Liederen der orde van St. Peter, voor de loge De zon
(1781)–Anoniem Liederen der Orde van St. Peter, voor de loge De zon– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
[pagina 85]
| |
Nu is't Geen twist,
Bij ken____nis van re__den,
Als of men naar ar____
__beid niet vro_lijk zijn kon. Zo
vult dan de be_kers met Nectar en
klinkt. Op 't welzijn der Broedren is't
| |
[pagina 86]
| |
dat men thans drinkt; 't Is im__mers
ver__ruk__kend, deez' Een_dragt te
zien. Dit zoet, Vol__doet,
En moe___digt de Le__den,
Om ver___der de han-
den el___kan___der te bien.
| |
[pagina 87]
| |
Laat vry
't Gety
Zich woedend vertoonen;
Want de Orde van Peter weet wie het bestiert.
Nooit vreest
Haar geest,
Die veilig kan woonen
Daar Reden den Tempel gesticht heeft en ciert.
Wy roemen die Orde, der Vriendschap gewyd,
Van al, wat heur Haaters haar wenschen, bevryd.
Van blinde Prophaanen is dit ons besluit:
Men slyt'
Zyn tyd
Niet met hen te hoonen,
Maar sluite die Dwaazen van 't Broederschap uit.
Verheugd
Vol vreugd
Als Broeders verbonden,
Verpletten wy tweedragt, geveinsdheid en nyd,
En hand
Aan hand
Getuigt, op wat gronden
De Vrindschap gesticht is, die nimmer verslyt,
Zo plegtig als zuiver en teder verknocht.
Ziet, Broeders, den Keten der Eendragt volwrocht.
Geen Broederschap, wat men van anderen giss',
ô Neen!
Geen een
Word ergens gevonden.
Zo edel als onze Vergadering is.
|
|