Het Liegend Konijn. Jaargang 10(2012)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 207] [p. 207] Confessiones Ik beken, in tijden van glasbraak en stormschade lees ik, en zou vrede in alle kieren heersen dan nog zou ik lezen, om de dood en zijn ontreddering, uit weemoed en wegens onzalige liefdes, en ook van de dorst naar gods verheven onwaarschijnlijkheid. Ik beken, al het geschrevene lees ik alsof de inkt waarin het geschreven staat nog nat is, en ook beken ik dat er geen heden bestaat wanneer ik lees, noch een verleden, want daar is maar één tijd in het lezen: de eeuwig onontgonnen millennia van wat mogelijk was. Ik beken, ik hecht een naïef geloof aan de Parnassus, die veeltalig krijsende meeuwenwolk op de al te smalle richels van een verticale rotswand, en grif geef ik toe dat ik geen andere vooroudercultus belijd dan de poëzie: het dode koraal, de papieren draaikolk waarin ontvleesde stemmen slapen. [pagina 208] [p. 208] Ik beken, altijd vertrouw ik op mijn onvermogen ooit te begrijpen wat ik lees, en dat ik, al lezende, alle openbaringen herspreek, verspreek, omdat ik slechts in nesten van misverstand wil huiveren. Aan dit alles bezondig ik me, willens en wetens en herhaaldelijk. En ik beken dat ik mijn herkomst traceer tot in de puinen van de ziggoerat, tot het stof van de gevallen hangende tuinen. Schaamteloos belijd ik mijn geloof in het offer van de taal, dat klamme brood, om onzentwille. Want als zij niet open stonden, de woorden, tochtig onvolkomen, enkel vrijend met zichzelf, indien zij niet vatbaar bleken voor infectie, virulentie, incantatie, als zij niet wankelden van verval en verwachting, hoe zouden wij ons zalven met geschiedenis? Vorige Volgende