‘Op zeker moment beweerde D. zelfs dat het voelde alsof de hand niet van hem was. De hand vertegenwoordigde een deel van zijn eigen zelf dat hij zowel kwijt was geraakt als had afgewezen.’
Uit: Een geschiedenis van mijn zenuwen, Siri Hustvedt
[pagina 46]
[p. 46]
0
Ook wat aan de oppervlakte naadloos blijft, kan breken.
Strijkend over mijn huid kan ik aan de kartels
die er moeten zijn, mijn vingers maar niet openhalen.
Ik lijk zo'n pleintje waar artiesten afgronden krijten
en wie durft, half gerust schuifelt langs de rand; ik ben
het niet. Dit is mijn lijf dat een illusie rijker is en ik de vraag
hoe diep, hoe lang nog, wat als eerste uit het gat
tevoorschijn komt: de gedachte dat het been me vreemd is
of dat in wezen niemand een geheel kan zijn met alles
wat er aan hem hangt - het grootste wat je kwijt kunt zijn