Het Liegend Konijn. Jaargang 7(2009)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Het geheim van Grzimek 1 In vaders boeken woonde de wereld. Hij ving hem, sloot hem op, kafte hem. Hij hield van joules, moleculen, melkwegen. Hij verachtte de wanorde van spermatozoïden en zei: ‘Het is bij de spinnen af.’ Hij bewaarde het geheim van Grzimek in een papieren kluis. Verwekking was winters vertier, Geboorte diende de zomers. Hij leerde me landschappen lezen. Op een dag veranderde zijn werkkamer (die hij zijn studio noemde) in een natte wrong van nevel, in een en al Matterhorn. Hij gaf les in de pathetiek van kleuren: het rood van moerbei en granaatappels, het zwart van syeniet, glinsterende zwavel, maansteenblauw radioactief schrabsel. Hij woonde in zijn boeken, mij tegemoet dwars door alle kalklagen van tijd en leeftijd en eenzaamheid heen. Toen hij zijn boeken sloot, sloot zich de wereld en ging ik dood. [pagina 23] [p. 23] 2 In vaders stenen woonde de wereld. Al het steen was de blauwdruk van een ster. De sterrenatlas was getekend: Grzimek - de verzamelnaam van mij buiten mij en van hem buiten hem. De wereld, zei hij, is een steen. In een steen woont de wereld. Zeg nooit steen tegen een steen. [pagina 24] [p. 24] 3 Ik ontmoet mijn vader in het Canyonland van Utah, want vaders sterven niet. Hij woont in de voormenselijke wereld. Hij woont in het gestolde duin, in steilwandige dalen als kathedralen, in de gloedwolk van vulkanen, in glooiend cederland, in de vlammende ijsbergen wanneer het weerlicht, in de stammen van verbrande bomen als pennen van een stekelvarken. Hij woont in steen gevormd door smelttuf En noemt de winden bij hun naam: hete samoem die het licht dooft, kamsin die vijftig dagen duurt, zondige harmattan, boze moesson. Hij zegt: Ik herinner me de schepping van de oerknal. Hij zegt: Wat kleiner is dan honderdduizend, is verwaarloosbaar. Hij zegt: A-toom in het Grieks is in-dividu in het Latijn, namelijk on-splijtbaar. Hij scandeert Mendelejev als een mars. Hij telt de ringen van wormen en ahornen. Hij veracht verwensingen als onkruid. Hij bewondert de nutsfactor van spinnen. Hij tekent landschappen die in keien wonen. [pagina 25] [p. 25] Het is een moordend hete augustus. De gouddelversweg rookt. Ik beklim het trillende Eiland in de Lucht, een land van zwevende stenen kappen. Ik kijk naar mijn vroegere leven als een mesa die wegdrijft. Mijn schuine schaduw stort als een eenzame ziel vederloos in de afgrond. Of iemand mij kan zeggen wat nietigheid betekent en geloof in niets? Als het laatste licht van de dag uitwaaiert over de vlakte en alle geluiden versterven, Spant mijn vader een koord tussen de sterren en danst als een echte Grzimek, want vaders sterven niet. Vorige Volgende