| |
| |
| |
Nieuws
September-Boonmaand
In de maand september van dit jaar zal in Roosendaal een reeks activiteiten plaatsvinden rond de auteur Louis Paul Boon. De manifestatie speelt zich af rond een tentoonstelling van cartoons van Boon in het Tongerlohuis in Roosendaal. Voor het eerst zullen hier zo'n zestigtal originele ‘carboontjes’ bij elkaar gebracht worden die Boon oorspronkelijk voor het dagblad Vooruit tekende. De initiatiefnemer, Theo Claessen, heeft Willem M. Roggeman bereid gevonden de tentoonstelling op zondag 2 september om 16.00 u. te openen.
Een ander onderdeel van de Boonmaand vormt de vertoning van de film Menuet van Lili Rademakers in het Roosendaalse filmhuis op 20 september (aanvang 20.00 u.). Voorts zullen enkele lezingen worden verzorgd: Paul de Wispelaere zal op 27 september in het Norbertuscollege spreken over De bende van Jan de Lichte (aanvang 20.00 u.) en in het Gertrudis Lyceum zal op een nader te bepalen tijdstip een voordracht worden gehouden over De Kapellekensbaan.
In de Centrale Bibliotheek van Roosendaal wordt met medewerking van De Arbeiderspers en enkele verzamelaars een tentoonstelling ingericht van werk van Louis Paul Boon. Er wordt naar gestreefd om nog in diezelfde maand een themanummer over Boon te doen verschijnen van het tijdschrift van de plaatselijke rederijkerskamer De Klaproos. De ‘carboontjes’ en de film Menuet zullen in oktober in Schijndel (N.-Br.) opnieuw te zien zijn. In de stadsbibliotheek aldaar zal de tentoonstelling van de cartoons ‘geprolongeerd’ worden.
Voor nadere informatie over deze Boonmanifestatie kan men zich wenden tot de organisator van de Boonmaand: Theo Claessen, Elisadonk 129, 4707 EH Roosendaal (tel. 01650-35684).
GvB
| |
Albert Westerlinck en Piet van Aken
De Vlaamse essayist Albert Westerlinck, hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Dietsche Warande en Belfort is op 11 mei jl. op 70-jarige leeftijd overleden te Kasterlee in de Antwerpse Kempen.
Albert Westerlinck was het pseudoniem van priester José Aerts, hoogleraar in de Nederlandse en vergelijkende literatuurgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij was ook jarenlang voorzitter van de Vlaamse afdeling van de Conferentie der Nederlandse Letteren.
Hij werd geboren te Geel op 17 februari 1914. Hij studeerde aan het seminarie te Mechelen en promoveerde tot doctor in de Germaanse Filologie aan de K.U.L. Westerlinck begon zijn literaire carrière als dichter met religieus getinte bundels als Bovenzinnelijk Verdriet (1938), Met zachte stem (1939) en Aards en Hemels (1943). Maar hij werd vooral bekend als criticus en essayist. In Luister naar die Stem (1942) schreef hij over de dichter van Vormen. In het peripatetische Wandelen al peinzend (1960) bundelde hij enkele opstellen, terwijl Het schone geheim der poëzie een lijvige poëtica is. Louter academische studies wijdde hij aan Karel van de Woestijne en aan August Vermeylen, nl. De psychologische figuur van Karel van de Woestijne (1952) en De wereldbeschouwing van August Vermeylen (1958).
In 1962 ontving Westerlinck de Vijfjaarlijkse Prijs voor Verhandeling en Kritiek en in 1965 werd hij voor zijn totale oeuvre bekroond met de Emile Bernheimprijs. In 1972 publiceerde hij een derde bundel ‘Verzamelde opstellen’ onder de titel Mens en grens. Op 17 januari 1980 werd Westerlinck onderscheiden met de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Kritiek en Essay. Het bekroonde werk was de in 1977 verschenen studie De innerlijke wereld van Guido Gezelle. Hij vulde ook twee lijvige boekdelen met Gesprekken met Gerard Walschap. Naar aanleiding van de honderdste verjaring van het overlijden van Hendrik Conscience publiceerde hij de studie Wie was Hendrik Conscience?, waarin hij enkele belangrijke problemen en fasen uit het leven van deze beroemde Vlaamse schrijver op een boeiende en vlot leesbare manier wist toe te lichten.
Op 3 mei overleed de romanschrijver Piet van Aken, die vooral bekend werd met zijn romans en novellen over zijn geboortestreek, de Rupelstreek, gelegen ten zuiden van Antwerpen.
Piet van Aken werd in 1920 geboren in Terhagen aan de Rupel. Hij debuteerde in 1944 met één van zijn beste romans, Het hart en de klok, een waar epos over de Rupelstreek met zijn steenbakkerijen, schoorstenen en armoede. Meer en meer kreeg zijn werk een hardere, sociale inslag. Een van de hoogtepunten in zijn oeuvre is de novelle Klinkaart. Daarin beschrijft hij hoe een jong meisje op haar eerste fabrieksdag onontkomelijk haar ontluistering tegemoet gaat. Voor dit werk kreeg Piet van Aken in 1966 de driejaarlijkse Staatsprijs voor het Proza.
Klinkaart werd onlangs voor de BRT-televisie verfilmd door Patrick Lebon. De novelle werd onlangs herdrukt in de verzamelbundel De Goddemaers, waarvoor de auteur de prijs van de stad Brussel verwierf. Andere romans van Piet van Aken zijn De duivel vaart in ons, met de oorlog als onderwerp, Alleen de doden ontkomen, over de na-oorlogse periode, De wilde jaren, over jeugdmisdadigheid, en De Nikkers, dat handelt over Kongo.
In de jaren zeventig heeft Piet van Aken niets gepubliceerd. Na tien jaar afwezigheid komt Piet van Aken opnieuw in de belangstelling in 1981 met een politieke roman, De blinde spiegel, waarin hij vooral afrekent met het hedendaagse socialisme. Hij hekelt er de praktijken van zijn socialistische partijgenoten. De meeste figuren zijn duidelijk herkenbaar en het boek kwam dan ook in socialistische kringen zeer hard aan.
| |
| |
Zijn laatste werk was De hoogtewerkers uit 1982, dat opnieuw handelt over de Rupelstreek, maar nu over het verval van de streek, waar de schoorstenen en de droogloodsen verdwijnen, samen met de welvaart. Het is een beschrijving van een snel wegkwijnend industriegebied.
Willem M. Roggeman
| |
Literaire prijzen in Vlaanderen
Leonard Nolens - De tweejaarlijkse poëzieprijs van het tijdschrift De Vlaamse Gids werd voor 1984 toegekend aan de 37-jarige Leonard Nolens, uit Antwerpen, voor zijn dichtbundel Vertigo, verschenen bij de uitgeverij Manteau. De jury, die was samengesteld uit Willem M. Roggeman, voorzitter, en Ben Cami, Walter Haesaert en Willy Tibergien, besliste aldus met eenparigheid van stemmen.
De prijs, die 1100 gulden (20.000 fr.) bedraagt, zal op 15 september worden uitgereikt tijdens de Dagen van De Vlaamse Gids, die te Oostende worden gehouden.
Leonard Nolens werd geboren te Bree in Belgisch Limburg op 11 april 1947. Hij is thans te Antwerpen werkzaam als free lance vertaler. In 1969 gaf hij een eerste dichtbundel uit, Orpheushanden, die onopgemerkt bleef.
Zijn officieel debuut maakte hij pas in 1973 met de bundel De muzeale minnaar die trouwens in 1974 werd bekroond met de prijs van het beste literaire debuut. Toch werd deze bundel nog met gemengde gevoelens onthaald door de critici. Liefde en dood, evenals de verbondenheid met de aarde vormen de hoofdthema's van deze gedichten, waarin nog vaak een neiging tot barok taalgebruik merkbaar is.
In 1975 publiceert Leonard Nolens de bundel ‘Twee vormen van zwijgen’, waarin de dood en de radeloze poging om te overleven in de taal centraal staan.
Pas in de bundel Incantatie uit 1977 heeft Nolens zijn ware stem gevonden. Hij schrijft breed uitdeinende, statig vloeiende verzen, die stilistisch doen denken aan sacrale teksten. De belangrijkste bundel Alle tijd van de wereld uit 1979 draagt als ondertitel ‘een poëtica’. Maar bij Nolens vallen poëtica en ethica steeds samen.
De titel van de bekroonde bundel Vertigo verwijst naar de duizeling, die de dichter bevangt bij de gelijktijdige aanwezigheid van tegenstrijdige gevoelens en inzichten. De dichter ervaart het leven als een ballingschap temidden van de alledaagsheid. De liefde wordt tevens ervaren als een middel om de ontoereikendheid van de werkelijkheid te verlaten.
Leo Pleysier - De Arkprijs van het Vrije Woord wordt jaarlijks toegekend door de redactieleden van het intussen ter ziele gegane Nieuw Vlaams Tijdschrift. Dit jaar ging de prijs naar Leo Pleysier voor zijn roman Kopin Kas, verschenen bij De Bezige Bij.
De bekroonde roman vormt het sluitstuk van een trilogie, die in 1978 begon met De razernij der winderige dagen en in 1981 werd voortgezet met De weg naar Kralingen.
Pleysier, die in 1945 te Rijkevorsel in de Kempen werd geboren, won vroeger al de Streuvelsprijs voor zijn debuutroman Mirliton, die verscheen in 1971. Hij publiceerde nadien nog Niets dan schreeuw (1972) en Negenenvijftig (1975). In de thans bekroonde roman en in de andere twee delen van het drieluik tracht Leo Pleysier in het reine te komen met zichzelf, zijn geboortestreek en de wereld. De jury waardeerde vooral ‘het ontvoogdend karakter van zijn werk’ en was van oordeel dat Pleysier ‘in zeer verzorgd en volstrekt eigentijds proza geduldig ingaat tegen een aantal benauwende clichés waarmee het platteland nog steeds is omhangen’. Tegelijk toont de auteur volgens de jury ‘dat de stad niet de enige plaats is waar een modern bewustzijn tot ontplooiing kan komen’.
Willem M. Roggeman
| |
Korenbloemen: nieuwe serie studies
De vakgroep Historische Letterkunde van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam heeft een nieuwe serie publikaties tot stand gebracht onder de naam Korenbloemen. Het is de bedoeling dat deze serie publikatiemogelijkheden biedt voor opvallende werkstukken die in het kader van de opleiding aan het Instituut voor Neerlandistiek ontstaan zijn.
Als Korenbloemen 1 is verschenen: Wilma van Engeldorp Gastelaars, Ic sal u smiten op uwen tant. Geweld tussen man en vrouw in laatmiddeleeuwse kluchten (1984, 171 pp., ill.). Als Korenbloemen 2 verscheen: Nico Oudejans, De jood in de middelnederlandse literatuur. Een onderzoek naar de jood als type in de letterkunde tot 1600, met een nadruk op exempelen (1984, 107 + 45 pp., ill.).
De publikaties zijn verkrijgbaar op het Instituut voor Neerlandistiek, afdeling Documentatie Nederlandse Letterkunde (DNL; Herengracht 330, kamer 407 tot juli 1984; kamer 463 van het nieuwe instituut aan de Spuistraat 134 vanaf september 1984), voor ƒ 15, - (dl. 1) en ƒ 13, - (dl. 2). Ze zijn ook per post verkrijgbaar na girering van ƒ 21, - voor dl. 1 en/of ƒ 19, - voor dl. 2 (incl. verzendkosten) op postgiro 4742010 ten name van Bibliothecaris Instituut voor Neerlandistiek te Amsterdam.
PJV
| |
50 jaar Salamanderpockets
In september a.s. zal het 50 jaar geleden zijn dat de eerste Salamanderpockets van uitgever Querido verschenen. In september 1934 verschenen er zes tegelijk: oorspronkelijke of vertaalde romans van A.M. de Jong, Anne van Gogh-Kaulbach, Herman Heijermans, Johan de Meester, Henri Barbusse en Georg Hermann. De reeks was opgezet om goede en goedkope literatuur in een grote oplage aan het publiek aan te bieden. Ongetwijfeld had de toenmalige uitgever, Em. Querido, ook sociale bedoelingen met zijn
| |
| |
reeks, waarin hij ‘de beste oorspronkelijke en vertaalde romans’ wilde brengen. Hoewel ook auteurs van andere fondsen werden opgenomen in de Salamanderreeks, overheersen toch de Querido-auteurs om voor de hand liggende redenen, waarvan auteursrechtkwesties de belangrijkste zijn. Sinds enkele jaren worden ook nog slechts Nederlandstalige auteurs opgenomen.
Een van de eerste speciaal voor de Salamanderpockets geschreven romans was A. den Doolaards Wampie, de roman van een zorgeloze zomer (1938), geschreven na enig aandringen van Querido. Den Doolaard haalt in zijn bijdrage aan het jubileumboek, Het Salamanderboek 1934-1984, herinneringen op aan zijn rol bij de Salamanderpockets. Dit jubileumboek, dat waarschijnlijk in juni van dit jaar verschijnt, bevat naast de genoemde bijdrage, korte artikelen van Kees Fens en Piet Grijs, en een historisch overzicht van Jan Kuijper. C.J. Aarts stelde de bibliografie samen van de verschenen Salamanders, inclusief de registers op auteurs, inleiders, omslagontwerpers, etc. Behalve met dit jubileumboek wordt het vijftigjarig bestaan van de reeks gevierd met de uitgave van Het Salamanderkwartet, dat vanaf april van dit jaar in de boekhandel verkrijgbaar is. Vier omslagontwerpen in kleur van één kunstenaar voor vier verschillende auteurs vormen één kwartet van de totaal dertien die ermee te maken zijn. Mag ik van u van Dolf Zwerver Louis Paul Boons Dag aan dag?
GvB
| |
Het 38e Nederlandse filologencongres
Op 16 en 17 april, twee van de schaarse mooie dagen van het afgelopen voorjaar, werd in het letterenhoekje van het Nijmeegse universiteitscomplex Heijendaal het 38e Nederlandse filologencongres gehouden. Daar op het Erasmuspleintje en in de daaromheen gegroepeerde ruimten van de a-faculteit, ontmoette ‘iedereen’ uit de literatuur-, taal- en cultuurwetenschap ‘iedereen’ bij de koffie, de goedverzorgde maaltijd en de meer dan vijftig uitgelezen voordrachten. In zijn openingsrede, getiteld ‘Heer en Vader; de wetenschapper in de knel’, ging de voorzitter van het congres, de arabist prof. dr. J.R.T.M. Peters, in op de positie van de awetenschappen. Nog steeds, zo stelde hij, ondermijnen verwijten over gebrek aan maatschappelijke relevantie en overmaat aan filologische navelstaarderij de vanzelfsprekendheid van het onderzoek. Zelf gaf hij vervolgens, in de vorm van een vergelijking van een tekst uit de koran met het Onze Vader, een aardig voorbeeld van het tegendeel. Trouwens, het hele congres vormde in zekere zin een weerlegging van dit soort bezwaren door de duidelijke neiging aan te haken bij actuele onderwerpen en problematiek, en door een zekere mate van multidisciplinaire aanpak.
Wat de verschillende lezingen betreft, kan er natuurlijk geen sprake van zijn dat een verslag als dit meer geeft dan enkele indrukken. Uitvoeriger informatie vindt men in de Handelingen van het congres, die tegen het eind van het jaar zullen verschijnen.
Van de twaalf afdelingen en secties waren er zes geheel aan literatuur gewijd. In de afdeling ‘Décadence’ beet professor Elrud Ibsch de spits af met een druk bezochte voordracht over de verhouding tussen ‘Decadentie’ en allerlei omringende -ismen, zoals realisme, naturalismen, symbolisme en estheticisme. Haar karakterisering dat de Decadentie als literaire stroming gekenmerkt wordt door een esthetisering van de ethiek, kreeg extra diepgang door de kanttekening dat men vraagtekens kan zetten bij de progressiviteit van het mensbeeld dat aan deze beweging ten grondslag ligt. Enigszins overdonderd door de waterval van haar eruditie, mochten de toehoorders tijdens de volgende lezingen binnen deze afdeling - o.a. van Johan Polak over ‘De uitstraling van Oscar Wilde over de Nederlandse letteren’ - een en ander nader proberen af te wegen.
‘Maecenaat en censuur’ was de titel van de andere afdeling die geheel aan literatuur was gewijd. Van oudheid tot en met pruikentijd werden de maatschappelijke middelen besproken waarmee de literaire produkten in positieve of negatieve zin werden gemanipuleerd. Uw verslaggeefster bezocht hier alleen de lezing van Resoort, die vertelde hoe volksboeken zoals Tijl Uilenspiegel, die in het onderwijs werden gebruikt als aantrekkelijk illustratiemateriaal, tegen het eind van de 16e eeuw onder invloed van veranderde pedagogische inzichten met name in Zuid-Nederland onder de censuur gaan vallen.
| |
| |
De moderne literatuur kwam vooral in de secties aan de orde, met name in de sectie ‘Literaire vertalingen’ - met onder andere een bijdrage van Ruitenbeek over Slauerhoffs Yoeng Poe Tsjoeng -, en in de sectie ‘Literaire kritiek’, waarin eigenlijk alle sprekers de positieve invloed van de literatuurwetenschap op de kritiek onderstreepten.
Ter gelegenheid van het Willem van Oranje-jaar was er ook een sectie ‘Willem van Oranje en de literatuur’, uiteraard domein voor historisch letterkundigen. Den Besten, vorig jaar gepromoveerd op het Wilhelmus, onderstreepte nog eens met klem van (nieuwe) redenen het auteurschap van Marnix van Sint Aldegonde. Waterschoot liet zien hoe de prins met feestelijke straatvertoningen vol bijbelse en mythologische voorstellingen werd ontvangen in Brussel en Gent. En Haitsma Mulier en mevrouw Smits-Veldt behandelden de beeldvorming rond de prins in respectievelijk de 17e en 18e eeuw.
Een sectie over ‘De vrouwelijke kunstenaar’ tenslotte mocht, gezien de woorden van de voorzitter, niet ontbreken. Het waren allen buitenlandse vrouwelijke auteurs die besproken werden, en geen van allen feministische stereotiepen, maar vrouwen die op eigenzinnige en briljante wijze aan werk en bestaan vorm wisten te geven. Ging het in deze sectie heel expliciet om de cultuurkritische implicaties van literatuur, eigenlijk was deze dimensie op een of andere manier wel bij alle lezingen van dit congres aanwezig. Waarmee de literatuurwetenschap haar bestaansrecht nog eens duidelijk onderstreepte, als dat nog nodig mocht zijn.
Marijke Spies
| |
Reinaert-optocht Hulst 16 september 1984
Op zaterdag 16 september a.s. zal de Zeeuwsvlaamse stad Hulst het toneel zijn van een Reinaert-ommeganck. Na een onderbreking van een aantal jaren is in 1980 de Reinaert-traditie in Hulst weer opgevat in het kader van de viering van 800 jaar stadsrechten. In 1982 werd een openluchtspel opgevoerd; nu wordt het voor de zesde maal een optocht. Hoe groots het gebeuren gaat worden, blijkt wel uit de begroting van rond ƒ 170.000, - en een aantal van 700 medewerkers. De toneelregie berust bij de Hulstenaar Piet Verwer; de geluidsregie is in handen van Pol Vereecken uit het Belgische St. Pauwels.
Dit jaar zal het accent niet zozeer liggen op de literaire betekenis van de Reinaert, alswel op ermee verbonden historische en moralistische aspecten. De ommeganck zal bestaan uit drie hoofddelen.
In het historische deel wordt getoond hoe de samenleving in Hulst en omgeving er uitzag, hoe de adel reageerde op het Reinaert-verhaal en wat de reacties waren van de bevolking van Hulst.
Het middendeel is het langste: in dit Reinaert-deel wordt het verhaal beeldend weergegeven met het accent op het statige,
Reinaert-ommeganck 1980
het boertige en schalkse, zoals dat in het verhaal tot uitdrukking komt. Getoond worden alle dieren uit het epos, het hof van Koning Nobel en belangrijke onderdelen uit het verhaal zoals: Cuwaert die het credo leert zingen, de begrafenis en het graf van Coppe de hen, de jacht op de beer, de biecht van Reinaert, Cuwaert de kater bij de muizen, de tocht langs het nonnenklooster, de veroordeling en vrijspraak van Reinaert en de ontknoping als Belijn terugkeert.
Het derde deel is het moraal-deel, waarin gepoogd is aan te geven dat het Reinaert-verhaal tijdloos is en dat het de mens - ook nu nog - een spiegel voorhoudt.
De ommeganck trekt op 16 september rond binnen de wallen van de oude stad, beginnend bij het Prince Bolwerk. Via Van Waesberghestraat, Houtenkwartier, Minderbroedersstraat, Dubbele Poort, Godsplein, Moervaartstraat, Nieuweweg, Schuttershof, Klein Bagijnestraat en Cornelus de Vosstraat gaat de stoet naar de Grote Markt waar het gebeuren vanaf een tribune gadegeslagen kan worden. Via Steenstraat, Van Waesberghestraat en Gentsepoort, waar het Reinaert-monument staat, gaat het weer terug naar het Prince Bolwerk.
PJV
| |
Prijsvraag Teylers Genootschap
De al sinds 1778 in Haarlem gevestigde Teylers Stichting, die als doelstelling heeft het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek, heeft een nieuwe prijsvraag uitgeschreven op het gebied van de Nederlandse letteren. Gevraagd wordt ditmaal een studie over prosodische aspecten van Nederlandstalige poëzie, d.w.z. over alle verschijnselen die samenhangen met de accentverdeling binnen het vers of het gedicht. De studie kan betrekking hebben op het werk van een of meer dichters vanaf de 12e eeuw tot heden, maar ook gericht zijn op poëzie uit een of meer tijdvakken, of behorende tot een of meer genres of subgenres, ofwel voortkomende uit een of meer literaire stromingen.
Het antwoord moet bestaan uit een langere studie in de vorm van een of meer nog ongepubliceerde artikelen, of uit een al dan niet publiceerbare inleiding van ongeveer vijf pagina's, vergezeld van een of meer publikaties, merendeels
| |
| |
verschenen gedurende de laatste drie jaar vóór 1 januari 1987 en waarvan de indiener de auteur of een der hoofdauteurs is.
De prijs bestaat in een gouden erepenning op de stempel des Genootschaps geslagen. Voor publikatie van het bekroonde werk dient de auteur te zorgen. Inzendingen vóór 1 januari 1987 aan de Directeuren van Teylers Stichting, Damstraat 21, 2011 HA Haarlem. Op dit adres kan men ook nadere gegevens krijgen over genoemde prijsvraag én over nog andere lopende prijsvragen, zoals die van 1983 betreffende een historische studie over wetenschapsbeoefening in Nederland in de 17e en/of 18e eeuw.
PJV
| |
Toneel en tekst
Het uitgeven van toneelteksten heeft in veel Europese landen een zeer lange traditie. Dat geldt echter niet voor ons land: het te kleine taalgebied met een te kleine (top) laag, die in toneel is geïnteresseerd, zou dergelijke uitgaven totaal onverantwoord maken. Bovendien zou de kwaliteit van de teksten te laag zijn om tot uitgave over te gaan. Het resultaat: een volstrekte leegte in de boekenkast als het om moderne toneelteksten gaat. Klassiekers (zoals Vondel) zijn nog wel te krijgen, maar alleen in gepeperd geprijsde uitgaven die sterk literair-historisch van aard zijn en het theatrale aspect van de tekst verder maar achterwege laten. Dat is jammer, want zo krijgt Nederland nooit een toneeltraditie. Teksten van bijv. Aug. Defresne en Jan Staal, die in hun tijd enorm veel succes oogstten en bovendien nog zeer leesbaar (en wellicht: speelbaar) zijn, zijn al jaren uit ons perspectief verdwenen omdat ze niet uitgegeven werden. Gelukkig lijkt de laatste jaren een verbetering in deze situatie op te treden. De meeste Nederlandse gezelschappen zijn - al dan niet in samenwerking met de International Theatre Bookshop in Amsterdam - ertoe overgegaan om de teksten van hun voorstellingen te publiceren. Hierdoor is het grootste deel van het repertoire dat de afgelopen jaren is gespeeld, in druk verschenen.
De boekjes zijn simpel uitgevoerd: vrij grof papier en een eenvoudige kartonnen kaft. Omdat ze meestal al dienst doen als programmaboekje bij de voorstelling is de tekst aangevuld met bijzonderheden over de auteur, informatie over wat anderen over het stuk geschreven hebben en iets over het regie-concept waarmee de regisseur aan het werk is gegaan. Al met al een zeer aantrekkelijk geheel, voor een prijs die schommelt rond de ƒ 7, -. In middels telt de lijst van de via de International Theatre Bookshop verkrijgbare titels al meer dan 100 nummers. Het zou ondoenlijk zijn ze allemaal te noemen: we volstaan dus met een greep uit de Nederlandstalige titels: naast Vondels Lucifer en Adam in ballingschap vindt men Ger Thijs' De kwekeling en Winkeldochters, Een sneeuw van W.J. Otten, Hofscènes van Karst Woudstra en Het marmeren graf van Louis Ferron. Natuurlijk kan Hugo Claus niet ontbreken met De bezetenen, evenals U bent mijn moeder van Joop Admiraal.
De activiteiten van de International Theatre Bookshop verhinderen niet dat ook de ‘gewone’ uitgeverijen steeds vaker toneelteksten publiceren. De Bezige Bij - altijd al de witte raaf onder de uitgeverijen als het om toneel gaat - heeft Hugo Claus en Wim T. Schippers in huis. Jeroen Brouwers publiceerde Zonder onderschriften en Gerrit Komrij Het chemisch huwelijk (De Arbeiderspers). Heel curieus is de uitgave van In duizend verzen, vier Wagenspelen die Anna Blaman in de jaren vijftig schreef. Hetzelfde kan gezegd worden van drie op improvisatie gebaseerde stukken van Het Werkteater, die bij Van Gennep verschenen. Wie, tenslotte, nog iets meer wil weten over het métier van toneelschrijver kan zijn licht opsteken in een door Carel Alphenaar e.a. samengestelde bundel interviews, die onder de titel De goden van het theater bij uitgeverij Harlekijn is verschenen.
Jos van Assendelft
| |
Weyerman en Vianen
Op 18 december 1738 poogde de toenmalige gemeentepolitie van de vrijplaats Vianen de meest beruchte Nederlandse satiricus aan te houden. Dit lukte niet zonder meer: de verdachte Jacob Campo Weyerman (1677-1747) was groot, sterk en bovendien zeer heetgebakerd. De krasse eenenzestigjarige wist aanvankelijk de hand der Wet te ontkomen door over een tuinmuur te klauteren naar de buren. Na zijn arrestatie werd Weyerman op 24 december 1738 aan het Hof van Holland uitgeleverd en naar de Voorpoort te Den Haag overgebracht, die hij nooit meer levend zou verlaten. Jacob Campo Weyerman was schilder van beroep. Pas op zijn drieënveertigste begon hij met de publikatie van zijn satirisch, libertijns, erotisch en spotziek proza waarmee hij zijn lezers eerder placht te vermaken dan te instrueren. Hij werd de auteur van eenmanstijdschriften als De Rotterdamsche Hermes, Den Vrolyke Tuchtheer en De Doorzichtige Heremiet en van historische werken als De Historie des Pausdoms en de Levens-beschryvingen der Nederlandsche Konstschilders. In zijn werk hield hij zich gaarne bezig met de zelfkant van het bestaan, met dieven en falsarissen.
Weyerman is waarlijk de tegenpool van de vrome, keutelende Nederlandse auteur die breeduit en gemakkelijk schrijft voor een zo ruim mogelijk publiek. Ook zijn stijl, die door een lezer wordt ervaren ‘als een verplicht onafgebroken kijken naar het afsteken van vuurwerk’ (Hanou), kan behoorlijk vermoeiend zijn.
Om de vermoeide lezer tegemoet te komen is - 300 jaar na de geboorte van Weyerman - in 1977 de Stichting Jacob Campo Weyerman (het jcw) opgericht. Deze stichting geeft een boeiend tijdschrift uit dat driemaal per jaar verschijnt. Vrienden van de stichting ontvangen dit tijdschrift gratis en raken ermee thuis in het werk van Weyerman en in dat van andere Verlichtingsauteurs. Met financiële steun
| |
| |
Frontispies exemplaar UB Amsterdam
van de stichting worden ook heruitgaven van Weyermans werk bezorgd die door vrienden tegen gunstige voorwaarden kunnen worden verworven.
Nog andere activiteiten ontplooit de stichting: elk jaar in januari wordt in Amsterdam een jaarvergadering georganiseerd waarop lezingen worden gehouden die aan Weyermans werk in het bijzonder en aan de Verlichting in het algemeen zijn gewijd. Zo werd in januari j.l. een lezing gehouden door de Newyorkse historica, prof. M. Jacob. Iedere zomer wordt een expeditie georganiseerd naar een plaats die van belang is voor de Weyerman-studie: op zaterdag 18 augustus a.s. zullen de Weyerman-vrienden of Campisten te gast zijn in Vianen. Op het programma staan voor 's ochtends een aantal lezingen over Weyerman en Vianen en voor 's middags een rondleiding door de eertijds beruchte vrijplaats onder de leiding van een plaatselijke geschiedkundige, tevens vriend van de Stichting.
Geïnteresseerden in de Nederlandse Verlichtingsliteratuur worden hierbij uitgenodigd om zich op te geven als vriend van het JCW. De jaarlijkse bijdrage voor student-vrienden is ƒ 15, - en voor niet-studenten: ƒ 25, -. Opgave als vriend kan telefonisch op 080-776173 (P. Altena) of schriftelijk bij: Stichting Jacob Campo Weyerman, Postbus 16732, 1001 RE Amsterdam.
K. Bostoen
| |
Louis Couperus-restauratie
Op 19 april van dit jaar werd de complete Louis Couperus-collectie van mevrouw W.M.S. Pitlo-van Rooyen te
Amsterdam overgedragen aan de Stadsbibliotheek van Deventer. Deze unieke collectie omvat niet alleen alle werken van Couperus, eerste en latere drukken of uitgaven, maar ook vertalingen en materiaal over de schrijver, zoals knipsels, artikelen uit tijdschriften, brochures, documenten, etc. Mevrouw Pitlo-van Rooyen, die deze verzameling sinds de oorlogsjaren bijeen heeft gebracht, koos voor de Stadsbibliotheek van Deventer om een aantal redenen. Deze bibliotheek geniet een zekere vermaardheid op bibliografisch gebied; de collectie is daar zeker in goede handen. Maar bovendien is het een bibliotheek van beperkte omvang waarin de verzameling niet het risico loopt ondergesneeuwd te raken, zoals bij grotere bibliotheken het geval zou kunnen zijn.
Hoezeer deze keus dan ook te begrijpen valt, jammer blijft het dat het materiaal niet in het Letterkundig Museum is terechtgekomen. Het daar sinds kort gevestigde Bureau basisvoorziening tekstedities zou een grote steun in de rug gekregen hebben bij de voorbereiding van de nieuwe uitgave van het volledig werk van Louis Couperus. De voorzitter van de redactieraad voor deze uitgave, dr. Karel Reijnders, heeft na het terugtreden van de oorspronkelijke redacteur van deze uitgave, Frans A. Janssen, de toezegging verkregen dat het bureau een medewerker zal vrijmaken voor dit werk voor de duur van drie jaar. Het eerste deel van deze uitgave zal dan ook naar verwachting in 1987 verschijnen. Daarmee zal dan een begin gemaakt zijn met een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde kritische leeseditie, de eerste die echt aanspraak kan maken op de titel Verzameld Werk Louis Couperus. De uitgave zal tot stand komen dankzij de ge- | |
| |
foto hans muus
Graf Couperus, Oud Eik en Duinen, Den Haag
meenschappelijke inspanningen van de uitgevers Atheneum-Polak & Van Gennep en L.J. Veen, die toevallig beide in het verschijningsjaar van het eerste deel hun jubileum vieren.
Intussen gebeurt er meer rond Louis Couperus. Bouke Jagt is een geldinzamelingsactie begonnen met het doel het graf van Couperus een opknapbeurt te geven. Hij benaderde daartoe een veertiental uitgeverijen in de hoop zo zesduizend gulden bijeen te krijgen, het bedrag dat daarvoor ongeveer benodigd zou zijn. De zaak van Jagt wordt inmiddels behartigd door de Vereniging van Letterkundigen. Hoewel reeds enkele uitgevers positief gereageerd hebben (L.J. Veen, Manteau, Querido), zijn er inmiddels ook negatieve reacties op het plan gekomen. Prof. dr. F.L. Bastet is van oordeel dat het graf van Couperus een pure familieaangelegenheid is en acht deze acties alleen gerechtvaardigd voor auteurs die langer dan 100 jaar dood zijn of waarvan het graf een nationaal monument genoemd kan worden. Ook Geert van Oorschot reageerde afwijzend. Hij vindt alleen verwaarloosde graven de moeite van het bezichtigen waard. - Inmiddels blijkt het graf zijn opknapbeurt te hebben gekregen (zie foto). Van Oorschot hoeft er dus niet meer naartoe.
GvB
| |
Comité Van Schagen
Kort geleden is het ‘Comité Van Schagen’ opgericht met het doel te komen tot de uitgave van nog niet eerder gepubliceerd en moeilijk verkrijgbaar werk van J.C. van Schagen. Het comité is als volgt samengesteld: G.A. de Kok (voorzitter), Kl. Laansma (secretaris-penningmeester), M.P. de Bruin, Simon Carmiggelt, Anton Korteweg, Andreas Oosthoek, Hans Redeker, M.C. Verburg en Hans Warren. Men stelt zich ten doel de uitgave te begeleiden en financieel mogelijk te maken. Het project zal drie delen omvatten van ongeveer 290 bladzijden; elk deel zal worden verlucht met beeldend werk van Van Schagen.
Deel i bevat de poëzie en zal in het voorjaar van 1985 verschijnen; deel ii zal de correspondentie en het proza bevatten en in het najaar van 1985 verschijnen; deel iii zal vooral biografisch, bibliografisch en fotografisch materiaal bevatten en in het begin van 1986 het licht zien. Een redactiecommissie bestaande uit Wim Hazeu, Anton Korteweg, Fons Oltheten, Harry Scholten en Monica Vooren is verantwoordelijk voor de samenstelling van de delen. Berend Wineke zal de selectie voor het poëziedeel verzorgen.
Ook al is reeds een klein bedrag aan subsidie toegezegd door het ministerie van wvc, er zal nog veel geld nodig zijn om het project te realiseren. Dat is dan ook de reden dat het comité een voorintekening mogelijk heeft gemaakt op het werk, waarbij verschillende mogelijkheden worden geboden. Men kan kiezen uit de volgende aanbiedingen:
1. | Voor ƒ 100, - kan men intekenen op de drie delen Van Schagen, die alleen voor voorintekenaars gebonden, genummerd en gesigneerd zullen worden. |
2. | Voor ƒ 200, - ontvangt men naast de drie delen Van Schagen tevens een vloeisel (kleine unica) van de kunstenaar/auteur. |
3. | Voor ƒ 300, - ontvangt men naast de drie delen een keuze uit:
a. | een vloeisel (grote unica), of |
b. | een kalligram (unica), of |
c. | een ets (rivierlandschap, lijnets, max. 20 exemplaren), of |
d. | een lino (Veere in de jaren dertig). |
|
4. | Voor ƒ 400, -, ƒ 700, - of ƒ 1000, -, naast de drie delen, een kleinere of grotere monotype-unicadruk of een grote kalligram-unica van Van Schagen. |
Men kan ook op meer dan één combinatie intekenen. Het grafisch werk van Van Schagen is echter niet los verkrijgbaar.
Bestellingen kunnen worden verricht door overschrijving van de genoemde bedragen op postrekening 56.01.790 t.n.v. Comité Van Schagen te 's-Gravenhage en wel vóór 1 oktober 1984. Bij de overschrijving dient de keuze duidelijk vermeld te worden met behulp van de gegeven nummering (1, 2, 3a, 3b, 3c, 3d of 4).
Het comité hoopt door deze voorintekening duidelijkheid te verkrijgen over de mogelijkheid van het project. Mocht de uitgave onverhoopt niet doorgaan, dan wordt het overgemaakte bedrag terugbetaald. Voor nadere inlichtingen kan men zich wenden tot het secretariaat van het comité: Ananasstraat 87, 2564 SN ś-Gravenhage, tel. 070-688120.
GvB
Suggesties voor deze rubriek aan: Instituut voor Neerlandistiek Spuistraat 134, kamer 456 (afd. DNL), 1012 VB Amsterdam
|
|