, die familie bleek bereid om in het belang van de stichting zo'n tekening te schenken aan Pieter d'Hondt, als hij dan die penning zou maken voor de stichting. Zo heeft dat inderdaad plaatsgevonden, dus in dit geval is die familie de schenkende partij geweest om het zo te zeggen.’ | |
Geen fetisjismeDe overzichtstentoonstelling en de uitreiking van de eerste Van Looy-prijs in 1985, hebben de stichting weer tot leven gewekt. Jaarlijks organiseert men een Van Looy-dag en in 1984 is men zelfs begonnen met een bescheiden Van Looy Kroniek. De stichting beheerst ondertussen een groot deel van de nalatenschap van de schilderschrijver: een veertigtal schilderijen, driehonderd tekeningen, tweehonderdvijftig handschriften, meer dan duizend brieven en voorts boeken, foto's en persoonlijke bezittingen van Van Looy. Door de toenemende belangstelling voor de Tachtigers zijn veel van de schilderijen uitgeleend. Financieel moet de stichting zich bedruipen met de bijdragen van de leden: minimaal een tientje per jaar. Het ledenbestand telt nu zo'n tweehonderd namen. Van Borssum Buisman is tevreden. ‘Het is een Haarlems initiatief geweest dat nu landelijk is geworden, dat zie je aan het ledenbestand. En als ik dan zie hoe het bestuur op het ogenblik verjongd is - als je even niet naar mij kijkt - dan ziet dat er goed uit. Ook de deskundigheid van het bestuur waarborgt de toekomst. En vooral die prijs geeft een soort ritme aan het bestaan van de stichting. Ik zie de toekomst dus vol vertrouwen tegemoet. Er hangt natuurlijk veel af van de samenwerking met het Frans Halsmuseum.Jacobus van Looy, Berlijn 1911
We worden in een hoop dingen door het museum gesteund en dat is voor ons ook wel belangrijk want het is toch moeilijk om op eigen krachten en met eigen financiën zo'n collectie goed in stand te houden. Het blijft toch een bescheiden stichting. We hebben een paar jaar geleden, omdat de gelegenheid zich voordeed, het schilderij ‘Kalkoen met kuikens’ aangekocht, maar eigenlijk is ons budget daar niet op ingesteld. Zo werd ons laatst ook een schildersezel aangeboden die van Van Looy geweest zou zijn. Maar daar vroegen ze erg veel geld voor, en ik hou ook niet zo van dat soort dingen. Dat wordt dan een soort fetisjisme.’ | |
VerzoendBij het Letterkundig Museum in Den Haag wordt momenteel aan een Schrijversprentenboek over Van Looy gewerkt. Ook hier is de stichting vertegenwoordigd in de persoon van Chris Will en Peter Winkels. Waarom is de Van Looy-collectie eigenlijk niet ondergebracht in het Letterkundig Museum? ‘Ja, voor het onderbrengen van alle literaire musea in Nederland in een centraal instituut als het Letterkundig Museum in Den Haag is natuurlijk veel te zeggen,’ antwoordt Van Borssum Buisman, maar hij haast zich | |
[pagina 37]
| |
om daar aan toe te voegen: ‘maar niet in het geval van Van Looy. Wij zijn er van uitgegaan dat het beeldend werk en het literaire werk van Van Looy niet gescheiden mag worden. Dat moet je bij elkaar houden en dat is ook de doelstelling van de stichting.’ Maar zou dan niet de hele collectie overgedragen kunnen worden aan het Letterkundig Museum? ‘Nee, en dat zou ook niet goed zijn, want er gaat natuurlijk niemand naar de schilderijen van Van Looy kijken in het depot van het Letterkundig Museum. En ik denk dat de ingang van de beeldende kunst in het geval van Van Looy beter is, omdat je daar de belangstelling veel beter mee levendig kunt houden. Dat is uniek, daar kun je tentoonstellingen van maken, en via de beeldende kunst kun je dan ook wijzen op zijn literaire werk. En het Frans Halsmuseum in Haarlem is vooral een uitstekende plek omdat Van Looy daar als weesjongen gewoond heeft. Een literair museum is altijd een moeilijk geval, want geïnteresseerden kunnen die boeken op een andere manier raadplegen, door de verspreiding zijn ze minder zeldzaam. Het Letterkundig Museum is een documentatiecentrum, meer dan een museum. Het is eigenlijk geen museum, het is een studie-instituut. Nou moet ik zeggen dat het Letterkundig Museum veel gedaan heeft. Ze hebben een prachtige tentoonstelling, waaronder ook enkele schilderijen. Er hangt een erg leuk tentoongesteld portretje van Van Looy. Dat was een schenking aan het Letterkundig Museum. In zo'n geval zouden wij natuurlijk zeggen: Hè, had dat nou aan onze stichting cadeau gedaan. We hadden het natuurlijk graag willen hebben. Maar als je daar nou de tentoonstelling ziet van die literatoren en je ziet daar een paar leuke schilderijtjes tussen hangen, dan ben ik daar wel mee verzoend moet ik zeggen.’
U kunt lid worden van de Stichting Jacobus van Looy door minimaal f 10,- over te maken op gironummer 54.31.855 t.n.v. Stichting Jacobus van Looy, p/a Klokhuisplein 5, 2011 hk Haarlem. Correspondentie-adres: Frans Halsmuseum, Groot Heiligland 62, 2011 es Haarlem. |
|