Verwijzingen naar bijbelplaatsen
Verwijzingen naar bijbelplaatsen die in de marge zijn afgedrukt, zien er als volgt uit:
Matth. xiiij d |
ij Petri iiij.c |
De Latijnse titel van het bijbelboek wordt veelal in afgekorte vorm genoemd (een Lijst van afkortingen is hieronder in de verantwoording opgenomen). Daarna volgt in Romeinse cijfers het nummer van het hoofdstuk, gevolgd door de margeletter van het gedeelte waar de betreffende verwijzing of locus parallellus te vinden is. ij Petri iiij.c betekent aldus: het derde stuk van hoofdstuk 4 van de tweede zendbrief van Petrus. De interpunctie en het hoofdlettergebruik van de bijbelplaatsen kunnen variëren en zijn door ons conform het origineel overgenomen, waarbij alleen het spatiegebruik licht is genormaliseerd (zie hierboven: Spaties en punten).
De meeste verwijzingen naar bijbelplaatsen staan los in de marge naast de bijbehorende verzen. We hebben ze verwerkt in de bijbeltekst zelf door ze te plaatsen na het eerste leesteken (van links gerekend) op de regel waarnaast de verwijzing staat. Deze manier van plaatsen is formeel, niet inhoudelijk-interpretatief van aard. Soms kan het voorkomen dat een verwijzing niet exact naast het bijbehorende woord of vers staat. Door de formele plaatsing wordt ervoor gezorgd dat de kanttekeningen in de editie zijn opgenomen bij de regel waarnaast ze in de druk ook werkelijk staan.