| |
| |
| |
Nieuws
Nagelaten gedichten van Vestdijk
De laatste jaren is de belangstelling voor het werk van Simon Vestdijk nog steeds toegenomen. Zijn gehele oeuvre is zo langzamerhand compleet beschikbaar omdat een groot aantal projecten voltooid is of bijna voltooid is. De reeks Verzamelde romans is afgesloten, de Verzamelde muziekessays zijn bijna volledig uitgegeven, de Verzamelde verhalen zijn volledig leverbaar en in 1984 verscheen Vestdijks nagelaten proza onder de titel De grenslijnen uitgewist. Van de Verzamelde gedichten in drie delen wordt een herdruk voorbereid. Wat nog ontbreekt in deze opsomming zijn de nagelaten gedichten.
Tussen 1930 en 1933 schreef Vestdijk vrijwel dagelijks een of meer gedichten, waarvan slechts een klein gedeelte werd gepubliceerd: ongeveer driehonderd van de beschikbare zevenhonderd teksten. Veel van deze teksten en ook van de later tot stand gekomen gedichten werden niet gepubliceerd omdat Vestdijk een zeer strenge selectie kon toepassen op dit overvloedige materiaal. Dat betekent dat er nog heel wat kwalitatief sterke gedichten ongepubliceerd bleven die ten offer vielen aan deze ‘interne concurrentieslag’. Tom van Deel, Guus Middag en H.T.M. van Vliet bereidden de uitgave voor van deze nagelaten gedichten, waarvan nu is aangekondigd
dat ze in november 1986 zullen verschijnen. Verwacht mag worden dat de publikatie inzicht verschaft in de manier waarop Vestdijk bij de tot stand koming van zijn poëzie te werk is gegaan. Nagelaten gedichten van Vestdijk zal verschijnen bij de Bezige Bij in een omvang van ongeveer zeshonderd pagina's. De prijs ligt in de buurt van ƒ 75, -.
GvB
| |
Biografische woordenboeken
Nadat het geruime tijd stil geweest was op het terrein van de biografische woordenboeken, is er nu weer volop bedrijvigheid. Heel recent zijn de biografische lexica betreffende de Nederlandstalige auteurs, namelijk De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs uitgegeven in 1985 door De Haan en het Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde door Elsevier in 1986 op de markt gebracht. Beide lexica zullen in Literatuur nog uitgebreider aan de orde komen.
Speciaal op Vlaams België gericht is het Nationaal biografisch woordenboek (nbw), begonnen in 1964, dat in uiteindelijk twintig delen alle min of meer belangrijke Vlamingen beschrijft. In Nederland hebben we het lange tijd moeten doen met de verouderde biografische woordenboeken van Van der Aa (in eenentwintig delen reeds verschenen in de jaren 1852-1878; gereprint in 1969) en het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (nnbw; verschenen in tien delen 1911-1937; gereprint in 1964 en 1974). In het nnbw kwamen geen personen meer voor die na 1910 overleden waren. Dat betekent dat tal van negentiende-eeuwers nog niet waren opgenomen.
Na jaren van voorbereiding is in 1979 het eerste deel (van de geplande tien) verschenen van het vervolg op het nnbw, het bwn: Biografisch Woordenboek van Nederland onder eindredactie van J. Charité, opgenomen in de reeks van de Rijks Geschiedkundige Publicatiën. In het in 1985 verschenen tweede deel wordt al minder stringent de hand gehouden aan het sterfjaar 1910; ook lacunes uit vroeger eeuwen worden nu opgevuld. De biografieën worden vervaardigd door tientallen gespecialiseerde medewerkers en voorzien van opgave van archivalia en publikaties van en over de beschreven personen.
In de nu verschenen delen wordt vrij veel aandacht besteed aan letterkundigen, zoals K.J.L. Alberdingk Thijm, Arnold Aletrino, Willem Arondéus, W.J.M.A. Asselbergs, J.C. Bloem (door Sötemann), M. ter Braak (door J.H.W. Veenstra), Louis Couperus (door H.W. van Tricht), N.A. Donkersloot, F. van Eeden (door Van Tricht), M. Emants (door Pierre Dubois), P.N. van Eyck (door H.A. Wage), J.K. Feylbrief (= Van Oudshoorn, door W.A.M. de Moor), Pierre Kemp, H. Marsman (door J.L. Goedegebuure), J.A. Dèr Mouw, F. Pauwels, Ch.E. du Perron, Israël Querido, Arthur van Schendel, Albert Verwey (door C.A. Zaalberg)
| |
| |
en S. Vestdijk (door H.A. Wage).
Het Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme levert in de tot nu toe verschenen delen sinds 1978 eveneens vele biografieën die voor de neerlandistiek niet oninteressant zijn. Het betreft een voortzetting van het nooit voltooide Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland dat in 1949 in deel zes was blijven steken. De opzet van het lexicon is ruimer: er worden personen (niet alleen godgeleerden) behandeld vanaf de kerkhervorming tot overleden in 1968.
Bekende namen in de verschenen delen zijn onder anderen: E.A. Borger, J.F. Martinet, Arnold Moonen, Petrus Montanus, W.A. Ockerse, J.H. van der Palm, G.D.J. Schotel, M. Siegenbeek, Reinier Telle, G.J. Vossius en Jan Zoet.
PJV
| |
Dokumentaal
Een tijdschrift dat al aan zijn vijftiende jaargang bezig is, moet wel in een behoefte voorzien. Het tijdschrift Dokumentaal; informatie- en communicatiebulletin voor neerlandici biedt inderdaad in vier afleveringen van elk ongeveer veertig pagina's de neerlandicus die bij wil blijven de noodzakelijke informatie. Dokumentaal richt zich in de eerste plaats tot vakgenoten, maar ook de niet direct betrokkene die graag wil weten wat er in de neerlandistiek in Nederland en België omgaat, kan de ontwikkelingen op dit vakgebied via dit tijdschrift volgen.
Dokumentaal kent een aantal vaste rubrieken, zoals ‘Pas verschenen...’waarin nieuwe vakliteratuur wordt gesignaleerd; ‘Gepromoveerd’ waarin recente proefschriften kort worden samengevat; ‘Aanvullingen op...’ waarin eenieder kanttekeningen kwijt kan bij bestaande bibliografieën; ‘Inventarisatie’ waarin overzichten gegeven worden van lopend onderzoek aan de universiteiten; ‘Vakgenootschap’ met korte en langere berichten over algemene zaken op taal- en letterkundig gebied, met onderzoeksvragen, nieuws over de Stichting Taalwetenschap en Literatuurwetenschap en dergelijke; ‘Recensies’ waarin vooral nieuwe bibliografische en documentaire literatuur wordt besproken.
Nog te vaak hoort men de uitroep ‘Als ik dat eerder had geweten, dan...’. Een abonnement op Dokumentaal voorkomt vaak dubbel werk. Voor de prijs hoeft men het niet te laten: die bedraagt slechts ƒ 16, - of bfr. 280, te storten in Nederland op giro 2612579 ten name van Dokumentaal, Hilversum, en in België op postrekening 000-0425695-59 ten name van W.A. Hendriks, Hilversum. Het administratie-adres is Pieter de Hooghlaan 67, 1213 BS Hilversum. Op hetzelfde adres kan men ook nog oude jaargangen bestellen en voor de prijs van ƒ 14, - of bfr. 280 eveneens het Register op de jaargangen 1 (1972) t/m 10 (1981) bestellen. Dit zeer gedetailleerde register (104 p.) is samengesteld door W.N.M. Hüsken in 1982.
PJV
| |
Documentatie Nederlandse Letterkunde (DNL)
Wie tegenwoordig een moderne bibliotheek betreedt, wordt daar geholpen door een zogenaamde publieksterminal. Vragen die nog kort geleden door bibliothecarissen als hoogst ongepast terzijde werden gewoven, worden nu door de computer in een oogwenk beantwoord. Alfabetische en systematische catalogus hebben elkaar gevonden via een keten van trefwoorden.
De neerlandicus die informatie wil hebben profiteert van deze ontwikkelingen; de grote bibliografische projecten zoals de Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (bntl) en de Short title catalogue, Netherlands (stcn) zijn er ook voor hem. Toch blijft hij - zeker voorlopig - mede aangewezen op het materiaal dat nog niet door de computer is verzwolgen en juist in die hoek treft men vaak interessant en onverwacht materiaal.
In jaargang 1 (1984), p. 176-178, van Literatuur is uitgebreid aandacht besteed aan een van die documentatiecentra waar de meest uiteenlopende bronnen bewaard en toegankelijk gemaakt worden, het Archief en Cultureel Documentatiecentrum van de Rijksuniversiteit Gent, 't Pand. Iedereen kent verder uiteraard de grote collecties van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (amvc) te Antwerpen en het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (nlmd) te 's-Gravenhage. Een van de kleinere centra is de afdeling Documentatie Nederlandse Letterkunde (dnl) van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam.
De afdeling dnl van het Amsterdamse instituut is in het leven geroepen door de toenmalige hoogleraar letterkunde, Garmt Stuiveling, als gevolg van afspraken die gemaakt waren tijdens de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren van 1963. De documentatie en bibliografie van de Nederlandse letteren - zo was het plan - zou verdeeld worden over de diverse universiteiten in België en Nederland. De Universiteit van Amsterdam zou de Gouden Eeuw voor haar rekening nemen. In vrijwel alle gevallen is het bij goede bedoelingen gebleven; alleen in Amsterdam werd de zaak op poten gezet. Toen bleek dat het Amsterdamse initiatief geen navolging kreeg, werd het documenteren van de zeventiende-eeuwse literatuur aangevuld met documentatiewerkzaamheden met betrekking tot de andere perioden en werd de afdeling dnl hoe langer hoe meer betrokken op onderwijs en onderzoek van het eigen instituut.
Die gehele geschiedenis wordt weerspiegeld in de kaartsystemen van de afdeling. De kern wordt gevormd door het Centrale Registratie-systeem vanwaaruit verwezen wordt naar alle deelcollecties. In dat systeem kan men zeer uitgebreide pakketten kaarten aantreffen over de belangrijke zeventiende-eeuwers als neerslag van de oorspronkelijke activiteiten van de afdeling; daarnaast zitten er ook kaarten in
| |
| |
met alleen de vermelding van een twintigste-eeuws pseudoniem. Wat de afdeling zo uniek maakt, is de collectie mo-, kandidaats- en doctoraalscripties van vrijwel alle afgestudeerden van het Instituut voor Neerlandistiek van de afgelopen vijfentwintig jaar. Ze zijn allemaal via trefwoorden in de Centrale Registratie opgenomen. Dat is ook het geval met de onderzoeksverslagen van onderwijsgroepen van de laatste vijftien jaar. Rijp en groen, alles is betrefwoord en raadpleegbaar.
Vanuit de Centrale Registratie krijgt men verwijzingen naar:
- bio-bibliografische gegevens die vaak via systematisch onderzoek niet te vinden zijn;
- documenten (of fotocopieën daarvan) in de vorm van archivalia, handschriften, rapporten;
- geluid: grammofoonplaten en cassettebandjes met literair materiaal; de afdeling werkt momenteel samen met het Letterkundig Museum aan een centrale catalogus waarin zoveel mogelijk materiaal uit heel Nederland geregistreerd wordt, het Nederlandstalig Letterkundig Beeld- en Geluidarchief;
- knipsels betreffende auteurs, vakgeleerden, tijdschriften en onderwerpen: enkele duizenden mappen beslaan de gehele literatuurgeschiedenis van middeleeuwen tot heden; wat dat betreft is er maar een gedeeltelijke overlapping met de collectie van het Letterkundig Museum, enerzijds omdat daar alleen de moderne letterkunde gedocumenteerd wordt en anderzijds omdat nergens systematisch knipsels uit dagen weekbladen van voor 1967 bijeen zijn gebracht;
- prenten: deze collectie omvat ongeveer vijftienhonderd meest originele gravures uit de zeventiende tot negentiende eeuw met afbeeldingen van letterkundigen;
- scripties en onderzoeksverslagen, zoals boven reeds vermeld.
Andere - niet in de Centrale Registratie opgenomen - bestanden zijn:
- pseudoniemenapparaat met duizenden pseudoniemen, initialen, gehuwdennamen enzovoort, verzameld uit tal van bronnen; er zijn twee ingangen op het systeem, een via burgerlijke-standnaam en een via pseudoniem;
- tijdschriftregisters en/of inhoudsopgaven op een aantal periodieken: Columbus, De Gemeenschap, Groot Nederland, Onze Taaltuin, Vaderlandsche Letteroefeningen, De Witte Mier, Het Woord; deze werkzaamheden zijn voor een deel verricht in het kader van de serie ‘Literaire Tijdschriften in Nederland’ (ltn) waarvan de delen 1-2 en 4 betreffende Critisch Bulletin en Werk/Criterium eveneens op de afdeling dnl tot stand zijn gekomen.
Op de afdeling zijn ook raadpleegbaar twee uitgebreide documentatiesystemen van de afdeling Middeleeuwen en Verlichting, namelijk:
- fotocopieën van teksten op het gebied van de laatmiddeleeuwse triviaalliteratuur uit tal van bibliotheken in binnen- en buitenland;
- microfilms en fotocopieën van Nederlandstalig populair proza (de roman) uit de periode 1670-1830, beschreven in de Short-title-catalogus van Nederlandstalig populair proza 1670-1830, een interne publikatie uit 1981.
Voor alle aanwezige materiaal geldt, dat het uitsluitend op de afdeling geraadpleegd kan worden; er is wel de mogelijkheid om zelf fotocopieën te maken van bepaalde stukken, met name knipsels. Men doet er goed aan zich eerst tevoren telefonisch op de hoogte te stellen van de mogelijkheden bij gerichte vraagstelling, maar in principe is iedereen welkom van maandag tot en met vrijdag van 10 tot 14 uur in kamer 463 van het P.C. Hooft-huis, Spuistraat 134, 1012 vb Amsterdam, tel. 020-525.4762, 525.4717, 525.4718.
Men kan zich ook thuis uitgebreid op de hoogte stellen van wat de afdeling dnl. biedt middels aanschaf van de tweede zeer vermeerderde druk van de Klapper op het bezit van de afdeling Documentatie Nederlandse Letterkunde van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam, uitgegeven door de Stichting Uitgaven Neerlandistiek Amsterdam (suna) als Suna-Cahiers 1 (1981). De Klapper geeft bij ongeveer 6000 trefwoorden en auteursnamen aan welk materiaal aanwezig is (brieven, documenten, geluid, knipsels, prenten, scripties). Het boek (xii + 96 blz.; ISBN 90-70537-01-x) is te bestellen door ƒ 7,50 over te maken op postgiro 1982831 van SUNA, Amsterdam, onder vermelding van ‘SUNA-cahiers 1’.
PJV
| |
Congres over emblematiek
Hoewel de datum nog ver weg is (11-14 augustus 1987), wil het organiserend comité vast de aandacht vestigen op een driedaags congres over ‘Het embleem in Europa’. Dit interdisciplinaire congres vindt plaats in het Schotse Glasgow. Organisator is de Society for Emblem Studies, in samenwerking met de universiteiten van Glasgow en Strathclyde. In Glasgow bevindt zich ook de Stirling Maxwell Collection, de grootste afzonderlijke collectie emblemata-boeken ter wereld. Tijdens het congres zal er zeker gelegenheid zijn om onderdelen van die verzameling nader te onderzoeken.
Het primaire doel van de organisatoren is om het onderzoek betreffende de emblematiek dat nu vanuit verschillende invalshoeken plaatsvindt te bundelen en te sturen. De onderzoeksresultaten van historici, literair-historici en taalkundigen van de verschillende Europese literaturen en talen, kunsthistorici, bibliothecarissen enzovoort komen vaak niet verder dan de eigen kring.
De onderwerpen die in Glasgow centraal zullen staan, zijn: de oorsprong van de emblematiek; de publikatie, produktie en receptie van emblemata-boeken; de stand van zaken met betrekking tot bibliografische projecten, zoals het Montreal/Glasgow Union Catalogue Project; de theorie van het embleem; iconografie; het embleem in de literatuur en de beeldende kunsten; de emblematiek van de reclame, film en televisie; de opleving van de belangstelling voor het
| |
| |
embleem in de Victoriaanse tijd.
De organisatoren vragen om bijdragen betreffende genoemde onderwerpen of welk ander probleem in relatie tot de emblematiek ook. Voordrachten mogen niet langer duren dan twintig minuten. Een samenvatting van maximaal vijfhonderd woorden dient voor 31 december 1986 op een van onderstaande adressen ingezonden te worden. Eveneens op die adressen kan men nadere informatie krijgen over het aanstaande congres:
* Dr. Michael Bath, Department of English Studies, University of Strathclyde, Livingstone Tower, Richmond Street, Glasgow gl lxh, Great Britain; * Prof. Peter M. Daly, Department of German, McGill University, 1001 Sherbrooke Street W., Montreal, PQ, h3a 1g5, Canada.
PJV
| |
Poëzieprijs van De Vlaamse Gids
De tweejaarlijkse poëzieprijs van het tijdschrift De Vlaamse Gids werd voor 1986 toegekend aan de tweeëndertigjarige Luuk Gruwez, uit Hasselt, voor zijn dichtbundel De feestelijke verliezer, verschenen bij de uitgeverij Manteau. De jury, bestaande uit Willem M. Roggeman, voorzitter, Ben Cami en Willy Tibergien, leden, besliste aldus met eenparigheid van stemmen. De prijs, die 20.000 frank bedraagt, zal op zaterdag 13 september te Oostende worden uitgereikt tijdens de jaarlijkse Dagen van De Vlaamse Gids. Het reglement voorziet dat de laureaat niet ouder mag zijn dan veertig jaar.
Luuk Gruwez werd op 9 augustus 1953 in Kortrijk geboren en studeerde Germaanse filologie. Momenteel is hij leraar Nederlands te Hasselt. Hij debuteerde in 1973 met de dichtbundel Stofzuigergedichten. In 1977 verscheen Ach, wat zacht geliefkoos om een mild verdriet en in 1981 Een huis om dakloos te zijn.
Gruwez wordt algemeen beschouwd als een vertegenwoordiger van de neoromantiek. Hij werkte mee aan het tijdschrift Yang en schreef poëzierecensies voor het inmiddels verdwenen weekblad De Spectator.
Zijn bekroonde dichtbundel, De feestelijke verliezer, handelt grotendeels over de dood. De titel slaat op het verlies van de ouders.
Het thema van de dood komt trouwens in nagenoeg al zijn gedichten voor en kan niet geïsoleerd worden van twee even belangrijke thema's, de erotiek en het schrijven.
De prijs van De Vlaamse Gids werd in 1970 gesticht. Volgende dichters werden tot nog toe bekroond: 1970: Mark Insingel met Perpetuum mobile; 1972: Patrick Conrad met 11 Sad Songs for Edward Kienholz; 1974: Lucienne Stassaert met Het dagelijks feest; 1976: Roland Jooris met Het museum van de zomer; 1978: Nic van Bruggen met Tussen feestend volk; 1980: Eddy van Vliet met Glazen; 1982: Herman de Coninck met Met een klank van hobo; 1984: Leonard Nolens met Vertigo; 1986: Luuk Gruwez met De feestelijke verliezer.
Willem M. Roggeman
| |
Terugblik. Opstellen en toespraken van A. van Elslander
Op 1 oktober van dit jaar neemt professor dr. Antonin van Elslander, die sedert 1957 belast was met het onderwijs in de Nederlandse literatuur aan de Rijksuniversiteit te Gent, officieel afscheid van het academisch leven. Zijn medewerkers hebben besloten, bij wijze van hulde ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag op 10 september, een aantal van zijn verspreide opstellen en toespraken te bundelen in een Terugblik op zowat veertig jaar literairhistorische activiteit. De samengebrachte bijdragen zijn in vier rubrieken verdeeld: rederijkerstijd en renaissance, negentiende eeuw en Van Nu en Straks, twintigste eeuw en ten slotte ‘algemeen’.
Geïnteresseerden kunnen dit boek bestellen door overschrijving van 600 Bfr. (verzendingskosten inbegrepen) op rekening nr. 290-0023525-72 van ‘Album A. van Elslander’, Blandijnberg 2, B-9000 Gent. Na afsluiting van de intekenperiode op 1 september 1986 zal de prijs 800 Bfr. bedragen. Van degenen die vóór die datum intekenen wordt tevens de naam in een Tabula Gratulatoria opgenomen.
Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie, Gent
| |
Louis Paul Boon en zijn uitgevers
Er is in het voorjaar heel wat te doen geweest over het ontslag van Weverbergh bij uitgeverij Manteau, een dochteronderneming van het Elsevier-concern. Het tragische is dat Manteau, de eerste Vlaamse uitgeverij waar Boon zijn werk kreeg uitgegeven, al geruime tijd twistappel is geweest en nu dus weer. Wie herinnert zich niet de controverse die ontstaan is door de overname van het bedrijf van Angèle Manteau, een controverse die uiteindelijk leidde tot een venijnig stuk van Weverbergh over de ‘oude koeien van Angèle Manteau’, een reactie op een interview van Bibeb in Vrij Nederland. De wrok over de gehele gang van zaken zit bij mevrouw Manteau dan ook diep en het valt niet te ontkennen dat zij daar ook redenen voor heeft, al is de eigenlijke achtergrond naar mijn oordeel ongetwijfeld de labiele positie van het uitgeversbedrijf in Vlaanderen en de te gemakkelijke overheersing van het Nederlandse uitgeversbedrijf op de Vlaamse markt.
Hoe dan ook, intussen dreigt de kwestie Weverbergh gevolgen te hebben voor de voortgang van de uitgaven van het werk van Boon. Weverbergh zou, samen met Herwig Leus als tekstbezorger, de verzamelde Boontjes bij Manteau uitgeven. De contracten waren rond en na samenspraak met de erven Boon en De Arbeiderspers stond niets de uitgave meer in de weg. Voor Boon-liefhebbers zou zo'n uitgave
| |
| |
een gebeurtenis zijn, want wie beschikt er over alle door Boon voor het dagblad Vooruit geschreven cursiefjes? Maar nu blijft het onduidelijk wie over het auteursrecht beschikt. Verschijnen de Boontjes straks bij Manteau/Elsevier of gaan ze mee met Weverbergh naar diens nieuwe uitgeverij Houtekiet? En is het hele project dan niet een doodgeboren kind, want een dergelijk omvangrijke uitgave (minstens zestien delen) voor een kleine schare van liefhebbers veronderstelt op z'n minst een sterke financiële draagkracht van de uitgever. En juist de best verkopende auteurs uit het fonds van Manteau gaan niet met Weverbergh mee naar Houtekiet, zodat van interne subsidiëring nauwelijks sprake kan zijn. Ook de uitgave van het Verzameld werk van Boon verkeert nu in een onzeker stadium. De plannen zijn er. De redactiecommissie heeft een voorstel gedaan aan de Nederlandse uitgever, De Arbeiderspers/Querido, maar dat voorstel is alleen uitvoerbaar als er een groot-Nederlandse subsidie voor komt, en zo'n groot-Nederlandse subsidie komt er alleen wanneer er ook een Vlaamse uitgever aan het project verbonden kan worden. Er waren daarover al informele contacten met Weverbergh, die toen nog namens Manteau kon spreken. Maar Weverbergh werd Houtekiet, en is dat nu een Vlaamse uitgeverij of een Vlaamse poot van een Nederlandse uitgever? En ook als Houtekiet een Vlaamse uitgeverij blijkt te zijn, zal de Belgische regering voldoende vertrouwen in de onderneming hebben om er een omvangrijke subsidie aan toe te kennen voor een zo groot project?
Voorlopig werkt de redactiecommissie rustig verder aan de uitwerking van de plannen, maar er zal toch duidelijkheid moeten worden geschapen wil er iets van het Verzameld werk gerealiseerd worden. In elk geval zal er in 1987 nog een bloemlezing uit de Boontjes verschijnen. En gelukkig zijn er tal van herdrukken van afzonderlijk werk van Boon verschenen waarvoor de uitgever terecht uitging van de eerste druk, die bij Boon meestal de beste is. Op de Boonmanifestatie die dit voorjaar in Rotterdam werd gehouden, viel jammer genoeg het accent al te zeer op Boons ‘fenomenale feminateek’, waardoor het publiek de indruk moet hebben gekregen dat Boon bij uitstek een erotomaan was. Gelukkig kon Martin Ros daar ook getuigen van de gretigheid waarmee deze herdrukken van De Kapellekensbaan en Pieter Daens aftrek vinden bij het publiek.
GvB
| |
Opera en literatuur
De toenemende belangstelling voor opera in Nederland is voor de Stichting De Lyrische Komedie aanleiding om onder de naam ‘Operatief’ nieuwe Nederlandse opera's te gaan realiseren. Voor de operalibretti heeft de stichting samenwerking gezocht en gevonden met de jonge, dynamische uitgeverij Joost Nijssen, die zowel de acquisitie als de uitgave van de libretti voor zijn rekening zal nemen. Daartoe
Henriëtte Vogel
Heinrich von Kleist
heeft Nijssen nu een reeks Opera en Literatuur opgezet, waarin inmiddels een eerste deeltje is verschenen. Het betreft het libretto van de kamer-opera Aan de Wannsee, geschreven door Louis Ferron, waarvan de première inmiddels heeft plaatsgevonden in De Brakke Grond in Amsterdam op 19 april 1986. De muziek is van Geert van Keulen en werd uitgevoerd door leden van het Nederlands Blazersensemble. De rol van Henriëtte Vogel werd gezongen door de sopraan Anne Marie Dur en die van Von Kleist door de bas-bariton Wout Oosterkamp.
Behalve het libretto bevat de uitgave een gefingeerd interview met Heinrich von Kleist, die samen met Henriëtte Vogel op 21 november 1811 aan de oever van de Wannsee bij Berlijn zelfmoord pleegde. Dit gegeven vormt het uitgangspunt voor het libretto. Voorts is er een beschouwing van Ferron opgenomen over de plaats van Von Kleist in de Duitse romantiek na Goethe. Het ligt in de bedoeling in de toekomst auteurs uit te nodigen voor het vervaardigen van libretti, waarbij het oog van uitgever en stichting gericht is op een hoge kwaliteit van de teksten. Wanneer de zo verworven teksten de moeite waard blijken, zullen ze eveneens door ‘Operatief’ worden uitgevoerd op het toneel.
Ferrons Aan de Wannsee is verkrijgbaar in de boekhandel en kost ƒ 12,90.
GvB
| |
Homerus, Goethe, Mulisch
Onder de titel ‘Sporen van de Dichter. Invloed van Homerus sinds Tachtig’ publiceerde Rudi van der Paardt onlangs een boeiend overzicht van de invloed van Homerus op de moderne Nederlandse literatuur (Literatuur 3 [1986], p. 170-176). Na een flink aantal voorbeelden komt Van der Paardt tenslotte uit bij wat hij noemt ‘de kroon op het gebied van Homerische “tekstverwerking”’ (p. 175), Harry Mulisch' Het stenen bruidsbed. In deze na-oorlogse ‘classic’ klinkt de Ilias door aldus Van der Paardt, en dat blijkt ondermeer uit het voorkomen van een aantal namen die vanuit deze optiek een functionele interpretatie toelaten. ‘Norman Corinth’ is er een van, het is - zoals bekend - de naam van Mulisch' hoofdfiguur. ‘Norman Corinth is zowel vernietiger (Noorman) als slachtoffer (Corinthe is hét symbool van een
| |
| |
grondig verwoeste stad; werd in 146 v. Chr. door de Romeinen met de grond gelijk gemaakt)’ (p. 175).
Het verband tussen de persoonsnaam ‘Corinth’ en de plaatsnaam ‘Corinthe’ kan ook worden gelegd via een geheel andere tekst waarop Mulisch (mogelijk) varieerde. Via een ballade van Goethe namelijk, geschreven 4-6 juni 1797, met als titel ‘Die Braut von Korinth’ (verschillende edities). G. Knuvelder typeert het gedicht als ‘de eerste vampiergeschiedenis in de literatuur’ (Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, deel 3, 6e druk, 's-Hertogenbosch 1977, p. 57), waarna Byron er vervolgens de oorzaak van was dat het vampirisme in de literatuur een modeverschijnsel werd. Is het toeval dat Corinth naar Dresden terugkeert om er een tandartsencongres bij te wonen en dat ook verder het ‘tanden’-motief zo'n opvallende plaats inneemt in Het stenen bruidsbed? Vergelijk bijvoorbeeld Hella Viebahn, Corinths tegenspeelster, van wie we reeds tijdens haar eerste optreden vernemen dat ze ‘een gouden kettinkje met een melktand er aan’ (H. Mulisch, Het stenen bruidsbed, 25e druk, Amsterdam 1976, p. 17) om haar hals draagt. Wie neemt de moeite beide teksten eens wat nauwkeuriger met elkaar te vergelijken?
W. van Anrooij
| |
Nieuwtjes
□ Het boekenweekgeschenk 1987 zal geschreven worden door Tessa de Loo. Daarmee breekt de cpnb met een traditie die wilde dat daarvoor steeds een gevestigd auteur werd uitgenodigd met reeds enkele werken op zijn of haar naam. Na haar debuut, De meisjes van de suikerwerkfabriek, zal nu een tweede boek van Tessa de Loo bij De Arbeiderspers verschijnen onder de titel Meander. Het is aangekondigd voor dit najaar.
□ De Nijmeegse hoogleraar Kees Fens is onlangs benoemd tot buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Hij werd daarmee opvolger van de in 1985 overleden hoogleraar Garmt Stuiveling.
□ In mei van dit jaar verscheen als voorpublikatie een fragment uit Minder dan niks van de auteur Bret Easton Ellis, een debuut dat bij Bert Bakker zal verschijnen. Het betreft het eerste deeltje van een reeks voorpublikaties van werk van Nederlandstalige of vertaalde auteurs waartoe het initiatief werd genomen door Libris. De serie verschijnt onder de titel Libris-verhaal van de maand en zal fragmenten bevatten uit romans, verhalenbundels, poëziebundels of kinderboeken die ongeveer een maand later volledig in de boekhandel verkrijgbaar zullen zijn. De bedoeling van Libris is dat de potentiële koper een indruk kan krijgen van de auteur en diens produkt. Op de achterkant van elke voorpublikatie zal daarom informatie over de auteur en diens werk worden opgenomen. Na Bret Easton Ellis zal aandacht worden besteed aan de poëzie van Elly de Waard. Het Libris-verhaal van de maand is verkrijgbaar bij de Librisboekhandels voor ƒ 0,50.
□ Voor Boek en Plaat vervaardigde Maarten 't Hart een jubileumboekje onder de titel De nagapers. Het boekje komt niet in de handel, maar is uitsluitend bestemd als cadeau voor leden van Boek en Plaat ter gelegenheid van het twintigjarig jubileum. Peter van Straaten verzorgde het omslag.
□ Het Davidsfonds looft een prijs uit voor een oorspronkelijke onuitgegeven roman. De prijs bedraagt Bfr. 100.000; daarnaast is er een premie van Bfr. 35.000. De bekroonde roman zal door het Davidsfonds worden uitgegeven. Manuscripten dienen voor 15 december 1986 in vijfvoud ingediend te worden bij het Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79, 3000 Leuven. Aan dit adres kan men ook nadere informatie krijgen omtrent de prijsvraag.
□ Op 6 september 1986 is de jaarlijkse Poëziedag in het Belgische Blankenberge. Het thema is dit jaar ‘muziek’ in de ruimste zin van het woord. De Kofschip-Kring zal bij deze gelegenheid een bloemlezing uitgeven onder de titel Poëzie Concertante.
Suggesties voor deze rubriek aan: Instituut voor Neerlandistiek Spuistraat 134, kamer 456 (afd. DNL), 1012 VB Amsterdam, tel. 020-5254718
|
|