Het Liegend Konijn. Jaargang 8
(2010)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
IVanuit de verte wissen licht en bomen
dit lichaam uit. Al wie me nadert,
sta ik, blackbox van tijd, in de weg.
In deze tuin, ziek van maan en zee,
ben ik gestrand. Zo zijn we hier
met veel, in wisselend licht.
| |
IILege uren trekken mos in me omhoog,
dorre blaren zoeken regenplassen op
beton. Mug of zon, een briesje, storm,
het hindert niet. Ik ben maagdelijk wit
en muur, bied geen verweer. Ik raak
een einder hoog en luchtig aan.
Voor man of vrouw, kinderen in rouw,
ben ik maar halverwege dat, onder dak.
In een schamel doek gewikkeld staat
een laatste vraag als medeklinker op.
| |
[pagina 24]
| |
IIIZo ontferm ik me over ons,
genadeloos. Wij, zienderogen
almaar blinder, maken geen verschil.
Onverschillig zie ik,
zijn we met veel
hetzelfde, in eender licht.
Slechts één deur te leen en
dicht: plof, wat stof en dood -
stil. Stil maar, het is Niets.
|
|