| |
| |
| |
Het album Pandora van Jan Six, een 17e-eeuws poesie-album
George Möller
George J. Möller (1954) is als neerlandicus afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam, met als hoofdrichting letterkunde van de renaissance.
Elk meisje in de leeftijd van circa zeven tot veertien jaar heeft wel een poesiealbum gehad. Zo'n album waarin haar ouders, broers, zusters en natuurlijk ook haar vriendinnen een versje schreven, vergezeld van een paar plaatjes of een tekening. Dat album werd jarenlang gekoesterd als een kostbaar kleinood, verlucht met de bij de boekhandel gekochte plaatjes. De meeste versjes waren gelicht uit het grote arsenaal van albumgedichtjes, waarbij vaak slechts de naam van het meisje ingevuld diende te worden. Een wat meer creatief familielid maakte natuurlijk zelf een gedichtje. Het verzamelen van die versjes in dit album hield plotseling op, als het meisje te oud werd voor dit toch ‘kinderlijke’ spel, zo ongeveer in de overgangsjaren van lagere school naar voortgezet onderwijs.
Wat voor deze meisjes een spel met versjes was, is voortgekomen uit een eeuwenoude traditie, stammend uit de tijd van de reformatie en de opkomst van de universiteiten in West-Europa. Alleen waren de albumbezitters toen geen meisjes, maar jonge mannen. In hun studententijd, vaak doorgebracht aan verschillende universiteiten, verzamelden zij in hun album amicorum (vriendenalbum) de blijken van vriendschap en genegenheid van hun medestudenten en leraren. De teksten in die alba bestonden vaak uit een spreuk uit de bijbel of een citaat van een auteur uit de klassieke oudheid. Als de schrijver van de albumbijdrage van adel was, dan voorzag hij zijn vers ook nog van een afbeelding van zijn wapenschild en zijn devies of wapenspreuk. Veel alba hadden voorgedrukte wapenschilden, waarin het wapen door een speciale wapenschilder werd ingekleurd.
Het veelvuldig gebruik van afbeeldingen van wapenschilden in de diverse alba wijst op een herkomst uit adellijke kringen. Edelen verzamelden, deels waarschijnlijk uit ijdelheid, deels uit liefde voor de heraldiek, in een Adelsboek de wapenschilden en deviezen van hoge edelen. Doordat de universiteiten in de middeleeuwen en daarna ook nog, veelal verbonden waren aan hofkringen van vorsten en hoge edelen, kon het gebruik van dit adelsboek zich verder verspreiden onder de bezoekers van de universiteiten. Als zij niet van adel waren, werd de plaats die het wapen en de spreuk in het album innam, minder belangrijk en vaak vervangen door een tekst uit de bijbel of de klassieken.
De gewoonte van het verzamelen van gedichtjes, spreuken en wapenschilden in het album amicorum is lang een traditie geweest onder studenten en geleerden, maar ook onder andere beroepsgroepen, zoals muzikanten, schilders en handwerkslieden. In de 17e eeuw verbreidde het album zich in Duitsland al over de gymnasia. Meestal eindigden de alba aan het einde van de studententijd, als de student de reis naar huis begon. Thuis kon hij dan laten zien met welke studenten hij contact had gehad en welke hooggeleerde professoren een versje, meestal in het Latijn, in zijn album hadden geschreven.
Het album amicorum is tot nu toe nog niet vaak gebruikt als bron bij cultuurhistorisch en literair-historisch onderzoek. Bestudering van een album maakt het mogelijk de kring van personen rondom de album-eigenaar te reconstrueren, de vriendschapsrelaties te achterhalen en zo wellicht een idee te krijgen van het morele klimaat, de omstandigheden waarin men met elkaar verkeerde.
Met name als een album gedurende een lange periode van iemands leven in gebruik is geweest voor het verzamelen van bijdragen van vrienden en bekenden, kan het een boeiende bron van informatie zijn. Een voorbeeld hiervan is het album Pandora van de Amsterdamse dichter en magistraat Jan Six (1618-1700). Zijn album bevat onder meer vier gedichten van Vondel, twee tekeningen van Rembrandt, twee gedichten van Jan Vos, twee van Antonides vander Goes en nog enkele zeer interessante bijdragen.
Het album van Six beslaat een zeer lange periode van diens leven. Six begon met het verzamelen van bijdragen in 1651 en de laatste inscriptie dateert zeker uit 1686, wellicht zelfs nog iets later. Toen Six met zijn album begon, was hij 33 jaar en had hij zijn studententijd al achter de rug. Gedurende een periode van ruim 35 jaar heeft hij, met onderbrekingen, in zijn album Pandora de gulle gaven van vrienden en bekenden verzameld.
Six' album bevat in totaal 21 geschreven bijdragen en 11 bladen met tekeningen, plus nog enkele los in het album liggende bijdragen. Bestudering van het album van Six biedt, gezien de lange periode waarin het album in gebruik is geweest, de mogelijkheid de vriendschapsbanden die Six had te achterhalen.
In dit artikel wil ik laten zien welke band Six had met een paar bekende tijdgenoten, wat daarvan de neerslag was in het album en op welke manier informatie uit een album amicorum inzicht geeft in de bezitter van dat album.
| |
Jan Six
Wie was Jan Six, van wie we het uiterlijk zo goed kennen door het schitterende portret dat Rembrandt in 1654 van hem maakte? Six stamde uit een uit het Waalse St. Omer afkomstige emigrantenfamilie, die zich op het einde van de zestiende eeuw in Amster- | |
| |
collectie six, amsterdam. foto art promotion amsterdam bv
Rembrandt, Jan Six, 1654
dam had gevestigd. De familie verwierf zich een zekere welstand in de lakenen zijde-industrie. Jan werd geboren in 1618, enkele maanden na het overlijden van zijn vader. Zijn moeder, Anna Wymer, kreeg nu de leiding over het familiebedrijf. Het succes in zaken stelde haar in staat haar twee zoons Jan en Pieter een voortreffelijke opvoeding en opleiding te geven. Beiden studeerden rechten en Jan sloot zijn opleiding, traditiegetrouw, af met een reis te paard naar Italië. Deze Grand Tour was een normale afsluiting van de opleiding van jonge mannen uit de gegoede burgerij in die tijd.
Jan hield zich na zijn studie verder bezig met het familiebedrijf, maar de dood van zijn neef Willem in 1652 maakte een einde aan de familiaire samenwerking, waarna Pieter en Jan zich uit het bedrijf terugtrokken. Toen Anna Wymer in 1654 overleed liet zij haar twee zoons een enorm vermogen na, zowel in geld als in bezittingen, zoals huizen en landerijen. De belastingaanslag over de erfenis vonden de twee broers echter veel te hoog. Zij tekenden bezwaar aan tegen de schatting van het vermogen op ƒ 450.000, -. Naar hun mening was de erfenis ‘slechts’ ƒ 343.000, - waard. De gebroeders Six leefden werkelijk in de Gouden Eeuw! Jan ontpopte zich al jong als een verwoed boeken- en kunstverzamelaar. Zijn bibliotheek, die ruim 1900 nummers bevatte, kennen we dankzij de bewaard gebleven veilingcatalogus. Six bezat vele literaire werken van Franse, Italiaanse en Nederlandse auteurs, naast plaatwerken op het gebied van de teken- en etskunst en de architectuur. Zijn liefde voor de dichtkunst blijkt ook uit zijn eigen literaire activiteiten. De meeste bekendheid heeft Six gekregen met zijn treurspel Medea, dat op 24 oktober 1647 op de Amsterdamse schouwburg was opgevoerd en in 1648 bij Jacob Lescaille in druk was verschenen. Rembrandt etste de titelpagina, voorstellende de bruiloft van Jason en Creüsa. Jan Six had de stof van het klassieke treurspel naar eigen inzicht bewerkt, waarbij hij overigens wel trouw was gebleven aan het Senecaanse model van het streng-klassieke treurspel (in het tweede bedrijf is zelfs één toneel geheel vertaald). Bij de uitwerking van de figuur van Medea week Six echter af van de klassieke overlevering, omdat hij, zoals hij in de Voorrede aangaf: ‘geen Verwarde spyse wilde opdisschen’. Six vond zichzelf te veel realist om Medea als tovenares af te beelden en hij voelde medelijden met haar, onverdiend door Jason verstoten, zodat hij haar ten opzichte van de toeschouwers
niet antipathiek wilde voorstellen.
In 1654 volgde het blijspel Onschult, dat overigens pas in 1662, zonder de naam van Six, in druk verscheen. De stof voor deze komedie had hij ontleend aan het tweede deel van Mateo Alemans roman Guzman de Alfarache. Voorts kennen we van Six nog een aantal verspreide gedichten, onder meer in de bekende bundel Verscheyde Nederduytsche Gedichten uit 1651 en in het tweede deel van deze bundel dat in 1653 verscheen. Ook was Six actief op het gebied van de neolatijnse dichtkunst, hij had literaire contacten met
collectie six, a'dam. foto art promotion a'dam bv
Rembrandt, Medea of de bruiloft van lason en Creüsa, 1648
| |
| |
Broekhuizen en Petrus Francius. De laatste schreef in het album Pandora van Six een Latijnse ode op diens buitenverblijf Elstbroek te Hillegom. Six zelf schreef in zijn eigen album een Latijns gedicht op de gedichten van Francius. Tenslotte kennen we van Six een groot aantal chronogrammen, tijddichten; 4 in het Nederlands, 4 in het Italiaans en ruim 200 in het Latijn.
collectie six, a'dam. foto art promotion a'dam bv
Het album Pandora
| |
Pandora
Op de perkamenten band van het album van Six staat in sierlijke letters de naam Pandora geschreven, met daaronder het jaartal 1651. In het album ligt een los strookje papier met daarop een korte Franse tekst, in het handschrift van Jan Six, waarop staat dat de goden Pandora verrijken met hun gaven, om haar aangenaam te doen stemmen voor de mensen. Hierbij ligt ook nog het fragment van een olieverfschilderijtje, voorstellende een naakte Pandora met een vaas in haar linkerhand, omringd door fragmenten van goden, die haar geschenken aanbieden.
In de 17e eeuw was de Pandora-mythe nog een ‘hemelse’ mythe. Pandora werd in die tijd veelal gezien als een ontvangster van de gulle gaven van de goden op de berg Olympus en niet als de brengster van het kwaad over de aarde, zoals wij haar tegenwoordig nog kennen. Op gravures en etsen in de 17e eeuw zien we altijd het ‘hemelse’ moment uit de mythe afgebeeld, in plaats van het moment waarop Pandora op de aarde de doos opent en zo alle plagen over de wereld verspreidt. Ook het fragment van het olieverfschilderij dat in het album van Six ligt, geeft het eerste deel van de mythe weer. Het schilderijtje is gekopieerd naar een gravure van Cornelis Bloemaert.
Bloemaerts gravure komt voor in een Frans boek, in 1655 in Parijs uitgegeven: Michel de Marolles, Tableux du temple des muses [...]. Hoogstwaarschijnlijk heeft Six dit boek gekend. Het stukje Franse tekst kunnen we namelijk terugvinden in dit boek, in het hoofdstuk dat handelt over de Pandora-mythe. Six heeft de Franse tekst, gedeeltelijk in eigen woorden opgeschreven op een strookje papier en gevoegd bij het gekopieerde fragmentje van het schilderij.
De naam Pandora in de 17e eeuw geeft dan ook aan dat we het album van Six moeten zien als een album waarin de gulle gaven van vrienden en bekenden verzameld werden, zoals de godin Pandora op de berg Olympus de giften van de andere goden verzamelde.
| |
Rembrandt
Rembrandt, die gedurende een aantal jaren de beschermeling van Jan Six was, maakte in 1652 twee tekeningen in het album Pandora. Op fol. 40r. tekende hij met de rietpen en roetbruin ingekleurd, een voorstelling van de dichter Homerus, die zijn verzen voordraagt. Onderaan signeerde de kunstenaar: Rembrandt aen Joannus Six. 1652. Uit het feit dat Rembrandt Six bij zijn voornaam aansprak, is wel eens geconcludeerd dat hun verhouding verder ging dan die tussen kunstenaar en opdrachtgever. De keus van het onderwerp, Homerus die zijn verzen voordraagt, kan gezien worden als een eerbetoon aan de dichter Jan Six, die enkele jaren daarvoor gedebuteerd had met de tragedie Medea, waarvoor Rembrandt de titelpagina etste.
Een blad verder in het album Pandora maakte Rembrandt een pentekening, voorstellende Anna Wymer, de moeder van Jan Six, afgebeeld als Pallas Athene in haar werkkamer. Door An-
foto koninklijke bibliotheek den haag
C. Bloemaert, Pandora. Gravure in: M. de Marolles, Tableaux du temple des muses [...], Paris 1655
| |
| |
na Wymer af te beelden als de godin van de wijsheid, eerde Rembrandt de vrouw die zo veel jaren het familiebedrijf met veel succes had geleid.
Dit waren niet de eerste blijken van artistiek contact tussen Rembrandt en de familie Six. In 1641 had de schilder al een portret gemaakt van Anna Wymer en in 1645 maakte Rembrandt een ets die de geschiedenis zou ingaan onder de naam mosterd-ets. De ets, ook wel genaamd ‘Het bruggetje van Six’, zou ontstaan zijn uit een weddenschap tussen Six en Rembrandt. De kunstenaar zou het bruggetje rechtstreeks op de plaat hebben geëtst, binnen de tijd die een bediende van Six nodig had om in het naburige dorp mosterd voor bij de maaltijd te halen. Rembrandt bezocht Six op een van diens buitenverblijven. Natuurlijk won de schilder de weddenschap, zoals de historie ons wil doen geloven. Maar feitelijk en topografisch klopt het verhaal niet. In 1645 bezat Six nog geen buitenverblijf en de ets laat een vergezicht op Ouderkerk zien, vanaf de oever van de Amstel.
Twee jaar later, in 1647, maakte Rembrandt een schitterende ets, voorstellende Jan Six in zijn studeerkamer. Rembrandt had verschillende voorstudies gemaakt, die gelukkig allemaal bewaard zijn gebleven. Uit deze voorstudies krijgen we een goede indruk van de werkwijze van de kunstenaar en diens verhouding met de opdrachtgever. We kunnen eruit opmaken dat Six één bepaalde voorstudie waarschijnlijk afkeurde. Hij stond daar afgebeeld met een konijn (?) in de armen, een hond die tegen hem opsprong en een vogelkooi op de tafel achter hem. Six vond het tafereel wellicht wat al te huiselijk en zag zichzelf liever geportretteerd als minnaar van de schone kunsten en letteren. De definitieve versie van de ets werd dan ook aangepast. Daar staat Six, geleund in een open venster, met een stuk papier in zijn handen. De stapel boeken en het half zichtbare schilderij onderstrepen de intellectuele uitstraling van de dichter.
De bijdragen van Rembrandt in het album vormden de neerslag van een
collectie six, a'dam foto art promotion a'dam bv
Rembrandt, Homerus draagt zijn verzen voor. Pandora fol. 40r., 1652
foto rembrandthuis, a'dam
Rembrandt, Het bruggetje van Six, 1645
collectie six, a'dam foto art promotion a'dam bv
Rembrandt, Jan Six aan het venster, 1647
collectie six, a'dam foto art promotion a'dam bv
Rembrandt, Anna Wymer als Pallas Athene. Pandora fol. 41r., 1652
reeds jaren bestaande relatie tussen de kunstenaar en Jan Six. Six heeft Rembrandt in die jaren zelfs eens ƒ 1000, - geleend.
Hun relatie bereikte een artistiek hoogtepunt in het schitterende portret dat Rembrandt in 1654 van Six maakte. Dit portret staat bekend onder de naam ‘Burgemeester Jan Six’. In 1654 was Six echter nog geen burgemeester. Hij werd pas in 1691, op 73-jarige leeftijd tot het hoogste ambt geroepen, na voorheen met een aantal mindere regeringsbaantjes genoegen genomen te hebben. Op het portret zien we Jan Six in gedachten staan, op het moment dat hij de deur uit wil gaan, de linkerhandschoen aantrekkend en de rode mantel
| |
| |
over de linkerschouder geslagen. Rembrandt moet zijn ‘vriend’ zo vaak gezien hebben. Waarschijnlijk heeft hij Six ouder afgebeeld dan deze toen werkelijk was. In 1654 was Six 36 jaar oud. Op een vijf jaar eerder gemaakt portret zien we Jan Six echter als de jongeling afgebeeld, waarop Vondel doelde in zijn gedichtje in het album Pandora (zie hieronder).
| |
Vondel
Ook Vondel was goed bevriend met Jan Six en zijn familie. Dat blijkt onder meer uit de vier bijdragen die hij leverde voor het album Pandora. In het album schreef Vondel, waarschijnlijk nog vóór het huwelijk van Six met Margaretha Tulp, een klein gedicht op diens portret. Helaas weten we niet met zekerheid welk schilderij Vondel voor ogen heeft gehad, toen hij zijn gedichtje schreef. Hoogstwaarschijnlijk doelde de dichter niet op het beroemde portret van Six, van de hand van Rembrandt. Vondel spreekt in zijn gedicht immers over Six als jongeling, terwijl Rembrandts portret hem toont als een man van middelbare leeftijd. Het is echter heel wel mogelijk dat Vondel een portret van Six heeft gezien, gemaakt door de Vlaamse schilder Wallerand Vaillant in 1649, waarop Six juist wel als jonge man staat afgebeeld.
De tweede tekst van Vondel in het album van Six, getiteld Danckoffer Aen den E. Heere Joan Six, is nogal merkwaardig. Het is een vrij lang gedicht van 82 regels, waarin Vondel zijn jonge vriend bedankt voor het fruit en vlees dat Six hem heeft gestuurd vanuit zijn buitenverblijf Elstbroek te Hillegom. Six heeft het papier met het handschrift van Vondel, in de originele briefvorm met het adres op de voorzijde, in zijn album geplakt. Vondel moet Six ongetwijfeld bezocht hebben op diens landgoed, gezien de gedetailleerde beschrijvingen van de omgeving:
Hier leeft hij [Six] in zijn element,
Die lust schept in het onderzoeken
Van kunst en uitgeleerde boeken;
En, als het leven hem verdriet,
Het hart verkwikt met zijn Margriet,
En leidt ze, die hem kon verleiden,
Door boomgaard, hof, en duin en weiden;
Terwijl de leeuw'rik kwinkeleert,
Hij haar zijn veldgedicht vereert,
Dat zij vergoedt met spel en zingen
Daar 't wild in duin op schijnt te springen,
Te huppelen door veld en gras,
Hij biedt dat mondje zijn gewas,
En ooft, en drukt het aan de tippen
Der honigzoete en lieve lippen,
Zo rood als d'appel, die zo kies
De jonge tulp ter ere wies.
Kon six zijn weelde en rijkdom vatten,
Hij ruilde niet met Kresus' schatten
Zijn hofstede, en gerusten staat.
collectie six, a'dam. foto art promotion a'dam bv
A. Dortsman, tekeningen in het album Pandora, fol. 145r., mei 1666
Vondel weet eigenlijk niet goed hoe hij zijn vriend moet bedanken voor het ooft en wiltbraad en hij eindigt zijn gedicht dan ook met de woorden: De hemel zette u dit betaald. Eigenlijk zegt Vondel hier: ik kan u niet bedanken, alleen de hemel kan dat.
Jan Six verbleef veelvuldig op zijn buiten Elstbroek te Hillegom. Zijn vriend Petrus Francius, hoogleraar Grieks en Welsprekendheid aan het Amsterdamse Atheneum Illustre, bezocht hem daar ook in het voorjaar van 1672 en schreef bij die gelegenheid een Latijnse Ode op Elstbroek in het album Pandora.
Six bezat ook nog een buitenverblijf genaamd Ymond, aan het Diemermeer. En of dat allemaal nog niet ge- | |
| |
noeg was, liet hij in april 1666 de Vlissingse bouwmeester Adriaan Dortsman een ontwerptekening maken voor een groot buitenhuis. Hierbij ligt los in het album een uitgeknipte plattegrond van een grote tuinaanleg, met sterrebossen, vijvers, lanen, perken en bomen. Het zou een enorme tuin moeten worden, afgaande op de afmetingen die aangegeven staan op de achterzijde van de plattegrond. De bouwmeester Dortsman tekende in totaal 7 bladen met architectonische ontwerpen in het album van Six in 1666 en 1667. In diezelfde tijd ontwierp hij ook het huis van Six aan de Amsterdamse Herengracht, waar deze tot aan zijn dood in 1700 bleef wonen. De jonge Dortsman werd in 1667 benoemd tot bouwmeester van de Ronde Lutherse Kerk te Amsterdam. Zijn affiniteit met koepels zien we ook terug in het album Pandora, waarin hij een ontwerp maakte voor een koepelbouw.
| |
Jan Vos
De Amsterdamse dichter en glazenmaker Jan Vos schreef twee bijdragen in het album van Six. De twee dichters zullen elkaar ongetwijfeld ontmoet hebben toen Vos regent was van de Amsterdamse schouwburg, waar de twee toneelstukken van Six zijn opgevoerd. In juli 1647 werd Vos voor de eerste keer benoemd tot regent van de schouwburg. Bij die gelegenheid schreef hij in het album van Six een gedicht, dat wel is opgevat als een dankdicht: Aen Joan Six toen ik hooft van de Schouburg wierdt. In het gedicht somde Vos op waartoe hij nu als hoofd van de schouwburg allemaal in staat zou zijn:
Vraagt gij, o Six! wat ik kan maken.
nu ik voor hoofd ter Schouwburg ga?
ik bouw er hemelhoge daken.
ik kies, alleen door mijn gena,
meer keizers dan de zeven keuren,
die in 't beroemd Germanje zijn,
gij kunt mij staag rechtvaardig speuren,
hier meng ik most en ginds venijn.
Ik heb de rijken in mijn handen
nu zet ik hoofden voor 't gevecht,
'k ontwring de felle dwingelanden,
de schenners van het heilig Recht,
de parelrijke scepterstaven,
en geef ze met hun gouden kroon,
aan d'allerminst van hunne slaven.
De deugd verkrijgt in 't end haar loon.
(vs. 1-16)
Toen op 24 oktober 1647 het toneelstuk Medea op de Amsterdamse schouwburg werd opgevoerd, was Vos al enkele maanden hoofd van de schouwburg. Onder zijn regie zou het toneelstuk zijn opgevoerd.
| |
Antonides vander Goes
Jan Six had vele literaire contacten, onder meer met de jonge dichter Antonides vander Goes. Op 23 november 1671 schreef hij het volgende erotische gedicht in het album van Six:
Koralen, die om 't poes'le kropje speelt
Van Rozemond, en streelt die malse wangen,
En kust den hals van dat aanminnig beeld,
En ziet omlaag de lieflijke appels hangen
Des boezems, wit als sneeuw, die d'Alpen dekt;
Gelukkige, de wegen staan u open:
Gaat heen, daar u die blanke Noordstar trekt.
Het staat u vrij mijn kerker nu t'ontlopen.
Maar als gij weer moogt dart'len buiten toom,
En rollen langs die heuv'len op en neder,
Zo moet mijn hand u raken zonder schroom,
Of gij omhelst uw Rozemond nooit weder.
Doch zo zij steelsgewijze eens lager tast,
En komt zij eens onwetende aan te raken
Het levend sneeuw van dat gezield albast,
Dat Goden zelfs in liefde zou doen blaken:
Zo moet gij mij voor ongena behoên.
Zo waarlijk moete u Rozemond ontvangen.
Wanneer gij keert, met een onnoos'len zoen,
En als voorheen op haren boezem hangen.
Vander Goes schreef dit gedicht waarschijnlijk voor zijn latere vrouw Suzanne Bormans, de dochter van de predikant Petrus Bormans, met wie hij in 1678 trouwde. Voor dezelfde Rozemont schreef Vander Goes ook het sonnet waer schuilt gij, Rozemont, in dicht gegroeide linden.
Antonides schreef ook nog een lang gedicht op het buitenverblijf Ymond van Jan Six, in diens album, op 1 mei 1672. Uit de gedetailleerde beschrijvingen kunnen we opmaken dat hij Six op zijn buitenverblijf heeft bezocht. En Antonides wacht hoopvol de ‘wasdom’ af van Ymond, om te zijner tijd ‘een strael te scheppen uit dat licht’, dat wil zeggen, zich dichterlijk te laten inspireren door de prachtige natuur.
Op fol. 164r., het laatste blad van het album dat beschreven is, schreef de Amsterdamse burgemeester Henrik Hooft het volgende gedichtje in een bijna onleesbaar handschrift:
Geschreven reden zijn maar int,
gesproken woorden enk'le wind,
die dát niet ziet, is maar een kind
Tenminste 't leit zo bij uw vrind
Het is een curieus gedichtje, waarin Hooft bovendien flink heeft zitten knoeien en wijzigen. Het verwoordt het in de zeventiende eeuw zo vaak uitgedrukte besef van de ijdelheid der menselijke strevingen: geschreven woorden zijn slechts inkt, gesproken woorden alleen maar lucht. Wie dat
| |
| |
collectie six, a'dam foto art promotion a'dam bv
Elias Noski, kalligrafie in het album Pandora, 18 januari 1666
niet ziet is óf een kind óf buitengewoon stekeblind. Zo is het tenminste gesteld bij uw vriend Henrik Hooft (die daarmee een gepaste bescheidenheid laat blijken). Hooft en Six zullen veelvuldig met elkaar te maken hebben gehad, gedurende de vele jaren dat beiden deel uitmaakten van de Amsterdamse magistratuur. Six droeg aan Henrik Hooft zijn lange gedicht Muiderberg op, waar hij al in 1672 aan werkte en dat in 1679 opgenomen werd achter de tweede druk van het toneelstuk Medea.
| |
Kalligrafie
Het album van Jan Six bevat ook een aantal kalligrafische bijdragen. Kalligrafie, de kunst van het schoonschrijven, werd in de 16e en 17e eeuw wel beschouwd als de tiende Muze. Het was een tot kunst verheven vorm van spel met het handschrift. Een prachtig voorbeeld van dit spel is de kalligrafische bijdrage van de schoonschrijver Elias Noski. Hij vulde één blad van het album met een zeer ingewikkelde pennehaal, waarin de letters joan six a.h. te herkennen zijn. Boven en onder aan het blad zijn deze letters herhaald, ditmaal met goud gekleurd.
Elias Noski was een uit Bohemen afkomstige steenschrijver en kalligraaf, die aan de Amsterdamse Lauriergracht zijn atelier had. In een brief, gedateerd 30 april 1666, bood hij de Amsterdamse burgemeesters zijn diensten aan, om de inscripties voor het nieuwe stadhuis te verzorgen. Hij begon zijn brief met de pregnante woorden: U.E. Groot. Achtb. is volkomen wel bekent dat d'edele schrijfkonst oorspronckelijck is uijt den hemel.
Ook de kalligraaf Daniël de Lange toonde in het album van Six een proeve van zijn kunnen. Wellicht is het opschrift Pandora met het jaartal 1651 ook van zijn hand. Van Daniël de Lange is niet veel bekend, ook is niet te achterhalen hoe hij in contact kwam met Jan Six. Wel kennen we van Vondel een gedichtje op zijn portret:
Op d'edele schrijfkunst van De Lange
Dit is de Lange, indien ick 't aenzicht ken.
Wie schreef zijn' naam oit schooner met zijn pen?
De Lange schrijft de beste in 't landt.
Is 't vreemt? Minerve trekt zijn handt.
De schoonschrijver Michiel Komans sprak in zijn gedichtje in het album van Six over het album Pandora als Konstkamer en konstprieel. Hij kon dan ook terecht spreken over een kunstkamer, want het album bevatte, toen Komans in 1678 zijn gedichtje schreef, de tekeningen van Rembrandt, twee tekeningen van de onbekende Soryou, de architectonische ontwerpen van Dortsman en ook al vele gedichten en kalligrafische bijdragen. Maar al in 1651, toen twee gedichten uit het album van Six in druk verschenen (het gedicht van Jan Vos bij zijn benoeming tot hoofd van de schouwburg en een gedicht van G. Brandt voor zijn toekomstige vrouw Suzanne van Baerle) werd van het album van Six al gezegd dat het een kunstboeck was. Six was zelf een van de samenstellers van deze dichtbundel Verscheyde Nederduytsche gedichten en had ook een aantal van zijn eigen gedichten erin opgenomen. Wellicht beschouwde hijzelf zijn album amicorum Pandora ook meer als een kunstboek, hoewel het album in 1651 nog niet veel bijdragen bevatte.
Het album van Six geeft een goede indruk van de talloze contacten die Six gedurende een lange periode met allerlei kunstenaars en dichters heeft onderhouden. Die contacten lopen van 1651 tot zeker 1686. Ik heb hier een paar van deze contacten eruit gelicht, om te laten zien hoe de relatie met Six is ontstaan en bestendigd werd in gedichten, tekeningen en kalligrafische bijdragen in het album. Bestudering van het album amicorum biedt de mogelijkheid om wat meer te weten te komen over de albumeigenaar en gegevens die al uit andere bronnen bekend zijn, in een breder perspectief te plaatsen. Het album van Six biedt daartoe bij uitstek de mogelijkheid. Juist ook de diversiteit van de bijdragen - kalligrafie, gedichten, tekeningen, architectonische ontwerpen - maakt het album van Six tot een uniek album amicorum. Daarnaast duidt overigens het verschil in kwaliteit tussen de verschillende bijdragen erop, dat Six een aantal malen niet al te kieskeurig is geweest. Desondanks vormt het album een web van culturele en persoonlijke relaties, met de dichter-magistraat als middelpunt. De ene keer als liefhebber van de dichtkunst, dan weer als Amsterdams magistraat of als kenner van de tekenkunst en de architectuur.
| |
Literatuuropgave
Over alba amicorum en poëzie-album: Het standaardwerk is nog steeds, bij gebrek aan beter: Keil, R. und R., Die Deutschen Stammbücher des sechzehnten bis neuzehnten Jahrhunderts (...). Berlin, 1893. Over het album Pandora van Jan Six zie mijn overzichtsartikel: ‘Het album van Jan Six (1618-1700) in: Jaarboek Amstelodamum 77, 1984. Over Jan Six en Rembrandt: Bille, C., ‘Rembrandt and Burgomaster Jan Six. Conjectures as to their relationship’. In: Apollo. Magazine of arts, april 1967, p. 259-266. Over Jan Six als dichter: Es, G.A. van, ‘In de schaduw der groten’. In: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel V, p. 183-205. 's-Hertogenbosch, 1952. Over Jan Six en Adriaan Dortsman: Kuyper, W., Dutch classical architecture. A survey of Dutch architecture, gardens and Anglo-Dutch architectional relationship from 1625 to 1700. Delft, 1980, p. 174-177. Over Grand Tour: Frank-van Westreenen. A., De Groote Tour. Tekening van de educatiereis der Nederlanders in de zeventiende eeuw. Amsterdam, 1983. |
|