drietal 38 c.M. geschut, wordt door een enkele persoon zonder eenige inspanning in beweging gezet. Zooals Engels met recht opmerkt, zijn ‘niet slechts het vervaardigen van het oorlogsschip, maar ook de bewegingen zelf van dit geweldsinstrument ter zee, tot een tweede moderne industrie geworden’.
Slechts een groote, industrieele natie kan een moderne oorlogsvloot bouwen, herstellen en onderhouden. Maar om zoo'n gecompliceerd materiaal te beheerschen, heeft men specialisten noodig. De matroos, zooals hij in de roman is te vinden, die hoog in de lucht vaardig zijn handwerk verricht, bestaat niet meer. De honderden menschen van de bemanning zijn ingedeeld in mecaniciens, stookers, electriciens, torpedisten, radiotelegrafisten enz.
Samenvattend kan men zeggen, dat, terwijl de landsoldaat, die in 't leger zijn beroep uitoefent, een uitzondering is, de matroos daarentegen, niettegenstaande zijn uniform, arbeider blijft, arbeider, die werk verricht, dat in alle opzichten gelijk of nog moeilijker is, als dat, wat hij vóór zijn intrede in de marine verrichtte. Hij behoudt hierdoor de mentaliteit van den arbeider, d.w.z. de mentaliteit van strijd en weerstand tegen de ondernemersklasse, door eigen kollektieve kracht.
Maar dat is nog niet alles. De matrozen werken onder bijzonder ongunstige voorwaarden. Ze zijn hermetisch in geheel afgesloten ruimten opgesloten; in sommige heerscht een temperatuur van 40 tot 50 graden. In andere, zooals in de munitieruimten, hangt steeds een sterke aetherlucht; in de, van de lucht afgesloten, radiohutten wordt de lucht kunstmatig toegevoerd. Zij werken daar dagelijks 12 uur in 2 ploegen van zes uur. De hygiënische voorwaarden zijn afschuwelijk en de voeding zeer onvoldoende en vaak slecht toebereid. Hier nog: na de lange dagen, die de matroos ononderbroken op zee in de ware gevangenis die deze staalkisten van schepen zijn, doorbrengt, mag hij maar voor enkele uren en onder bepaalde voorwaarden naar land gaan. Hij wordt steeds bewaakt door zijn meerderen en de wachten, die een ware militaire politie vormen.
De jonge arbeider, die in deze positie komt, en plotseling het betrekkelijk vrije leven verliest, dat hij in de groote stad geniet, verdraagt de kwellingen, de chicanes en de algemeene verhoudingen aan boord slechts met ongeduld. Hij buigt zich er niet alleen niet voor, maar vanaf den eersten dag gaat hij er instinktief tegen in.
Hij werkt in gemeenschap: bij het hoornsignaal 's morgens en 's middags gaan honderden menschen aan den arbeid, alsof ze bij het gillen der fabrieksirene door de fabrieksdeur stroomen. Alles draagt er toe bij, bij den matroos de indruk te wekken, dat hij nóg meer geïndustrialiseerd arbeider is, dan vóór zijn komst hier. Daarom is het heel natuurlijk, dat de bemanning, die steeds meer in de industrie-centra aangeworven wordt, zich instinctief, op dezelfde wijze en met dezelfde middelen tegen de chicanes, de overmatige arbeid, of de onvoldoene voeding kant, als de fabrieksarbeider n.l. met de kollectieve strijd, staking enz.
Tegenover de proletarische matrozen staan meerderen met een mentaliteit, diametraal tegenovergesteld aan de hunne.
Tusschen de scheepsbouwindustrie, de zware industrie en de petroleum trusts eenerzijds en de groote heeren der marine bestaan de nauwste verbindingen.
Daarom begrijpt men, waarom tusschen de beide tegenover elkaar