Spaties en punten
Niet altijd is eenduidig uit te maken of er sprake is van een hele, halve of geen spatie in het origineel. Bij het digitaliseren van de tekst hebben wij in de gevallen dat het niet duidelijk is of er sprake is van een (kleine) spatie, veelal gekeken naar de context: staan de bewuste woorden elders meestal aaneengeschreven of juist niet? Zo is besloten om in Sirach 21:1 het woord bidt aaneen te schrijven, hoewel er enig tussenwit te zien is. Vgl. ook o.m. 1 Koningen, inleiding hoofdstuk 20 (scanden) 1 Koningen 20:15 (lantuoochten) en Hebreeën 10:11 (dage). Omgekeerd is besloten om bv. in Matteüs 1:23 een spatie te noteren tussen Dwelc en so, hoewel deze niet of nauwelijks zichtbaar is. Vgl. o.m. ook Johannes 19:2 (op zijn) en Romeinen 9:10 (en is). Een zekere mate van subjectiviteit was soms onvermijdelijk.
Na punten en andere leestekens lieten de zetters regelmatig spaties weg, of ze plaatsten slechts een halve spatie, als dat beter uitkwam om de regel uit te vullen. Het spatiegebruik rond leestekens is in de digitale versie genormaliseerd omdat het gaat om een betekenisloos typografisch verschil. In concreto betekent dit dat er na (en niet vóór) leestekens consequent een spatie is gezet, ongeacht wat er in het origineel staat.
Een enkele keer is het spatiestaafje in het zetsel iets omhooggekomen en heeft het een afdruk achtergelaten die eruitziet als een verticaal streepje, zogenaamd gerezen wit. Dit is in de editie als een spatie verwerkt. Zie bv. 2 Samuel 5:8 (daer wt); Tobias 1:14 (gheeert was); Tobias 2:4 (broot met); Tobias 4:8 (van alle); Sirach 14:3, noot (ij.pe.); 1 Makkabeeën 6:50 (slants Sabbaoth).
Het spatiegebruik bij Romeinse cijfers en in verwijzingen naar bijbelplaatsen met hoofdstuknummers en versnummers is in de editie licht genormaliseerd. Romeinse cijfers worden meestal voorafgegaan en gevolgd door een punt (de .xij. apostelen, .vij. iaer). Bij grotere getallen wordt er ook met punten tussen de cijfers gewerkt (c.x). In deze gevallen is in de editie geen spatie geplaatst. Bij verwijzingen naar bijbelplaatsen staat er veelal een punt tussen de afkorting van het bijbelboek en het hoofdstuknummer. Deze punt heeft een dubbele functie, want hij markeert zowel de voorgaande afkorting als het volgende Romeinse cijfer. In de editie is deze punt na de naam van het bijbelboek geplaatst, gevolgd door een spatie (Math. xij., Luce. I.). Na de punten binnen een verwijzing tussen hoofdstuknummer en margeletter is geen spatie geplaatst (Matth. xiiij.d).
Bij verwijzingen naar meerdelige bijbelboeken staat vaak een punt achter het deelnummer (i.Thimo.). Achter deze punt is geen spatie geplaatst. Als er geen punt achter het deelnummer staat, hebben we wel een spatie geplaatst tussen deelnummer en boektitel (i Cor.)
Hoge punten komen in de Liesvelt af en toe voor en lijken zetfoutjes voor regulier laag geplaatste punten te zijn. Ze zijn door ons verwerkt als reguliere punten. Zie bv. 1 Samuel 15:14, 2 Koningen, inleiding hoofdstuk 23, Psalmen 83:6 en 105:12 en Wijsheid 11:15 en 11:17. Een complete opsomming is te vinden in de bijlage Editorische ingrepen.