Ligaturen en breviaturen
Ligaturen zijn in de digitale versie uitgeschreven. Zo is de ligatuur æ in Lucæ overgenomen als ae (Lucae), en de ligatuur van c en t (ct met een rondje boven de c) is weergegeven met ct (Actorum). Een veelvoorkomende ligatuur is het ampersand-teken &, oorspronkelijk een versmelting van de letters e en t. In de woorden &c., &ce. en &cet., die in de kanttekeningen voorkomen, is de ampersand cursief opgelost: etc., etce., etcet. Een enkele keer is de ampersand los aangetroffen (op de titelpagina Nieuwe Testament) en cursief opgelost als et.
In de Liesvelt is veel gebruikgemaakt van breviaturen. Deze zijn cursief opgelost. De meest voorkomende breviaturen zijn:
- eñ, opgelost als ende; |
- een vocaal met een liggend streepje erboven, opgelost als n (getogen, heeten) of m (hem, Euangelium). Een heel enkele keer neemt deze nasaalstreep de vorm aan van een trema, die op dezelfde wijze is verwerkt (vgl. bv. 2 Samuel 2:28: stont en 12:27: gewonnen). |
- een haaltje door of op de letter d of v is opgelost als er: anders, verschonen; |
- in vormen als dz, nz en schoonhz staat de breviatuur die eruitziet als een z of een kleine 3 voor een t met voorgaande vocaal. Deze breviaturen zijn conform de meest frequent uitgeschreven vormen in het origineel opgelost: dat, niet, schoonheyt (al worden ook nyet, –heit en –heydt uitgeschreven aangetroffen). |
Bijzondere breviaturen, die met name in de Latijnse incipits in het boek der Psalmen voorkomen, zijn o.m. domine, domini, dominus, eius, deus, Misericordias, anima, quia en sanctis.
De breviatuur van het persoonlijk en wederkerend voornaamwoorden hē is bij enkelvoudig gebruik opgelost als hem, bij meervoudig gebruik als hen. Dit komt overeen met het gebruik van de uitgeschreven vormen, al wordt hem sporadisch in de Liesvelt in meervoudige betekenis aangetroffen (vgl. Deuteronomium 7:2; Job 24:17; Jesaja 39:4; Handelingen 13:15). De enclitische enkelvoudige vorm is opgelost met een cursieve n (vgl. Genesis 35:14: begoten; 2 Koningen 13:6: spanden; Jesaja 59:17: setten).
Een bijzonderheid is de ambigue breviatuur in 2 Petrus 2:21: hē kennen ende afkeren. In syntactisch opzicht is dit een samentrekking van hem kennen ende hen afkeren, waarbij hem verwijst naar den wech der rechtueerdicheyt en hen de meervoudsvorm is van het wederkerend voornaamwoord (‘zich’), met als antecedent de in vers 10 genoemde hoogmoedigen. In dit geval is de breviatuur als hem opgelost.